maandag 23 augustus 2010

Trots

´Het is goed om weer in El Bierzo te zijn,´ zeg ik terwijl ik nog een stukje calamar aan mijn vork rijg. ´Het eten is hier gewoon beter, hoewel de haringen in Nederland dit jaar ook goed waren.´ ¿Hoe eten jullie die haringen?´ ´Nou, gerookt, in het zuur, maar het lekkerst zijn de gezouten, rauwe haringen.´ ´¿Rauw? ¡Gadverdamme!´ We zitten lekker op een terrasje in Ponferrada wat tapaatjes te prikken en te nippen van de heerlijke rode wijn uit El Bierzo. Dan vraagt iemand: ´¿En heb je nu al een baan gevonden hier?´ ´Nee, nog niet, maar wie weet komt er wat aan.´

We raken aan de praat over de economie. In Spanje is de werkloosheid zo´n 20%. Een belachelijk hoog cijfer. ´Ik ben een wat domme emigrant´, vertel ik lachend, ´ik ben gegaan van het land met de laagste werkloosheid naar het land met de hoogste werkloosheid van Europa.´ ´¿Hoe zou dat komen dat er hier zoveel werkloosheid is?´ Ik begin een betoog over arbeidsproductiviteit en internationalisering, zoals het een leraar economie betaamt, ook al behoort die even tot het leger der werklozen. En passant breng ik de corruptie en het clientelisme ter sprake. Overheidsgeld wordt zodoende zeer inefficiĆ«nt besteed. Even is het stil. Dan zegt iemand: ´Zoals het Nederlandse team speelde in finale, dat was gewoonweg schandalig.´ Even ben ik van mijn Ć  propos door de plotselinge wisseling van gespreksonderwerp. Maar het moest er natuurlijk van komen. Als je deze zomer met een groep Spanjaarden gaat eten komt de wereldcupfinale onvermijdelijk ter sprake.

En aanvankelijk leek het zo mooi te zijn. Nederland en Spanje in de finale. ´Wat er ook gebeurt, ik heb al gewonnen´, verkondigde ik trots aan wie het maar horen wou. Niets bleek minder waar. De finale zag ik toen ik in Nederland was. In huiselijke kring, met de familie. Het was een schaamteloze vertoning. De karatetrap van Nigel de Jong. De ontstellende hypocrisie van Mark van Bommel. Zelfs de commentator deed mee. Toen Spanje eindelijk het winnende doelpunt had gemaakt, veronderstelde hij buitenspel. ´Werken tegenwoordig bij de publieke omroep gesjeesde kandidaten van Trots Op Nederland?´ vroeg ik mijn familieleden. Die reageerden niet op mijn sarcastische opmerking. Die waren voor Oranje. En buitenspel, waarom niet? Als de verslaggever het zegt! En toen ik bij het klinken van het eindsignaal mijn opluchting uitsprak over het feit dat het voetbal zelf gewonnen had in deze finale, werd mij vooringenomenheid verweten. Mijn goeie ouwe Ome Jaap sprak zelfs, schertsend weliswaar, van heulen met de vijand.

Ook hier op dit terras van Ponferrada betoon ik mij weinig vaderlandslievend. Ik ga door het stof, zou je zelfs kunnen zeggen. Zeker, Nederland verdiende te verliezen. De scheids had allang rode kaarten moeten trekken voor diverse Nederlandse spelers. Ja, Spanje was echt beter. Schitterend combinatiespel. Die Xavi, wat is die geweldig zeg. Die moet voetballer van het jaar worden. Inderdaad, Nederland was zichzelf niet; het heeft de huisstijl verloochend. Gelukkig begint iemand over vakanties. Het is immers juli. Wij vertellen over ons reisje naar Friesland. Met de trein van Amsterdam naar Enkhuizen, daarna de boot naar Stavoren, en vervolgens met de trein naar Hindeloopen.´ Allemaal met het openbaar vervoer. Dat is in vergelijking met Spanje allemaal zo goed geregeld in Nederland´ zeg ik. ´Maar zoals ze speelden in de finale, dat kon echt niet,´ zo word ik teruggefloten.
En ik begrijp dat de Spanjaarden voorlopig even helemaal geen zin hebben om de kritische meningen van een Hollander te moeten aanhoren.