maandag 31 december 2012

Tweede Kerstdag


Waarom heeft Nederland toch zo vaak twee christelijke feestdagen? Tweede kerstdag, paasmaandag, pinkstermaandag. Trouwens, van dat hele pinksteren heb ik nooit begrepen wat er nou eigenlijk precies gevierd werd. Wel accepteerde ik de extra vrije dagen altijd dankbaar, vanzelfsprekend. In Spanje is het vandaag gewoon een werkdag. Ach, hier in Nederland wordt ook aardig de hand gelicht met tweede kerstdag. Volgens mij kan ik straks gewoon uitgebreid boodschappen doen. Bijna alle supermarkten zijn open. Dat is gelukkig veranderd.
Voor stellen is het best handig, twee Kerstdagen. Eén voor de schoonfamilie, één voor de eigen familie. Maar bij ons leven die twee families wel erg ver van elkaar vandaan. Dit jaar vieren we beide kerstdagen gescheiden.

Maar gelukkig zijn er de moderne communicatiemiddelen. Via sms en videochat ben ik er achter gekomen wat heb ik in El Bierzo allemaal gemist heb. In Spanje wordt vooral kerstavond gevierd. Met uitgebreid eten, natuurlijk. Vol jaloezie vernam ik wat er allemaal op het menu stond. Diverse zeedieren. Bubbeltjeswijn uit de regio. Een heerlijk toetje. Bij de middagmaaltijd op eerste kerstdag moest er een lammetje er aan geloven. Cordero al horno; lamsvlees uit de oven. Dit laatste bericht maakte mij al veel minder jaloers, al moet gezegd worden dat mijn schoonouders dit gerecht heerlijk klaarmaken. Maar lieve help, als je ’s nachts na twaalven na een overvloedige maaltijd met de nodige wijn van tafel gaat, is het best moeilijk de volgende dag rond een uur of twee ´s middags vol enthousiasme aan te treden voor alweer een overvloedige maaltijd.

Mijn eigen middagmaaltijd van gisteren wist weinig afgunst op te wekken bij mijn wederhelft. Twee broodjes kaas en een glas melk. ‘Maar ‘s avonds gingen we er flink tegenaan’, zo vertelde ik net tijdens een lange culinaire videochatsessie, ‘toen hebben we lekker voor de hele familie Chinees gehaald.’ Ondanks het slechte beeld waren de opgetrokken Spaanse wenkbrauwen duidelijk zichtbaar. Bij Kerstmis hoort uitgebreid koken. ‘Maar wel bij de goede Chinees, hoor,’ haastte ik me nader te verklaren. Er zijn hier vlakbij twee Chinese restaurants. Een goedkope van mindere kwaliteit en een duurdere hele goede. ‘¿Met pekingeend?’ Eindelijk klonk er iets van verlangen naar een maaltijd in Nederland in haar stem door. ‘Met extra veel pekingeend,’ dikte ik aan.

En zo stond bij onze gesprekken, ondanks de vele sombere berichten over crisis, armoede en andere rampspoed, toch het eten weer centraal. ‘Als je volgende week hier bent maak ik een lekkere stamppot boerenkool voor je klaar,’ vertelde ik. Ja, laat het maar aan mij over om vrouwen enthousiast te krijgen. ‘En we ontbijten met kerststol, of misschien haal ik wel warme oliebollen.’ ‘Ik neem turrones (Spaanse zoete kersthapjes) mee voor oudjaar,’ hoorde ik, ‘en misschien een flesje cuturrús voor je oom en jou.’ Mijn vragende blik kwam blijkbaar duidelijk over. ‘Je weet wel, dat likeurtje uit het dorpje Las Médulas dat we laatst in dat restaurantje kregen aangeboden.’ De herinnering aan die fijne dag en deed een scheut heimwee naar El Bierzo door mij heen gaan. ‘En ik zorg voor de druiven op oudejaarsavond’ zei ik. Het is in Spanje de gewoonte om bij de jaarwisseling bij elke klokslag een druif in de mond te steken en zo mogelijk op te eten. Hoewel niet van verstikkingsgevaar gespeend is deze traditie een stuk veiliger dan de onzalige Nederlandse gewoonte om het nieuwe jaar in te luiden met vuurwerk. En veel goedkoper bovendien.

En zo besloten we de komende oudejaarsavond te vieren met een combinatie van onze twee culturen: oliebollen en druiven. Leve de Europese eenwording! Met dit goede voornemen sloten we de videochatsessie af. Immers, het liep alweer tegen vijven; borreltijd in Nederland terwijl El Bierzo toe was aan een uitgebreide siësta.







vrijdag 7 december 2012

De dood van een grensrechter


Zelf heb ik het gemist want ik zat een paar straten verderop in een café naar de wedstrijd Real Madrid – Ajax te kijken. Daar was verder slechts geringe belangstelling voor. De mensen praatten dwars door de uitzending heen en keurden het televisiescherm slechts een blik waardig als er een herhaling van een doelpunt van Real Madrid werd uitgezonden. ‘¡Wat een pass van Moldric!!’ riep dan iemand enthousiast. In de rust ging ik op huis aan. Het was immers half tien, zo´n beetje de tijd voor het Spaanse avondeten. De Champions League tijden zijn niet afgestemd op de Spaanse eetgewoonten. En daar aangekomen vertelde Ana het me: ‘Nederland was zojuist op het journaal.’’ ¿Oh?’ Ik begon me al zorgen te maken. Meestal is geen nieuws het beste nieuws. ‘Er is een grensrechter doodgeschopt en nu is heel Nederland ontsteld,’ vertelde ze me.

De volgende dag, toen ik online was, las ik op internet in diverse Nederlandse kranten wat er gebeurd was. Het betrof de vader van een jeugdspeler van de Buitenboys uit Almére, de vaste vlagger bij de thuiswedstrijden. Een aantal jongens van 15, 16 jaar vonden dat hij partijdig was en schopten hem terwijl hij op de grond lag. De dag erna overleed hij in het ziekenhuis.

Het nieuws maakte grote indruk in Nederland. Op facebook zag ik veel berichten langskomen. Ook kreeg ik een mail van de teamleider van mijn oude team dat de wedstrijd van komende zaterdag niet door zou gaan. De KNVB had alle amateurwedstrijden van het weekeinde geschrapt in verband met de ernstige gebeurtenis. Het moet een weekeinde vol bezinning worden. Ook mijn club afc Taba doet mee. Op de site verscheen een bericht dat er zondag een bijeenkomst zou worden gehouden voor alle leden en aanhang om over geweld en voetbal te praten. Net zoals bij zoveel amateurclubs in Nederland.

Voor mij was er één ding onbegrijpelijk. Waarom werden alleen de amateurwedstrijden stopgezet? Het professionele voetbal kan toch zeker ook wel solidariteit tonen? De bond had die wedstrijden ook moeten schrappen; dat zou pas indruk maken. Maar nee, de eredivisie is natuurlijk veel te belangrijk. Hier staat namelijk geld op het spel. En niet zo’n beetje ook. Het professionele voetbal draagt zeker zijn steentje bij aan de agressie op de velden bij de amateurs. Zij geven het slechte voorbeeld met hun harde overtredingen, het aan elkaar trekken bij elke corner, het altijd claimen van een uitbal, het verbale geweld, het de schuld geven aan de scheidsrechters door de coaches. Kinderen doen dat na. Zelfs veteranen doen dat na, weet ik uit ervaring. Dit weekeinde gaan de wedstrijden van de kinderen niet door, maar ze mogen wel op Studio Sport naar professionele overtredingen kijken.

Natuurlijk mengde ook onze populist Wilders zich in de discussie. De jongens die zijn opgepakt zijn namelijk allemaal Marokkanen. ‘Het is geen voetbalprobleem,’ betoogde hij, ‘maar een Marokkanenprobleem.’ Het één sluit het ander natuurlijk niet uit. Bij een volkssport als voetbal komen alle sociale problemen samen. Maar ik heb te vaak tegen volkomen idioten gespeeld om te denken dat er geen probleem bij het voetbal zelf ligt. Een enkele keer heb ik zelf een wedstrijd gefloten. Net als die man bij de Buitenboys, omdat een team van mijn club nu eenmaal een scheids nodig had en de bond die alleen voor de hogere teams levert. Nog nooit heb ik me zo eenzaam gevoeld als toen met die fluit in mijn hand. Sommige mensen veranderen in redeloze wezens als zij moe worden en iemand een beslissing neemt die tegen hun belangen ingaat. Er wordt gescholden. Je wordt onder druk gezet. Je moet alle zeilen bijzetten om een escalatie te voorkomen.

Is het voetbal in Spanje minder agressief? Ik weet het eigenlijk niet. De wedstrijden tussen Barcelona en Real Madrid kunnen de gemoederen aardig verhitten. Mijn bloedeigen schoonvader is dusdanig tegen Real Madrid dat Mourinho bij hem vergeleken een zeer redelijke vent lijkt. Ik ben hier in Ponferrada wel eens bij een club wezen kijken, ook om te zien of er misschien een team zou zijn waarbij ik me zou kunnen aansluiten. Daar was geen sprake van. Het lijkt wel of er in Spanje niet slecht gevoetbald wordt. Terwijl slecht voetballen heel leuk kan zijn, als iedereen maar accepteert dat-ie heel slecht is. Wat me opviel daar aan de zijlijn bij een kleine club was dat inderdaad het voetbal minder agressief leek. Beslissingen van de scheids werden redelijk gemakkelijk geaccepteerd. Maar goed, Ponferrada is een kleine provinciestad in een zeer rurale omgeving. Niet te vergelijken met Amsterdam. Of met welke stad in Nederland dan ook.

