maandag 21 november 2011

Steenkool


Het is een zonnige donderdagmiddag in Ponferrada. Ik loop langs de rivier El Sil naar het Nationale Energie Museum. De afgelopen maanden heb ik gezien hoe dit verwaarloosde gebouw met ingegooide ruiten langzaamaan veranderde in een uiterst modern museum. De beherende organisatie, la CIUDEN (La Ciudad de la Energía), houdt zich daarnaast ook bezig met het ontwikkelen en onderzoeken van vormen van duurzame energieopwekking, waarvan de afvang en opslag van CO2 één van de belangrijkste is. Dit kostbare project van de regering Zapatero was zeker niet onomstreden. Zo werden alle belangrijke baantjes binnen La Ciuden aan Zapatero´s partijgenoten vergeven. Vriendjespolitiek is een ernstige ziekte in Spanje.

Vandaag wordt er in het museum een zogenaamde filandón georganiseerd.  De filandón is een eeuwenoude traditie uit de provincie León. De dorpelingen verzamelen zich na het avondeten rondom een vuur voor het uitwisselen van verhalen. Vandaag wordt er over de steenkoolwinning in El Bierzo gepraat.  Het is een onderwerp dat mij aanspreekt, omdat  bij de discussie rond de toekomst van de steenkool zoveel zaken die ik in mijn economielessen behandel tezamen komen:  werkgelegenheid, economische groei, lokale ontwikkeling, globalisering, milieuvervuiling, klimaatverandering, de economische gevolgen van subsidieverstrekking, enfin, je kan het zo gek niet bedenken.

Nou ben ik hier in El Bierzo waarschijnlijk de enige tegenstander van subsidieverstrekking aan de steenkoolproducenten. Zeker, met subsidies kun je de sector in stand houden. Maar met subsidies zou je zelfs een bedrijf dat water naar de zee draagt in stand kunnen houden (vreemd eigenlijk dat water naar de zee dragen om een nutteloze daad aan te geven een Nederlandse uitdrukking is, terwijl in de Nederlandse polder water naar de zee dragen bijzonder noodzakelijk is). De steenkoolmijnen in El Bierzo zijn subsidieverslaafd, waardoor zij de concurrentie niet te lijf gaan met inversteringen en innovatie. Toen twee jaar geleden de subsidies aan de steenkoolsector dreigden te worden stopgezet, werden er gewoon geen lonen meer uitbetaald. Vanzelfsprekend volgden er demonstraties. Mijnwerkers blokkeerden de treinrails en de toegangswegen van Ponferrada. ´Deze arbeiders worden door de ondernemers gebruikt als  stoottroepen om hun subsidies binnen te krijgen´, zo concludeerde ik indertijd mezelf verbijtend in een stilstaande bus.

Als ik het lokaaltje binnenkom zie ik dat in een grote kring stoelen zijn neergezet rondom een electrisch nepvuurtje. Dit alles om de sfeer van een filandón te creëren. Op de stoelen zitten vooral oudere mannen, in sommige gevallen vergezeld van hun echtgenoten. Een vlotte presentatrice neemt het woord. Zij vraagt de oudere mannen, allen noeste mijnwerkers, hoe het vroeger was in de mijnen. Even ben ik teleurgesteld. Geen discussie over de zin en onzin van steenkoolproductie, zoals ik verwacht had. Maar als de mannen omstebeurt hun verhaal doen raak ik geboeid. Ze vertellen over hun zware arbeid, de donkerte van de mijnen, het gevaar van verstikking, de armoede, de uitbuiting, deonderlinge solidariteit als er stakingen werden georganiseerd. Eén van de mijnwerkers spreekt zijn angst uit dat de mijnen binnenkort gesloten gaan worden, waardoor hun kinderen de mogelijkheid ontnomen wordt om in de mijnsector te werken. De opmerking bevreemdt me. Zo leuk was dat werk in toch niet? Maar ik hou mijn mening voor me. Starend in de electrische vlammen luister ik naar sonore stemmen van de mijnwerkers.