dinsdag 22 juni 2010

De eerste wedstrijd

Het is maandag 14 juni. Ik loop door de straten van Ponferrada. Het zonnetje schijnt. Toch is het niet uitbundig warm. Gewoon lekker weer voor een lange wandeling door de bergen. Of een fietstocht. Maar nee. Ik ben onderweg naar een kroeg. Om televisie te gaan kijken. Want de wedstrijden van het wereldkampioenschap worden hier voor het grootste deel uitgezonden door de betaaltelevisie. Thuis hangen voor de buis is er niet bij. Ach, wat geeft het? Hopelijk wordt er niet al te veel gerookt in die kroeg. Want dat is hier nog steeds toegestaan. Ieder café is blijkbaar wel verplicht een bordje op te hangen. ´Se permite fumar´ staat daarop te lezen. Roken toegestaan. En ze roken veel hier. Alsof hun leven ervan afhangt. En dan is het niet zo, zoals vroeger in Nederland, dat de rokers elke keer aan de niet-rokers vragen: ´Vind je het erg als ik er één opsteek?´ Wat dat betreft was ik wel blij toen het roken in café´s en restaurants een krachtig halt werd toegeroepen. Dat gezeur aan je kop de hele tijd.

Voor veel ramen hangen blauwwit gestreepte vlaggen. Dat zijn niet de kleuren van Spanje. En ook wonen er niet veel Argentijnen in Ponferrada. De vlaggen zijn een huldebetoon aan de lokale club. Deportiva Ponferradina is dit jaar kampioen geworden en gepromoveerd naar de Segunda División A. Dat betekent dat ze landelijk gaan spelen in de op één na hoogste competitie van het land. Bijna nergens in Ponferrada zijn de roodgele Spaanse vlaggen te bekennen. In een enkele bar heeft men een rode vlag opgehangen, de kleur van het shirt van het nationale team. Spanje is wel degelijk een voetballand. Iedereen kijkt als het nationale team speelt. Maar het ophangen van de vlag wordt hier geassocieerd met het nationalisme van de centrale staat. Men voelt zich vaak meer Bask, Catalaan, Galiciër of zelfs Berciano (iemand uit el Bierzo) dan Spanjaard.

Wat een verschil met Nederland eigenlijk. Daar zullen de straten nu wel helemaal oranje gekleurd zijn. Mensen zitten gehuld in een leeuwenpak of met roodwitblauw geverfd haar voor de televisie. Niemand die dat verbindt aan ultranationalisme of rechts extremisme. Het is allemaal voor de gein. Een onschuldig feestje. Overigens wel een feestje waar ik zelf nooit aan heb mee willen doen. Ook vandaag niet. Paars shirt, beige broek. Casual look. Maar wie weet gaat dat wel veranderen. Het schijnt dat juist expats hechten aan de tradities uit het moederland. Van de week was ik inderdaad als een kind zo blij toen ik in een supermarkt een pot zuurkool vond. Zuurkool is lekker.

Ik ben in de straat aangekomen waar het café moet zijn. El Alquimista, heet het. Binnen is het rustig. Mensen drinken hun koffie aan de bar of zitten met een aperitiefje aan een tafeltje. Slechts twee bezoekers hebben alle aandacht voor het grote scherm. Ze dragen oranje shirts. Ik loop naar hen toe. ´Hallo Nederlanders´, zeg ik. Roel en Ingrid kijken om. Roel steekt zijn hand op die gehuld is in een enorme oranje handschoen. ´Gegroet, landgenoot´, zegt hij. De wedstrijd begint al. Nederland speelt slecht. Een Engelse vriend van Roel en Ingrid voegt zich bij ons. ´Did I miss something? Did Mark van Bommel already injure someone? ´ vraagt hij.

Als het pauze is gaan we even naar buiten om op het terras een drankje te drinken. Het is nog steeds lekker weer. We praten over wandeltochten in de omgeving. Dan komt de barbediende naar buiten. ´¡Het is alweer begonnen, hoor! ¡En de Denen hebben gescoord!´ Geschrokken gaan we naar binnen en zien op het grote scherm de herhaling. Een Deense verdediger kopt via de rug van een medespeler in zijn eigen doel. Het valt ons op dat hulpcoach Frank de Boer toch vrolijk kan kijken. En ondanks het lelijke doelpunt zijn ook wij blij. Wij, de enige drie Nederlanders woonachtig te Ponferrada.