Laten we hopen dat de dood van de grensrechter in Nederland in elk geval iets in beweging zet en dat voetbal gewoon weer kan zijn wat het hoort te zijn: lekker met z’n allen achter een balletje aanrennen. Daar doe ik tijdens mijn visites aan Nederland dan graag weer aan mee. 

maandag 12 november 2012

Weer heen en weer


Gisteravond laat kwam ik op Schiphol aan. Ik was warm gekleed. Een winterjas, een dikke das. Maar dat bleek overdreven. Het was in Amsterdam niet veel kouder dan in Ponferrada. Misschien wel warmer, maar met meer wind.
Een bus bracht me naar het huis van mijn goeie ouwe ome Jaap. Een fijn weerzien, al was het maar kort geleden dat ik hier was. We dronken een borrel en bespraken de laatste gebeurtenissen. De familie. De economie in Spanje en in Nederland. De verkiezingen in de VS. De nieuwe regering in Nederland. We waren het veelal met elkaar eens. Dat voelde goed. We dronken nog een borrel.
Vandaag werd ik lichtelijk verward wakker. Waar was ik? In Nederland dus. Gelukkig hoefde ik vandaag nog niet te werken. Even acclimatiseren. Ontbijten met een bruine boterham met appelstroop. Daarna een gevulde koek. Misschien is het wel waar wat een goede Nederlandse vriendin de vorige keer tegen me zei: ‘Jij bent eigenlijk zo enorm Nederlands!’ Voor de lunch kocht ik bij de visboer wat haringen. De visboer kende me nog. Eigenlijk best speciaal. Dat zowel de visboer in Osdorp als die in Ponferrada me begroeten als een bekende.

Nou is het niet zo dat ik in Spanje het Nederlandse eten erg mis. Goed, er zijn bepaalde zaken die ik erg lekker vind en die in El Bierzo niet te krijgen zijn: zuurkool uit het vat (wel uit een potje), boerenkool, rookworst, haring, gerookte paling, appelstroop. Aan deze zaken eet me dan ook helemaal ongans als ik in Nederland ben. Kraanwater en melk zijn in Nederland beter. Maar volgens mij zijn de meeste etenswaren in Spanje van hogere kwaliteit dan in Nederland. En vaak veel gevarieerder. Neem nu de visboer. In Ponferrada is mijn visboer de vrouw die in de buurtsupermarkt bij de visafdeling werkt. Zij heeft daar een variëteit waar je in Nederland hooguit bij de Albert Cuyp Markt voor terecht kunt. De levende paling leek te ontbreken bij de viswinkels en supermarkten in Ponferrada. De paling was er ‘zo dood als een pier’ zoals mijn moeder vroeger altijd zei als ze de paling beslist weigerde te kopen. Maar laatst ontdekte ik bij de overdekte markt van Ponferrada een stal waar ze ook levende paling hadden. Die kocht ik onmiddellijk. Stoofaal is één van mijn lievelingsgerechten. De visvrouw had duidelijk minder ervaring in het doden van levende paling dan mijn visboer in Osdorp. Het paling ontsnapte uit haar handen en kroop met opgeheven kop over de stelling vol dode vissen heen. Met veel moeite wist de visvrouw het glibberige beest te bemachtigen, legde hem op het hakblok en hakte met gevaar voor eigen handen de kop eraf. Het bloed spatte op haar schort. ‘¿Hoeveel wil je er?’ vroeg ze. ‘Ik hoef er maar drie, hoor,’ antwoordde ik verontschuldigend, waarna het tafereel zich nog twee keer herhaalde. Maar goed, de stoofaal in het groen smaakte er niet minder om.

Op de zelfde overdekte markt zijn de zogenaamde casquerías te vinden; stallen waar ze verkopen wat wij in Nederland slachtafval zouden noemen. Varkenskoppen en –poten, pens, tong, oor, long, hersens, kloten, hart, lever, niertjes, zwezerik, je kunt het zo gek niet bedenken. Regelmatig koop ik er wat plakken verse kalfslever. Ook de zwezerik komt bij ons af en toe op tafel. Niet te vaak, want het schijnt erg ongezond te zijn, zo verzekerde mij de eigenaresse van de casquería zelf. Bij de zelfde stal kocht mijn lieve vriendin een keer een lekkernij waarmee ze vol trost op zaterdagochtend mee van de markt kwam. ‘Kijk, dit is heel lekker,’ zei ze. Ze liet me de overdwars in tweeën gehakte kop van een lammetje zien. Hersens, ogen, tong oortjes, Geen haren, gelukkig. ‘¿Wat ga je er mee doen?’ vroeg ik met een mengeling van afgrijzen en nieuwsgierigheid. ‘¡Wacht maar af!’ De kophelften werden gemarineerd en later in de oven klaargemaakt. Heerlijk.

Maar van dat geschrijf over eten krijg ik trek. Ik kijk over mijn laptop heen naar mijn ome Jaap en vraag: ‘Jaap, zal ik zo de boerenkool maar eens opzetten?’ ‘Lekker!’ antwoordt hij.


dinsdag 30 oktober 2012

Naar de Chinees


Een wok, een notenkraker, een skibroek, twee rollen plakband, kaarsen, schoenveters. Dat zijn volgens mij de artikelen die ik, sinds ik in Ponferrada woon, heb gekocht bij een Chinese winkel. Chinese winkels zijn er veel in Spanje. In Ponferrada en omstreken zeker tientallen. Ze verkopen werkelijk van alles. Meestal zeer goedkoop. En eerlijk gezegd ook van slechte kwaliteit. De notenkraker, bijvoorbeeld, begaf het al bij de eerste amandel waarop ik hem uitprobeerde. In de wok, daarentegen, maak ik nog regelmatig gerechten met een Aziatisch tintje. De skibroek heb ik nog niet veel gebruikt, maar bij het afdalen van de blauwe en rode pistes van het skigebied Leitariegos werd ik er niet door geremd. Ik had overigens nog wel meer zeer goedkope kleding kunnen kopen bij de Chinese winkels, ware het niet dat mijn vaste kledingadviseuse zich, zoals ze het zelf noemde, genoodzaakt zag mij tegen mezelf in bescherming te nemen en me de aanschaf verbood op straffe van uitzetting uit het huis.

In Nederland kennen we het verschijnsel Chinese winkel nauwelijks. Naar een Chinees gaan betekent daar uit eten gaan in een Chinees restaurant. De Chinese winkels rond de Zeedijk in Amsterdam zijn van een geheel ander kaliber dan de Chinese winkels hier. In Amsterdam kun je er Chinees porselein krijgen, en mooi beschilderde eetstokjes. De Chinezen komen er zelf. Hier in Spanje bedienen de Chinese winkels de Spanjaarden en een enkele Nederlandse immigrant die uit zijn op een koopje.

Zoals zo veel mensen in El Bierzo heb ik me vaak afgevraagd hoe al die Chinese bedrijfjes zich de grote winkelpanden, vaak gesitueerd in de beste winkelstraten van de stad, kunnen veroorloven. Natuurlijk, de arbeidskosten zijn laag. De meestal Chinese winkelbediendes werken er zo te zien de hele dag zonder pauze. De vraag is of ze wel het wettelijke minimumloon krijgen (dat overigens in Spanje slechts €641,40 euro bedraagt; het bewijs dat een laag minimumloon niet vanzelfsprekend leidt tot een hoge werkgelegenheid). Ook weten de Chinese winkels de beschikbare winkelruimte zeer efficiënt te gebruiken. De winkels puilen letterlijk uit van de spullen. Maar toch, waar halen ze de winst vandaan? Geruchten deden de ronde dat het om het witwassen van geld ging. En dat ze geen belastingen betaalden. En natuurlijk dat de arbeidswetgeving ontdoken werd.

En in elk geval dat van dat witwassen blijkt gewoon waar. Onlangs werd er een inval gedaan bij een bedrijf van de zeer rijke Chinese zakenman Gao Ping, bijgenaamd El Emperador. Hij verzorgde de aanvoer van de artikelen van een groot deel van de Chinese winkels. Er werden dozen vol bankbiljetten gevonden ter waarde van miljoenen euro’s. Er werd onthuld dat op nietsontziende wijze de schulden, waarschijnlijk van de Chinese winkeleigenaren, met bedreiging en geweld werden geïnd. De goedkope rotzooi werd illegaal ingevoerd. Het ene vuile zaakje na het andere. Natuurlijk waren er ook Spaanse bedrijven bij betrokken. Die konden tegen een flinke commissie hun zwarte geld witwassen bij het bedrijf.

Er blijven veel vragen over. Waarom kon deze bende zo lang ongestraft zijn gang gaan? En wat gebeurt er nu met al die goedkope winkels? Waren de winkels hier in Ponferrada ook verbonden met deze meedogenloze maffia? En wat gebeurt er met al die Chinese mensen die in de winkels werken? Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het meisje dat ik bij het afrekenen van de twee rollen plakband in mijn beste Mandarijn bedankte voor het wisselgeld: ‘xie xie’ (althans, ik deed mijn best). Haar vermoeide gezicht begon te stralen. Ze zei iets in het Mandarijn terug. Ik verstond het niet en zei de enige andere woorden die me van een reis naar China van jaren geleden zijn bijgebleven: ‘Zai Jian’. Tot ziens. ‘Zai Jian’, riep ze enthousiast terug, gevolgd door een welgemeend: ‘Y gracias’. Hoe zal het haar vergaan?



zaterdag 20 oktober 2012

Elkaar de schuld geven


Sinds oktober ben ik weer terug in El Bierzo. Het is er hier niet vrolijker op geworden. Als je iemand begroet met ¿Qué tal?’ (Hoe gaat het?) krijg je bijna nooit als antwoord: ‘¡Bien! ¿Y tú?’, maar steeds vaker iets als: ‘Aquí estamos’ of ‘Vamos tirando’, Spaanse varianten van ‘Ach, we leven nog.’ Daarna mondt het gesprek bijna onvermijdelijk uit in bespiegelingen over De Crisis. Een thema waarmee je al wordt doodgegooid in de media, maar dat nu ook bezit heeft genomen van conversaties op de straat en in het café. Zelfs hoorde ik bij een straatfeest in het centrum van Ponferrada een hoogwaardigheidsbekleder de band aankondigen met de weinig opbeurende woorden: ‘Het zijn moeilijke tijden, maar hopelijk zal deze muziek ons de crisis doen vergeten.’ De stemming kwam er daarna niet echt meer in.

Het pessimisme dat het land in de greep heeft, heeft ook zijn uitwerkingen op het koopgedrag. Ja, ook bij mij. Ik merk dat ik zuiniger aan wil doen. Geen korte vakantie naar de Canarische Eilanden, al zou dat best kunnen. Maar je kunt niet weten; misschien gaat het allemaal wel helemaal mis en hebben we binnenkort het geld hard nodig. En zo zijn er veel mensen. Dat zie je terug in het straatbeeld. Steeds meer winkels sluiten. De enige bedrijven die het goed lijken te doen zijn de winkels waar je iets kunt verkopen. ‘Compro Oro’, staat in de hele stad te lezen. ‘ Ik koop goud.’ Zulke winkels zijn er in Ponferrada bij tientallen en het worden er steeds meer. Met geblindeerde ramen, zodat mensen anoniem in de winkel hun gouden sieraden kunnen verkopen.

Het multipliereffect, zo leg ik mijn studenten vaak uit, maakt dat bezuinigingen maar moeizaam het begrotingstekort terug kunnen dringen. Ga ik niet op vakantie, dan gaat dat hotelletje op de Canarische eilanden minder. Koopt dat hotelletje weer minder linnengoed. Vallen er bij de linnengoedfabriek ontslagen. Zo bezuinig je een economie kapot. Pomp je geld in de economie, dan gaat het multipliereffect positief werken. Op vakantie! Hotelletje draait op volle toeren. Linnengoedfabriek doet goede zaken.

Maar waar haal je dat geld vandaan om de economie te stimuleren? Lenen bij de Duitsers, bijvoorbeeld. Die kunnen zelf immers goedkoop lenen. Maar die vertrouwen het zaakje niet. Merkel past op de centen. Zelfs krijgt zij van sommige Zuid-Europenanen de schuld van de hele crisis. Maar Merkel weet dat een flink deel van haar kiezers nu juist de Zuid-Europese regeringen de schuld geven. En volgend jaar komen er weer verkiezingen aan in Duitsland.

Ook anderen krijgen de schuld toegeschoven. De bankiers hebben het gedaan. Die hebben onverantwoord veel kredieten verstekt en ook toen het allemaal mis ging zichzelf rijkelijk beloond. Ze hadden veel beter gecontroleerd moeten worden. Door de politici, natuurlijk. Die krijgen ook de schuld. Maar ook zij willen de schuld doorschuiven. De PP geeft de schuld aan de PSOE en de PSOE aan de PP. De Catalaanse politici geven de schuld aan de Castilliaanse politici en willen zich afscheiden. Waarop de Spaanse regering de schuld geeft aan de Catalanen van de oplopende staatsrente omdat zij met hun onafhankelijkheidsstreven het vertrouwen in Spaanse staat ondermijnen. Ook tijdens deze crisis gedijt het nationalisme.

Dat de schuld aan anderen geven neemt soms enge trekjes aan. Ik ben wel eens bang dat iemand op straat naar me zal roepen: ‘¡Kijk! Een Duitser¡ ¡Die zijn de schuld van alles!’ (Gelukkig zie ik er niet uit als een bankier of een politicus) En wat moet ik dan zeggen? Scheveningen? Volgens de legende het voor de Duitsers onuitspreekbare wachtwoord van het Nederlandse verzet. De Spanjaarden zullen er geen boodschap aan hebben. Ook niet als ze snappen dat ik geen Duitser maar een Nederlander ben. Dit keer staat Nederland volledig aan de Duitse zijde. Ik zal zeggen: ‘Sorry. Ik snap er ook niets van. Ik ben een guiri (typische toerist). Ik ben onschuldig.’





zaterdag 29 september 2012

ZARA MAN


Het is een zaterdag in september in Amsterdam. Ik ben mijn voetbaltas aan het inpakken. Ik ben een maandje in Nederland om te werken, maar vanzelfsprekend pik ik ook een wedstrijdje mee met mijn oude team. Even kijken, hoe was het ook alweer: Broek, shirt, scheenbeschermers, schoenen, sokken, verse onderbroek, handdoek. Dat moet alles zijn. Niets staat een geslaagde voetbaldag in de weg. Het weer is in elk geval heerlijk. Wacht! Dit moet ik beslist niet doen! Met een gevoel van opluchting haal ik de onderbroek van het merk Zara uit mijn voetbaltas en leg er een andere van een onbekend merk, ooit gekocht op de markt van Ponferrada, voor in de plaats.

De onderbroek is niet mijn enige kledingstuk uit de keten van Zara. Ik heb ondertussen een mooie roze Zara trui, een nette zwarte Zara broek voor het werk en een kek witbruin gestreept Zara shirt. Het is best stijlvolle kleding die ik voor een zeer schappelijke prijs heb gekocht tijdens de uitverkoop in Spanje. Het is niet normaal zoals de kleding in Spanje wordt afgeprijsd in bepaalde maanden van het jaar. Je bent een dief van je eigen portemonnee als buiten die periodes iets koopt. En dankzij mijn vaste kledingadviseuse heb ik tijdens diverse uitverkopen een alleszins redelijke garderobe bij elkaar weten te verzamelen. Maar de onderbroek van Zara gaat vandaag beslist niet aan.

Nee, het heeft niet te maken met angst voor sociale kritiek van mijn voetbalkameraden. Misschien kennen ze Zara wel helemaal niet. In Spanje is de kritiek vanuit de linkerhoek op het succevolle concern niet van de lucht. Deels komt dat voort uit de nijd die mensen met geld en succes altijd weten op te wekken. Zelfs hardwerkende jongens als Messi en Cristiano Ronaldo ontkomen hier niet aan. Zelf behoor ik niet tot degenen die het belachelijk vinden dat iemand veel geld verdient. Als iemand bijvoorbeeld tegen een riante vergoeding mijn columns zou willen publiceren, nou, dan zou ik dat gewoon accepteren. Daar heeft niemand last van. En via een flinke belastingheffing zou ik dan ook nog bijdragen aan onderwijs en infrastructuur zodat anderen ook kansen krijgen. Mooi toch?

Maar er is ook een meer fundamentele kritiek op Zara. De productie vindt veelal plaats in landen waar ze het niet te nauw nemen met arbeidsrechten. Het concern wordt beschuldigd van het gebruik van kinderarbeid. Ik heb op de website van Zara nog wel eens gezocht naar wat het concern daar zelf over zegt. Geen werknemers onder de 16 jaar, beweren ze. Maar of dat zo is? En zijn die andere merken dan wel koosjer? De goedkope onderbroek van de markt bijvoorbeeld? Mooie idealen kosten soms veel geld.

Maar dat ik de onderbroek niet aandoe heeft niet te maken met de arbeidsomstandigheden. Het gaat om de tekst die groot op de riemband van de onderbroek geschreven staat: ZARA MAN. Het team waarin ik speel is ondertussen een veteranenteam geworden, maar dat wil niet zeggen dat het de spelers ontbreekt aan zeker kinderlijk gevoel voor humor. Ik kan het ze al horen roepen: ´Is it a bird? Is it a plane? No, it is ZARA MAN!’ Dat zou ik in elk geval doen. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik graag het slachtoffer ben van zulke flauwe grappen.

Het is maandag. Met stijve benen van de vanzelfsprekend met ruime cijfers verloren voetbalwedstrijd van zaterdag sta ik aan een groep studenten de werking van het prijsmechanisme uit te leggen. In de pauze komen enkele Chinese studentes op me af. Ze vragen me of ik inderdaad in Spanje woon. Zeker wel. Is het mooi weer daar? Nou, reken maar. En zouden ze daar na hun studie gemakkelijk een baan kunnen vinden? Dat valt tegen. Een van de meiden weet een heel interessant Spaans bedrijf waar ze graag voor zou willen werken. Zara. Ik zeg dat ik ook kleren koop bij dit concern. Ik aarzel even en laat dan mijn broek net genoeg zakken om de tekst zichtbaar te maken. Zara man. Ze giechelen. Maar gelukkig komt het niet bij ze op te zeggen: ‘Is it a bird? Is it a plane? No, it is ZARA MAN!’


woensdag 12 september 2012

Op reis


In de auto
Het is zaterdag 1 september. Vroeg opgestaan na een onrustige nacht. Reizen maakt toch nog nerveus. Ook al heb ik deze reis al zo vaak gemaakt. Ik stop mijn koffer in de achterbak en neem plaats op de bijrijdersplek. We rijden de parkeergarage uit. Dit wordt weer een stralende dag. September is misschien wel de mooiste maand in El Bierzo. Ik zal het missen: de wijnvelden in beginnende herfstkleuren; het strijklicht van de najaarszon op de bergtoppen.; de warme dagen met koude nachten. We naderen het busstation zonder veel te praten. Afscheid nemen blijft moeilijk. Ook al is het maar voor vier weken. Ik stap uit de auto en pak mijn koffer. Was dit wellicht mijn laatste autorit van deze maand?

In de bus
Wat is dit land toch leeg. Lege velden. Lege wegen. Dat wordt straks wennen als ik ga pendelen tussen Amsterdam en Rotterdam. Eén van de drukste stukjes grond van hele aardbol. Gestaag ploegt de bus zuidwaarts over de Castilliaanse hoogvlakte. Ik probeer El País te lezen. Bij het zoveelste artikel over de crisis worden mijn oogleden zwaar.

In de metro
Op Estación Sur blijkt dat mijn meerrittenkaart voor de metro verlopen is. In een automaat koop ik een enkele reis Barajas en daal te trappen af. Ook dit gedeelte van de reis kan ik dromen. De Circular tot het station Nuevos Ministerios. Daar overstappen op lijn 8 richting vliegveld Barajas. In de metro is het opvallend rustig. Naarmate de metro het vliegveld nadert neemt het aantal mensen met koffers en rugzakken toe. Ik stap uit bij Terminal 4. De laatste uitbreiding van het vliegveld. Ik steek mijn pas verworven kaartje in de gleuf bij de schuifdeurtjes. Een piepgeluidje. Deurtjes blijven dicht. Ik probeer het nogmaals. Niets. Verbaasd kijk ik om me heen. Er staan wel overal apparaten om kaartjes te kopen. Vooruit dan maar. Drie euro! Maar de deurtjes doen het nu wel. Ik loop naar een informatiedesk van de metro en leg de situatie uit. Dat ik al een kaartje had van twee euro en toch bij moest betalen. De vrouw knikt. Dat klopt. Een supplement voor het vliegveld. Maar dat is een overval, zeg ik. ¡Un atraco! Daarmee citeer mijn schoonvader toen we een keer bij een iets te duur restaurant hadden gegeten. Geduldig zegt de vrouw: ‘Een beslissing van Madrid.’

In het vliegtuig
Ik blijf vliegen niet leuk vinden. Gelukkig kan ik wat schrijven. En zelfs al wat economielessen voorbereiden. Door het raam zie ik dat we Nederland naderen. Dat daar moet Antwerpen zijn. En kijk, de deltawerken. Een indrukwekkend gezicht. De landing is zacht en dan volgt het lange taxiën op Schiphol. Ben nu echt wel moe van het reizen. Nog even.

In de bus
Nou nog mooier. Mijn ns-kortingskaart was verlopen. En daar zat ook mijn ov-chip op. Geblokkeerd. Dus als net als elke buitenlander moest ik een nieuwe ov-chipkaart kopen. €7,50! En dat nog zonder saldo. Toeristen zijn de melkkoe van deze crisis. Dat zei ik ook tegen de man achter het ns-loket. ‘Wij raden buitenlanders ook altijd af om de ov-chip te kopen, behalve als ze heel veel gaan reizen.’ ‘Maar losse kaartjes zijn vreselijk duur,’ vertelde ik hem. Een zelfde reactie als in Madrid. ‘Een beslissing van boven.’ Gelukkig rijd ik nu toch met de bus naar Amsterdam West. Laat ik er maar van genieten. Ik heb er immers flink voor betaald!

Op de fiets
Het is zondag 2 september. Het zonnetje schijnt. Ik fiets door het Vondelpark. Overal vrolijke mensen! Wat een verschil met het chagrijn en pessimisme dat Spanje in zijn greep lijkt te hebben. Ik weet het: het heeft te maken met dat lekkere zonnetje. De hele zomer heeft het hier geregend. En dan maakt één mooie dag zomer. Want ook in Nederland is er zat ontevredenheid. Daar hebben we zelfs aparte politieke partijen voor. Overal hangen affiches voor de verkiezingen. Eén affiche heeft als schreeuwende tekst: Onbeperkt Alles! Als ik beter kijk zie ik dat het geen politieke slogan maar een reclame voor internet is. Anders had de partij met zo’n slogan een aardige kans gemaakt op flink wat stemmen van de ontevredenen. Ik neem met mijn mobiel een foto van de billboard en vervolg mijn route. Waar zal ik nu eens heen gaan?


dinsdag 28 augustus 2012

Sport


 Met hoekige bewegingen lopen de Spaanse meiden naar de rand van het zwembad. Daar nemen ze een gemeenschappelijke pose aan die twee vissen lijkt uit te beelden. De muziek begint. Ze duiken het zwembad in en beginnen hun kuur. Ongelooflijk gelijk. En steeds maar glimlachen. In de close-ups blijkt dat natuurlijk nogal krampachtig te zijn. Dit is namelijk een zware sport. Toch is het vreemd dat ik zit te kijken. Naar een jurysport, nota bene. Dat zou ik in Nederland nooit doen.

Het is vier uur ’s middags. Rond die tijd zitten we meestal uit te buiken voor de televisie en te kijken naar onze favoriete soap: Amar en Tiempos Revueltos. Verwikkelingen in een buurtje in het Madrid van de jaren vijftig met werkelijk steengoede acteurs. Maar helaas is deze soap tijdens de zomermaanden stopgezet. Nee, niet omdat de PP nu aan de macht is en de soap duidelijk een wat linkse signatuur heeft. In Spanje wordt de publieke televisie beheerst door de regerende politieke partij. Veel presentatoren zijn vervangen door aan de partij gelieerde mensen. Ook nieuwsitems veranderen. Zelfs het stierenvechten komt weer terug. Maar zo´n populaire serie als Amar en Tiempos Revueltos zal de regering niet durven stop te zetten. Behalve nu dan even. Tijdens de maanden juli en augustus. Vanwege de sport.

Het begon natuurlijk met de Europese kampioenschappen voetbal. Dat de soapserie daarvoor moest wijken, daar kon ik nog wel mee leven. Het is uitstekend uitbuiken op de sofa terwijl op de televisie te zien is dat het Nederlandse voetbal er flink op achteruit is gegaan sinds ik in Spanje woon. Spanje speelde natuurlijk weer geweldig, vooral tijdens de finale. Maar daarna was het de beurt aan Wimbledon, al veel minder interessant. De Tour de France, zijn er eigenlijk nog mensen die daar naar kijken? Hier in Spanje was de interesse voor deze evenementen in elk geval een stuk minder nu Nadal geblesseerd en Contador gediskwalificeerd was. Want laten we wel wezen, veel sporten zijn alleen maar interessant als je je met één van de kanshebbers kunt vereenzelvigen.

En dat zie je terug in de televisiebeelden van de Olympische Spelen. Ieder land heeft zijn eigen Spelen. Hier in Spanje zien we veel synchroon zwemmen (vanwege goud in Peking), taekwondo, judo, basketball, zeilen en vrouwenhandbal. In Nederland denken ze dat de hele wereld weet wie Ranomi Kromowidjojo en Epke Zonderland zijn. Ik weet nog goed dat ik een keer, nog voor de tijd van internet, tijdens de Winterspelen in Madrid was en wilde weten of Nederland weer eens goud had gewonnen op de 10 km langebaanschaatsen. Vergeet het maar. Geen krant of televisie-uitzending die er aandacht voor had. Die sport leeft alleen maar in Nederland. Niks is saaier dan het kijken naar een klok en twee mensen die steeds hetzelfde rondje schaatsen. Maar ook ik hield als kind de rondestanden bij. ‘Een rondje van 37 seconden, ongelooflijk!’ konden de buren me horen schreeuwen. Het bijna gegarandeerde succes van Nederlandse schaatsers stond mijn enthousiasme niet in de weg. Goed, af en toe was er een Amerikaanse skeeler die het ook wel geinig leek om een gouden medaille te behalen. Dat bracht de spanning weer wat terug. Zelfs naar het kunstschaatsen keek ik toen wel, omdat Sjoukje Dijkstra medailles haalde. Daardoor weet ik nu nog steeds wat een dubbele axel is.

Ondertussen zijn de Spaanse meiden klaar met hun kuur Synchroon Zwemmen. Het is tijd voor de jurywaarderingen. Zoals verwacht een stuk beter dan de Egyptische meiden die hiervoor aan bod kwamen. En ik heb werkelijk geen idee waarom.

dinsdag 14 augustus 2012

Mutriku


Deze camping is ideaal. Uitzicht op zee. De golf van Biscaya. Links beneden zijn nog net de laatste huizen van de haven van Mutriku te zien. De rest van het dorp ligt achter de groene heuvel verscholen in de baai. Langzaamaan wordt het donkerder. We schenken een laatste glaasje txakoli in. Jonge Baskische wijn. Een trui moet aan. Baskenland is frisser dan El Bierzo. Ja, dit is pas echt vakantie. Op één ding na dan. Overal om me heen hoor ik Nederlands praten.

En ik dacht nog wel dat ik daar overheen was. Die neiging om Nederlanders te ontwijken tijdens het reizen. Ik weet nog goed hoe het plezier van een wandeling langs een wildstromende beek vol watervallen in het Parque de Ordesa in de Pyreneeën bijkans vergald werd doordat iedereen die me tegemoet kwam me begroette met: ‘Goedemiddag! Wat is het hier mooi, hè?’ Had ik daarvoor meer dan 1500 kilometer gereisd? Parque de Ordesa werd geschrapt uit mijn lijstje met reisdoelen en vervangen door meer afgelegen berggebieden. Maar Nederlanders zijn werkelijk overal.

Volgens mij hebben veel van mijn landgenoten hier op de camping datzelfde gevoel. Net bij het afwassen stond ik naast een Nederlandse vrouw. Op de één of andere manier herkennen Nederlanders elkaar bijna altijd. Maar zeggen dan toch, zij het aarzelend: ‘Hola’. Zwijgend stonden we vervolgens af te wassen; zij met haar Hollandse afwasborstel, ik met mijn Spaanse sponsje. Bij het weggan zei ik toch maar tot ziens, een ongeschreven code verbrekend. Toen ik met de plastic borden weer terugkwam bij de tent vroeg Ana: ‘¿En? ¿Heb je lekker Nederlands gesproken?’ Zij weet hoezeer ik dat soms mis. ‘Nee, ik hou er niet van om landgenoten tegen te komen op vakantie,’ antwoordde ik stuurs. ‘Nou, het is anders wel lekker rustig op de camping met al die Nederlanders.’ reageerde ze. Inderdaad. Het was elf uur ´s avonds en het was doodstil. De mensen gingen al slapen.

Onder het genot van nog een glaasje txakoli praten we met gedempte stemmen over de verschillen in volksaard. Volgens mij zijn de verschillen niet zo groot. Deze groene regenachtige kust trekt de wat meer avontuurlijke toerist aan die het echte Spanje wil ontdekken. Ga maar eens naar de playas vol zon en disco’s, dat is een heel ander soort toerisme. ‘¿Maar zouden al die avontuurlijke Nederlanders van jou doorhebben dat ze in Baskenland zitten?’ vraagt Ana. Moet haast wel. Overal in Mutriku hangen posters die spreken over amnestie en terugkeer van ETA-gevangenen naar gevangenissen in Baskenland.

Nou heb ik geleerd dat al die leuzen en posters in de straten niet altijd de mening van de bevolking weergeven. In Ponferrada staat overal te lezen dat El Bierzo Gallego (Galicisch) moet worden, ofwel dat er Líoness (Leonees) moet worden gesproken. Maar in werkelijkheid ben ik nog nooit iemand tegengekomen die dit echt een belangrijke kwestie vond. Volgens mij zijn er in Ponferrada slechts twee nationalisten actief, één voor León, de ander voor Galicië, die elke nacht elkaars leuzen doorstrepen of met typp-ex verwijderen om de eigen leuzen ervoor in de plaats te kalken. Of misschien handelt het slecht om één enkel persoon met een gespleten persoonlijkheid.  ‘¡Nederlandse humor!’, zo reageert Ana op dit betoog. Zoals zo vaak weet ik niet of dat positief of negatief bedoeld is.

In Baskenland liggen de zaken anders. De posters hangen aan de balkons van de huizen. Ook bij officiële gelegenheden worden er posters opgehangen die vragen om terugkeer van de ETA-gevangenen naar Baskenland. Een voor een buitenstaander onbegrijpelijke solidariteit met een zeer gewelddadige extreemnationalistische beweging. Het geeft vaak een ongemakkelijk gevoel. Zoals gisteren. We gingen kijken naar een zeeroeiwedstrijd in het nabijgelegen dorp Orio. Het plaatselijke team won. Dat werd gevierd met een huldiging op het dorpsplein. Iedereen kreeg een papiertje met een Baskische tekst om mee te zingen. We probeerden wijs te worden uit de Baskische woorden. Onmogelijk. En dus hebben we niet gezongen. Je weet maar nooit waar de tekst over gaat.

Plotseling klinkt er uit een nabije tent gesis. Nederlanders? Of de Spanjaarden uit de tent links van ons? In elk geval is de boodschap duidelijk. Stilte. Silencio. We praten te luid. Zwijgend pakken we onze toiletspullen en lopen naar het toiletgebouw.




woensdag 25 juli 2012

Bedrijf de liefde!


Het is opvallend hoe zeg maar de standaardvloek van het Spaans en die van Nederlands wat betreft klank op elkaar lijken. Een Nederlander die zijn vingers brandt aan de koekenpan verzoekt god hem te vervloeken: ‘Godverdomme.’ De Spanjaard roept in zo'n geval de seksuele daad aan: ‘¡Joder!’. Omdat in het Spaans de letter j als een g wordt uitgesproken klinkt het allebei ongeveer hetzelfde en hoef je alleen maar ggggooo, of in het Spaans jjjjooo te zeggen en iedereen weet wat je bedoelt.

Nee, ik ga hier niet een uitgebreide socio-linguïstische verklaring geven voor het feit dat Nederlanders bij ongelukken god aanroepen en Spanjaarden de seksuele daad. De woorden hebben hun originele betekenis verloren, weet ik als iemand zonder enige godsdienstige opvoeding die toch bij tijd en wijle godverdomme roept. Volgens mij is het de schrapende g-klank die de woorden zo geschikt maken voor de vloek.

Ik moest aan de verschillende manieren van vloeken denken toen ik op het tv-journaal zag dat een vertegenwoordiger van de regerende Partido Popular tijdens het bekendmaken van de bezuinigingen op de werkloosheidsuitkeringen in het parlement uitriep: ‘¡Qué se jodan!’(voor filmpje: klik hier) In het Engels zou deze uitdrukking vrij letterlijk te vertalen zijn: ‘Let them fuck themselves!’ In het Nederlands voldoet noch de seksuele daad noch een verzoek aan god om te verdoemen voor de beste vertaling, maar moeten we het, volgens mij, meer zoeken in de richting van het toewensen van een ernstige ziekte: ‘Laat ze de kolere krijgen’.

De vrouw in kwestie, Andrea Fabra, verklaarde de dag na deze beraadslagingen dat haar woorden niet gericht waren aan de werklozen van Spanje, hoewel het daar toch alle schijn van had, maar aan de vertegenwoordigers van de PSOE, de sociaaldemocratische oppositiepartij. Daarmee was de kous af. Overigens is Andrea Fabra de dochter van Carlos Fabra, een Valenciaanse ‘cacique’ van de PP die op het ogenblik door justitie vervolgd wordt vanwege diverse corruptieschandalen. Hij is de man die verantwoordelijk is voor het bouwen van het vliegveld van Castellón in de deelstaat Valencia. Dit vliegveld zonder vliegtuigen is het symbool bij uitstek geworden voor de onzinnige projecten die politici in innige samenwerking met bevriende bouwbedrijven en de cajas de ahorros in handen van diezelfde politici voor het uitbreken van de crisis uitvoerden. Vóór het vliegveld zal zelfs een heel groot standbeeld verrijzen dat deze zelfde Carlos Fabra moet uitbeelden. Alsof hij tegen heel Spanje roep: ‘¡Qué se jodan!’

Met zulke politici is het niet te verwonderen dat de deelstaat Valencia in grote financiële moeilijkheden verkeert. Ook de caja de ahorros van Valencia, opgegaan in de beruchte fusiebank Bankia, is niet bepaald het toppunt van financiële betrouwbaarheid gebleken. De Spaanse centrale overheid moet financiële steun verlenen en het ziet er naar uit dat Europa aan de Spaanse staat financiële steun moet verlenen.

Deze week kreeg ik hier in Ponferrada het bericht dat ik straks in september mag stemmen voor de Nederlandse algemene verkiezingen. Het trieste feit doet zich voor dat ik met mijn stem in Nederland misschien wel meer invloed uit kan oefenen op de financiële situatie in Spanje dan wanneer ik in Spanje zou mogen stemmen. Europa wordt het belangrijkste onderwerp van deze verkiezingen. Zelf zal ik op één van de pro-Europese partijen stemmen. Natuurlijk. Ik vorm de helft van een Europees liefdespaar dat is voortgekomen uit één van de meest geslaagde vormen van Europese samenwerking: Interrail. Ze moeten er volgens mij komen: de noodfondsen, de eurobonds en een ECB die direct ingrijpt op de financiële markten. Natuurlijk moeten er voorwaarden worden gesteld aan de leningen en garanties. Vooral ethische voorwaarden, dunkt mij. Wees niet bang, Duitsers, Nederlanders en Finnen, de meeste Spanjaarden zijn zeer fatsoenlijke mensen die hun corrupte politici meer dan zat zijn. Wanbeheer zoals in Valencia mag niet meer voorkomen. ¡Qué nadie se joda! ¡Qué hagamos el amor! (Neuk niet jezelf; bedrijf de liefde!)



maandag 16 juli 2012

Twee Bercianen in Barcelona


Hoe vaak ben ik al in Barcelona geweest? Ik weet het echt niet. De eerste keer was in 1982. Interrail. Het moment dat mijn vrienden en ik na een lange reis door de nacht uiteindelijk in een schommelende overvolle trein in Barcelona aankwamen zal ik nooit vergeten. We leunden uit de ramen en onder het ritmische geluid van de wielen over de naden van de rails en de frequente waarschuwingssignalen van de stoomfluit zagen we de rommelige buitenwijken van Barcelona aan ons voorbijgaan. We stapten uit op Estación de Francia en keken onze ogen uit. Wat een stad!

Het was mijn eerste reis naar Spanje. Er zouden er nog vele volgen, maar nooit zonder langs Barcelona te gaan. Daar lieten onze Catalaanse vrienden ons de verborgen plekken van de stad zien. Ook gaven ze ons waardevolle tips over hoe onze interrailreis voort te zetten. Op een kaart van Spanje schreven ze bij de kust van Gallicië: ‘Pulpo, Islas Cíes, Ribeiro, Baiona’. Een week later aten we na een geslaagd uitstapje met de boot naar de Islas Cïes in de bar O Buraquiño in Baiona pulpo met een lekker glas Ribeiro erbij.

Ik heb Barcelona zien veranderen in al die jaren. Vooral na de Olympische Spelen van 1992. De verpauperde wijken werden opgeruimd en maakten plaats voor hypermoderne woonwijken. Spectaculaire hoogbouw verrijkte het stadsgezicht. Elke keer ging ik even kijken bij de Sagrada Familia of er iets bijgebouwd was. In de jaren tachtig schoot dat echt niet op. Daarna werd er een flinke spurt ingezet, waardoor de kathedraal van Gaudi nu zo goed als af is. Ergens wel jammer.

En nu lopen Ana en ik over de boulevard bij de Port Olimpíc op de laatste dag van deze veel te korte vakantie. Dit gedeelte van Barcelona is nu een mondaine badplaats geworden. Alweer een aspect erbij. Deze week hadden we al gezien dat de wijk El Raval rond het Museu d’Art Contemporani een centrum is geworden voor kunstzinnig Barcelona met stijlvolle restaurants en ateliers. In dezelfde buurt zijn er enkele straten met een volkomen Filipijnse en Pakistaanse uitstraling. Barcelona wordt steeds internationaler en gevarieerder. En met de nieuwe wijk distrito@22 met zijn creatieve en technologische bedrijfjes toont Barcelona zich van zijn meest dynamische kant.

Maar er is ook een andere tendens. Terwijl we verder wandelen over de boulevard bespreken we de vele discussies die we de afgelopen dagen hebben gehad over de Catalaanse kwestie. Bij elk gesprek kwam het wel ter sprake. De crisis lijkt de nationalistische tegenstellingen te hebben verscherpt. De Catalanen vinden dat ze te veel belasting aan de centrale overheid moeten afdragen en alleen maar stank voor dank terugkrijgen. Bij uitwedstrijden van Barcelona moedigt het publiek de tegenstander aan met: ´¡España, España!’ Toen Spanje op zo sublieme wijze Europees kampioen voetbal werd, kon men het niet nalaten ons er op te wijzen dat de helft van het team van Barcelona was. ‘Maar niet elke speler van Barcelona is Catalaan’, wierp ik tegen. Nationalisme staat me nu eenmaal tegen. Het heeft zelden tot iets goeds geleid. Ach, bij het voetbal is het ok, want dat is maar een spelletje. Maar in de politiek is het ronduit eng. Daar kunnen we in Nederland over meepraten met die bijna absurde populistische partijen van ons.

Terwijl wij zo voortslenteren over de boulevard vol fietsers, skaters, joggers en groepen adolescenten op liefdespad, beginnen we vanzelfsprekend dorst te krijgen. We besluiten bij de volgende chirinquito (strandtentje) plaats te gaan nemen. Plots geeft Ana een gilletje. ‘¡Ongelooflijk!’ roept ze uit. ‘¿Qué?’ ‘¡Kijk dan, die chiringuito heet El Bierzo!’ Nu raak ik ook enthousiast. ‘¿Hoe is het mogelijk? ¡Misschien hebben ze wel wijn uit El Bierzo!’ ‘En geroosterde paprika’s met cecina of chorizo uit Molinaseca,’ zegt Ana steeds enthousiaster wordend. ‘Of botillo,’ overdrijf ik. ‘Ha, ha’, lacht Ana welwillend. We dalen af naar het strand en nemen plaats aan een tafeltje. Een zo te zien Afrikaanse barbediende komt naar ons toe om de bestelling op te nemen. ‘Wij willen graag iets nuttigen uit El Bierzo,’ zeg ik tegen hem.



zondag 24 juni 2012

Eerste stappen


De ludotheek
‘Kom binnen en trek je schoenen uit. Hier lopen we altijd op onze sokken.’ Ik ga zitten op een kinderkrukje en begin te peuteren aan mijn veters. Wanneer heb ik eigenlijk voor het laatst schone sokken aangedaan? De eigenaresse van de ludotheek stelt me voor aan het meisje dat blijkbaar ontslag gaat nemen. ‘Hoi, leuk dat je hier wilt komen werken.’ ‘Ik kom even kijken hoe het is,’ zeg ik voor de zekerheid. Ik ga op de volledig met een zachte mat bedekte vloer zitten. Nu weet ik het zeker. Ik had schone sokken aan moeten doen. De eerste kinderen komen binnen. Ze zijn tussen de vijf en zeven jaar oud. Er wordt geknuffeld en gezoend. Dan begint de kinderleidster te roepen. Story! I will tell you a story!’ De kinderen komen naar haar toe. Ze pakt een boek met kleurige plaatjes. ‘Look, a flower! It is yellow! And that is the bee!’ De kinderen raken enthousiast. Een jongetje barst spontaan in tranen uit. Hij wordt door de beide dames getroost met een flinke knuffel. Het ziet er allemaal zeer goed uit. Als ik zelf kinderen had, zou ik ze ook op woensdagmiddag op deze ludotheek doen. Een speelse kennismaking met de Engelse taal. Maar ik besef dat dit als werk niets voor mij is. Mijn besluit staat vast. Wanneer kan ik met goed fatsoen mijn schoenen weer aandoen?

De geboorte van een handelsreiziger
Mijn vroegere lerares Duits Frau Janssen Springman zou me hier eens moeten zien zitten. ‘Knöpchen, was machst du jetzt wieder?’ zou ze zeggen. De Duitse natuursteenimporteur beklopt de leien daktegel die hem net is aangereikt. ‘Das sieht ja gut aus,’ zegt hij. ‘Tiene buena pinta,’ vertaal ik. De twee Bercianen, vader en zoon, knikken enthousiast. ‘Aber die Preise ....’ ‘Pero los precios .....’ zeg ik en probeer net zo´n bedenkelijk gezicht te trekken als de Duitser. Even later staan we buiten. Het dorpje bestaat uit witte huizen, de daken bedekt met leien tegels. Tijdens dit driedaagse handelsreisje door Duitsland heb ik daar oog voor gekregen. ‘Dit was het laatste bezoek. ¿Waar kunnen we je afzetten?’ vraagt de vader. ‘Doe maar in Luxemburg, dan pak ik daar de trein richting Amsterdam en kunnen jullie door naar Spanje.’ We stappen in de auto en rijden door het zachtglooiende landschap in de richting van waar de snelweg zou moeten zijn.

De eerste les
Dit is de ideale leerling. In mijn beste Engels heb ik haar zojuist gevraagd: ‘So tell me, being a tourist in El Bierzo, what shouldn´t I miss?’ en ze vult zonder problemen een tiental minuten met een enthousiaste beschrijving van Las Medulas, waarbij ik slechts af en toe de uitspraak van een woordje verbeter, hoewel dat als non native speaker altijd tricky is. Deze studente civiele techniek weet alles over de kracht van water die de Romeinen gebruikten om het goud aan de berg te onttrekken. Plots stokt haar verhaal. Dan vraagt ze me: ‘¿Qué es una palanca en inglés?’ ‘¿Palanca?’ Ze beweegt haar potlood over haar ringvinger op en neer. Hefboom, begrijp ik. Ik heb werkelijk geen idee. ‘Try something with counterweight,’ raad ik haar aan. Ze kijkt me even twijfelend aan. Dan vervolgt ze haar verhaal, af en toe onderbroken door mijn verbeteringen en sturende vragen. Als ik na de les thuis kom, zoek ik de woorden op die ik haar tijdens de les had willen aanreiken. Hefboom is in het Engels lever, volgens het woordenboek. Nooit van gehoord. Maar een mens is nooit te oud om te leren.

maandag 11 juni 2012

Feest!


De zwarte flobberbroek trek ik over mijn spijkerbroek heen. Kunnen die schoenen? Ach, waarom niet? Bruin nepleer. Niet echt uit die tijd, natuurlijk, maar ook niet detonerend. Over mijn T-shirt trek ik een purperen vest aan. En nu de finishing touch. Een heus maliënkolder. En een helm. Lastig. Met deze helm kan ik geen bril dragen. Dan maar niet. In die tijd droegen de mensen toch zeker ook geen brillen? Ik zal er niet alleen uitzien maar ook kijken als een middeleeuwer. Met mijn hoofd een beetje achterover gebogen vanwege de iets te grote helm stap ik de huiskamer binnen. Er klinken enthousiaste kreetjes van mijn vrouw en mijn schoonzus. Mijn nichtje van drie kijkt zelfs een beetje angstig naar me op. Ja, ik ben helemaal klaar voor mijn eerste middeleeuwse feest.

Wat heeft Spanje toch met de middeleeuwen? Het barst er van de middeleeuwse feesten, diners en markten. Natuurlijk is het zo dat de oude kernen van de Spaanse dorpen en steden zich er uitstekend voor lenen om een middeleeuws sfeertje te creëren. Romaanse kerken, kloosters, kleine doorgangetjes. Het geluid van stemmen en voetstappen echoot altijd zo heerlijk rustgevend in de smalle straten. Voor de hippies die her en der in de bergen de verlaten dorpen hebben herbevolkt vormen de middeleeuwse festijnen een goede gelegenheid voor bijverdiensten en maatschappelijke erkenning. Zij zijn vaak de acrobaten, troubadours, blokfluitspelers, vuurvreters en verkopers van sieraden van natuursteen.

Tot nu toe heb ik het middeleeuwse gebeuren aan mij voorbij weten laten gaan. Eén keer waren we van plan om naar een middeleeuws diner in het in El Bierzo gelegen klooster Santa María de Carracedo te gaan. Daartoe togen wij naar een kledingzaak. De vraag of zij over middeleeuwse kleding beschikte wekte geen bevreemding. Daar moet je in Amsterdam eens mee aankomen. Volgens mijn lieve vrouw Ana zou ik als monnik moeten gaan, tja, ik weet ook niet precies wat zij daarmee wilde zeggen. Tot mijn opluchting bleek een monnikenpak niet beschikbaar te zijn, wel een pak van een troubadour, maar zo´n nauwe mallot stond me eigenlijk helemaal niet, en dus besloten we, vooral op mijn aandringen, gewoon naar een restaurant in het centrum van Ponferrada te gaan. Toen we een keer hier in het mooie bergdorp Espinoso de Compludo waren, nodigde de eigenaar van het restaurant La Taberna ons ook uit voor zijn maandelijkse middeleeuwse maaltijden. ‘Lekker met je handen eten,’ zei hij met een glinstering in zijn ogen. Want dat is één van de attracties van middeleeuws eten. Maar eigenlijk gebruik ik heel vaak mijn handen bij het eten. Dus ook deze aanbieding lieten we aan ons voorbij gaan en bezochten we het restaurant een keer op een zaterdag voorafgegaan door een lichte wandeling in de voorjaarszon. Tijdens La Noche de los Templarios is heel het oude centrum van Ponferrada veranderd in een middeleeuwse stad. Iedereen draagt de witte kappen en kleden die met de tempelierorde geassocieerd worden. Maar ook hieraan wist ik mij tot nu toe te onttrekken. Een witte kap op mijn hoofd, dat nooit!

Maar hier in het gehucht Carpio Bernardo moet ik er toch echt aan geloven. Het feest is namelijk mede georganiseerd door mijn schoonzus en zwager. En dus loop ik samen met mijn schone middeleeuwse jonkvrouw in de richting van het terrein waarvandaan de middeleeuwse muziek klinkt. Er worden boogschutterwedstrijden gehouden. En na een middeleeuws drankje merk ik dat ik langzaamaan groei in mijn rol van bijziende ridder.



donderdag 24 mei 2012

Corralito


‘¿Zullen we in Spanje een corralito beleven?’ vroeg Ana me nadat we naar verontrustende berichten op het journaal hadden gekeken. Verbaasd keek ik haar aan. Corralito? Nooit van gehoord. Het bleek een bekende term in de Spaanssprekende landen te zijn. Het komt van Argentinië, het jaar 2001, toen de Argentijnse regering de peso loskoppelde van de dollar en alle banktegoeden bevroor om een kapitaalvlucht te voorkomen. We hadden het nu dus over iets dat we tot nu toe niet voor mogelijk hadden gehouden. Dat Spanje uit de euro gaat. Daar zou ik als leraar economie eigenlijk een glashelder beeld van moeten hebben.

Ach ja, de economische wetenschap. Een gedragswetenschap, zo leg ik mijn studenten altijd uit. En zeker geen exacte wetenschap. Want het gedrag van mensen is in wezen onvoorspelbaar. En zeker als je zelf deel uitmaakt van hetgeen je onderzoekt. Het gedrag van konijnen kun je als mens bijvoorbeeld redelijk objectief bestuderen. Maar stel dat een konijn het gedrag van konijnen zou bestuderen. Dan zou dat konijn, als het zelf over veel wortels zou beschikken, al snel concluderen dat het voor de konijnenpopulatie als geheel nu eenmaal het beste is als de zwakkeren het onderspit delven en de sterken overblijven om zich vooral veel voort te planten. Zou het konijn zelf over weinig wortels beschikken dan wordt een theorie van een eerlijker verdeling van de wortels en de voortplanting waarschijnlijker. Mijn studenten reageren meestal verward op dit verhaal. ‘Wat hebben we nou voor een idioot voor de klas staan?’ zie je ze dan denken.

Nee, in de economie bestaan geen absolute waarheden. Al hoor je die wel vaak verkondigd worden. Bijvoorbeeld dat de ‘markt’ altijd gelijk heeft. De grootst mogelijke onzin. Dat blijkt toch wel uit de huidige crisis. En dat bleek al tijdens de tulpenmanie in de 17e eeuw in Holland. Toen werden er kapitale bedragen betaald voor tulpen. Tot die markt uiteenspatte. Net als nu de markt van onroerend goed. De markt laat zien dat veel mensen vaak achter elkaar aan rennen, ook als eigenlijk wel duidelijk is dat het de verkeerde richting is. ‘We zijn in oorlog met de markten,’ is een andere waarheid die ik wel hoor verkondigen. Vreemde zaak. Waarschijnlijk wordt er gedoeld op de grote spelers op de markt. De mensen willen graag iemand de schuld kunnen geven. De bankiers bijvoorbeeld. Of de kredietbeoordelaars. Standard & Poor´s, Moody´s en Fitch behoren nu in Spanje misschien wel tot de meest gehate instituten. Voor een deel lijkt dat onterecht. De boodschapper van het slechte nieuws krijgt de schuld. Je hoeft niet bepaald een geniale econoom te zijn om een land met een werkloosheid van 24% en enorme binnenlandse schulden minder kredietwaardig te achten, zeker als het taboe op het verlaten van de eurozone wordt opgeheven. Maar de kredietbeoordelaars geven niet alleen een beoordeling (waarbij ze in het verleden de nodige blunders hebben gemaakt, overigens), maar doen ook aanbevelingen. En dat doen ze vanuit een bepaalde economische theorie. Die van dat konijn met veel wortels. Er moet bezuinigd worden. Zelfs op onderwijs. Ontslagen. Gesaneerd. Geprivatiseerd. En als de huidige regering dat dan doet en dat niet het gewenste effect heeft, nou, dan verlagen ze de status van Spanje gewoon weer. Want natuurlijk kijken ze niet echt naar het beleid, maar gewoon naar het resultaat: de werkloosheid, de tekorten, de schulden.

Enfin, die avond na het nieuws zaten we dus te bomen over de toekomst. Spanje de euro uit? Terug naar de peseta? Zal het daarna beter gaan? Spanje zal dan goedkoper worden voor het buitenland, maar de koopkracht zal dalen. En Nederland? Euro´s of terug naar de gulden? En wat zou dat allemaal voor ons betekenen? Het werd ons bang te moede.

donderdag 10 mei 2012

Efficiënt vergaderen


‘¿Gaan we?’ vroeg Ana. Met tegenzin legde ik mijn boek op de tafel en trok mijn schoenen aan. Aan vergaderen heb ik altijd een bloedhekel gehad, of het nou schoolvergaderingen betrof of algemene ledenvergaderingen van de voetbalclub. En deze vergadering zou voor mij wellicht moeilijk te volgen zijn. Vol technische en financiële details. De vergadering van de comunidad de los vecinos. De vereniging van eigenaren van onze flat. In Nederland heb ik nog nooit zo´n vergadering bijgewoond. Ik heb altijd gehuurd bij een woningbouwvereniging. Dat was eigenlijk best wel praktisch. Weinig gezeur aan je hoofd. Door de overheid geregelde huurstijgingen. Als er iets echt stuk was dan belde je de technische dienst. Hier in Spanje is het sociale huren veel zeldzamer. De meeste mensen kopen een huis. Dat heeft bij het uitbreken van de crisis nog voor heel wat problemen gezorgd. Zeer veel mensen konden hun hypotheek niet meer betalen en liepen zo een erg hoge schuld op, terwijl het huis zelf in waarde daalde. Een huurschuld loopt minder snel op. Wellicht dat de uitgebreide sociale huursector een uitstekende buffer vormde bij het uitbreken van de kredietcrisis in Nederland.

‘¿Waar gaan we eigenlijk vergaderen?’ vroeg ik Ana toen we in de lift stonden. ‘Beneden,’ antwoordde ze. Ze drukte op de de knop met het minteken en vervolgens op de één. De lift zette zich in beweging. ‘Ik kan natuurlijk ook alvast wat kopen voor la cena (avondeten) terwijl jij vergadert, lekker cecina (een soort runderham, een regionale specialiteit) bijvoorbeeld,’ probeerde ik. Ze trapte er niet in. ‘Daar hebben we na de vergadering nog best tijd voor.’ We stapten de lift uit en kwamen bij de parkeergarage onder onze flat uit. Tot mijn verbazing stonden de overige buren daar al in een kring opgesteld. Zouden we echt in de parkeergarage gaan vergaderen?

We vergaderden daadwerkelijk in de parkeergarage. Het was er niet warm. De meesten van ons hadden hun winterjassen aan. Het ging over onderhoud, schoonmaak, reparaties, de financiën, enfin, de zaken waar je als eigenaren van gemeenschappelijke ruimtes nu eenmaal over moet vergaderen. Maar de locatie was echt wat ongelukkig gekozen. Zo af en toe moest de kring van vergaderaars verbroken worden omdat er een auto de parkeergarage binnen kwam gereden. Vervolgens moest die persoon onder toeziend oog van de hele goegemeente in de kleine ruimte de auto parkeren, om daarna met een schuldig gezicht, vanwege het niet aanwezig zijn bij de vergadering of misschien wel vanwege de slordige parkeertechniek, zich naar de deur te begeven. Een vergadering staand in een koude ruimte met onderbrekingen vanwege auto´s die in- of uitparkeren en af en toe het geluid van stromend water in het buizenstelsel als één van de buren boven het toilet had bezocht heeft één groot voordeel: er worden geen onnodige vragen gesteld. ‘Nou, dat viel toch best mee?’ vroeg Ana toen we even later bij de vleeswarenafdeling van de supermarkt La Familia op onze beurt stonden te wachten.

Misschien zou de anekdote over deze vergadering nooit de pagina´s van dit blog gehaald hebben, als we maanden later niet in één of andere stad, ik geloof Salamanca, met de auto voor een stoplicht hadden gestaan toen er in het gebouw langs de straat de deur van een parkeergarage openging. In de parkeergarage stond een groep mensen in een kring met elkaar te praten. ‘Kijk, een vergadering van de comunidad de los vecinos,’ constateerde Ana. Verbaasd keek ik haar aan. ‘¿Maar vinden die vergaderingen dan altijd plaats in parkeergarages?’ ‘Ik geloof het wel.’ Ik was er nog niet eens helemaal van overtuigd dat ik hier iets ´typisch Spaans´had aangetroffen tot er weer een paar weken later op de televisie een journaalitem te zien was dat ging over het feit dat comunidades de vecinos vanwege de crisis niet genoeg geld bij de leden kunnen ophalen, waardoor er veel noodzakelijk onderhoud achterwege blijft. Terwijl de voice-over deze droevige mededelingen deed, waren er beelden te zien van een groep mensen die in een parkeergarage stonden te vergaderen. Een voor alle Spanjaarden herkenbaar beeld, blijkbaar. En zover ik weet ik in Nederland zeer ongebruikelijk. Maar misschien wel iets om te imiteren. Wil je kort en efficiënt vergaderen? Doe dat in een parkeergarage!


 (het hele journaalitem is HIER te zien op, vanaf minuut 34.50 ongeveer)

zondag 29 april 2012

Hoogmoed voor de val


Emigreren is niet meer wat het geweest is. Dankzij internet kan ik de Nederlandse kranten lezen, televisieprogramma´s zien, de top-2000 beluisteren, videochatten, mailen, kortom, ik ben meestal vrij goed op de hoogte van wat er allemaal in Nederland gebeurt en dat zonder schotel aan de gevel. Maar afgelopen weekeinde was ik even niet online. We waren dat weekeinde met de schoonouders op visite bij de schoonzus in een piepklein dorpje bij Salamanca. Op zondagochtend gingen we met z´n tweetjes naar het stadje Alba de Tormes, waar ooit de beruchte Hertog van Alva (Duque de Alba) leefde. Daar kochten we lekker vers brood en El País. En natuurlijk namen we in een bar een aperitiefje. We zaten heerlijk aan een tafeltje met ons drankje en een hapje en bladerden elk in een katern van de dikke zondagskrant. Ik gaf een klein kreet je van vreugde. Enkele mannen keken even verstoord om van de televisie waar een formule-1-race op werd uitgezonden. ‘¿Heeft Mourinho ontslag genomen?’ vroeg Ana. ‘Beter nog’, antwoordde ik, de Nederlandse regering is gevallen!’ Enthousiast las ik haar de kop van het artikel in El País voor. ‘¿En is dat goed nieuws?’ vroeg ze.

‘Ja, ik heb me geschaamd voor dit kabinet. Een minderheidsregering van christendemocraten en liberalen, gedoogd door populisten. Wie heeft dat bedacht? Best goed hoor, dat de ontevredenheid met de multiculturele samenleving een stem in het parlement heeft, maar om nou helemaal van die ontevredenen afhankelijk te worden lijkt me een minder goed plan. Het ging soms ook wel een beetje ver. Oorlog met de islam, was de maatschappelijke analyse van Wilders. Daar hoor je hem overigens niet meer over. Is die oorlog dan opeens voorbij of was het een lege slogan? Wat ik ook altijd zo gek vind is dat de aanhang van dit soort partijen altijd verbonden worden met ‘ het volk’. Eén van de meest misbruikte woorden uit de geschiedenis. Waarom behoren de redelijke mensen niet het volk? De meerderheid moet toch zeker niets hebben van die extremistische moslimhaat?

Maar ook de zelfingenomenheid die Nederland binnen Europa uitstraalde begon me meer en meer tegen te staan. Dat men dingen zei als: ‘Eindelijk heeft de Griekse regering een groot aantal ambtenaren ontslagen.’ Ik weet dat de Griekse regeringen veel zaken fout hebben gedaan, maar dat is nog geen reden om blij te zijn met het ontslag van mensen die daar niets aan kunnen doen. Het verbaasde me ook niets dat de recessie in Nederland bij vele Europeanen een soort leedvermaak opriep. Opeens bleek het voor het rijke Nederland heel moeilijk om te bezuinigen, terwijl dat eerder van  andere landen op pedante wijze werd geëist.

Laten we hopen dat Nederland een redelijk, sociaaldenkend, pro-Europees, realistisch kabinet krijgt, dat niet alleen wil bezuinigen maar ook hervormen en stimuleren. Want wat er in West-Europa na de tweede wereldoorlog is gebeurd is vrij uniek. Nog nooit is het algemene welstandsniveau ergens zo hoog geweest, en dat zonder dat er vrijheden voor hoefden te worden opgegeven. Het is alles waard om het systeem van beteugeld kapitalisme in stand proberen te houden, al was het alleen maar omdat je vanuit de betrekkelijke welstand ruimte overhoudt om na te denken over de toekomst; het milieu; de eindigheid van de natuurlijke bronnen. Dat doe je echt niet als je niet genoeg te eten hebt. Dat unieke Europese project moet gered worden. Want de radicalen van links en rechts komen al uit hun donkere holen te voorschijn om hun oplossingen te bieden voor de crisis, hetgeen in de geschiedenis altijd heeft geleid tot dictatuur en oorlog.’

Even nam ik een pauze voor een slokje wijn. ‘Ik heb hier het katern met de sportverslagen; zullen we ruilen?´vroeg Ana. Gretig stemde ik in en begon het verslag te lezen van de wedstrijd van Barcelona tegen Real Madrid van de avond ervoor, terwijl op de achtergrond het geraas klonk van de racewagens op de televisie.



Arrogante Hollander bij Kasteel van de Hertog van Alva

vrijdag 20 april 2012

De Polletiek


In de jaren tachtig heb ik aan de Universiteit van Amsterdam politicologie gestudeerd. Mijn ex-studiegenoten behoren nog steeds tot mijn beste vrienden. Niet één van hen is actief lid geworden van één van de vele politieke partijen die Nederland rijk is, voor zover ik weet. Ik ken geen burgermeesters, wethouders of leden van gemeenteraden, provinciale staten of het parlement. Wij gebruikten onze tijdens de studie opgedane kennis met name voor oeverloze discussies in voetbalkantines, cafés en restaurants, waarbij wij ons te vrij van geest waanden om ons te conformeren aan enige partijlijn of ideologie. De Nederlandse partijpolitiek is voor de werkelijk bevlogenen en voor de carrièrepolitici, waarbij het niet zelden voorkomt dat de bevlogene uiteindelijk tot carrièrepoliticus verwordt.

In Spanje ken ik wel veel mensen die actief zijn of waren in de politiek. Zo ken ik maar liefst twee burgermeesters persoonlijk. Dat heeft te maken met de kleinschaligheid van het Spaanse politieke bestel. Elk klein dorp heeft nog een burgermeester en wethouders, die naast hun gewone bezigheden het bestuur van hun gemeente op zich hebben genomen. Je hebt ze in alle soorten en maten. De beruchte caciques die er al jaren zitten en niets willen veranderen, maar ook enthousiastelingen die door roeien en ruiten gaan voor de belangen van de dorpelingen. Zo waren we vorig jaar op een uitstekend georganiseerd midzomernachtfeest in het mooie bergdorp Balboa, waar rond middernacht de excentrieke burgermeester in klaarblijkelijke feeststemming het podium beklom om een vreemde toespraak te houden die eindigde met het langdurig ritmisch scanderen van: ‘¡Animal, mineral, vegetal; animal, mineral, vegetal!’.

Maar ook in een stad als Ponferrada ken ik vele mensen die actief zijn in de politiek. Soms heeft iemand zich op een stemlijst laten zetten op verzoek van een bekende om aan het minimum aantal kandidaten op de lijst te komen. En er zullen er ook best bij zijn die echt lid worden uit politieke betrokkenheid. Maar in de meeste gevallen heb ik de indruk dat het actieve lidmaatschap van de partij en ook van de vakbond vooral dient ter verdediging van het eigenbelang. Je staat als ondernemer sterker bij het binnenhalen van opdrachten van lokale overheden als je mensen van één van de grote partijen kent. Bij sterk aan de staat gelieerde bedrijven als de musea, La Telefónica en de cajas de ahorros (de spaarbanken) zijn het de (ex)politici die de banen in de wacht slepen. Voor zo´n baantje via een partijvriendje bestaat zelfs een apart woord in het Spaans: el enchufe, letterlijk de stekker (die er dus door iemand anders wordt ingestoken). Ook geeft lidmaatschap van partij of vakbond aan werknemers bij de overheid meer baanzekerheid, wat vooral bij de huidige bezuinigingsdrift goed van pas kan komen. Het vreemde is dat daarbij van de gebruikelijke vijandigheid tussen de twee grote politieke partijen even geen sprake is. Men speelt elkaar de bal toe in de wetenschap dat de volgende keer de andere partij weer zal regeren. Spanje lijkt in dat opzicht wel wat op één van de vroegere Oostbloklanden: partijlidmaatschap is een voorwaarde voor een carrière. Gelukkig zijn er wel meerdere partijen; Spanje is beslist geen dictatuur. Maar wanneer we in een kroeg beginnen te praten over de corruptie, de enchufes en het clientelisme, dan daalt het volume van de conversatie aanzienlijk, waarbij er soms zelfs even achterom wordt gekeken of er niet iemand zit mee te luisteren. Het moet toch niet veel gekker worden!

Haast niemand is het met heersende systeem van vriendjespolitiek en clientelisme eens. Bij de polls waarbij de respondenten aangeven wat op het ogenblik volgens hen Spanjes grootste probleem is, eindigt ´de politieke klasse’ steevast op de derde plaats, nog net achter ´werkloosheid´ en ‘economische problemen’. Maar een cultuur verandert niet gemakkelijk. Het is een kwestie van meedoen of verliezen. Moeten we niet actief worden in de partijpolitiek? De zaak van binnenuit veranderen? Bah! Daar heb ik helemaal geen zin in. Veel liever blijf ik volkomen vrijblijvend vanaf de zijlijn mijn meningen spuien zonder me te conformeren aan enige partijlijn of politieke ideologie. Maar misschien is de lezer meer bevlogen?



dinsdag 10 april 2012

Alcohol


Misschien wel één van de meest ongelukkige uitdrukkingen in het Nederlands luidt: Van te hard werken is nog nooit iemand dood gegaan. In Amsterdam doorspekten wij de conversatie nogal eens met cynische varianten hierop. Sigaretje? Ja graag, van te veel roken is nog nooit iemand dood gegaan. Zullen we even naar de snackbar gaan voor een snelle hap? Lekker, van te veel vet is nog nooit iemand dood gegaan. En de meest gebruikte was toch wel: Een allerlaatste dan maar? Welja, van te veel alcohol is nog nooit iemand dood gegaan.

Toen ik nog in Amsterdam woonde dronk ik best veel. Dat kwam natuurlijk door mijn verkeerde vrienden. Bij de voetbalclub bijvoorbeeld. Als we op zaterdag weer eens hopeloos verloren hadden van WVHEDW 13 of Wartburgia 8, dan werd dat verlies op adequate wijze gecompenseerd middels diverse rondjes bier. Na enkele biertjes gingen mijn teamgenoten op huis aan, waar vrouw en kinderen op hen wachtten, en sloot ik me moeiteloos aan bij verkeerde vrienden uit andere teams voor het verder verwerken van voetbalverdriet. Aan alle mooie dingen komt een eind, en dus ging ik ´s avonds laat op de fiets richting huis, stiekem hopend dat ik onderweg nog een verkeerde vriend zou tegenkomen voor een werkelijk allerallerlaatste.

Mijn drinkgewoontes zijn hier in Spanje veranderd. Deels heeft dat te maken met het samenwonen. Alcohol is het sociale glijmiddel van de vrijgezel. Maar deels heeft dat ook te maken met de andere drinkcultuur die in Spanje heerst. In het begin moest ik daar erg aan wennen. Als we in Ponferrada met een groep in een kroeg zitten, dat wordt er één rondje gehaald. De drankjes worden tergend langzaam genuttigd, waardoor ik geruime tijd ongeduldig met mijn lege glas zit te spelen. Soms wordt er tot mijn vreugde toch besloten om nog een drankje te nemen, waarna er een uitgebreide discussie plaatsvindt over in welke kroeg we dat dan wel gaan doen, waarbij de kwaliteit van de pincho, het gratis borrelhapje, een belangrijk argument is. Daarna trekt iedereen zijn portemonnee en gaat de discussie over wie dit keer de rekening mag betalen. Als we dan eindelijk gaan, zetten sommigen hun glas bier of wijn half leeggedronken op de toog. Het toppunt van alcoholmisbruik.

In Nederland gaat het er, althans in de kringen waarin ik verkeer, anders aan toe. We nemen plaats aan een tafel in een kroeg, en daar zijn we dan voorlopig niet weg te slaan. Dan wordt er omstebeurt door iedereen een rondje besteld. Als de groep niet al te groot is, kan het zo maar gebeuren dat er iemand voor de tweede keer een rondje bestelt, waarop de hele cyclus zich herhaalt.

In Spanje wordt er wel eerder begonnen met drinken. Om een uur of één kan er al een aperatiefje worden genomen. Dan volgt de middagmaaltijd met wijn. Pas tegen een uur of acht ´s avonds stromen de kroegen weer vol voor het nuttigen van drankjes met pinchos. Bij het avondeten mag er natuurlijk weer een wijntje worden geschonken. De echte stappers gaan daarna echt los in de disco´s en nachtclubs, net als in Amsterdam, maar daar doe ik als bezadigde vijftiger natuurlijk niet meer aan mee.

De Nederlanders beginnen gemiddeld later op de dag, maar halen hun achterstand ruimschoots in. Borreltijd is ergens tussen vijf en zeven, dan wordt er uitgebreid gegeten, eventueel met wat wijn. Vaak komen er voor het slapengaan de flessen weer op tafel voor de nachtmutsjes. Ik denk dat de Nederlanders hun slechte naam op alcoholgebied in Spanje te danken hebben aan de gewoonte tijdens de vakanties beide drinkculturen te mengen. Uit respect voor de plaatselijke cultuur nemen ze rond een uur of één een aperativo, laten daarna de paella flink zwemmen in de witte wijn, waarbij ze niet nalaten de mediterrane keuken luidruchtig te roemen. Na afloop volgt een koffie met een coñacje. Om dan rond een uur of vijf te roepen: ‘Borreltijd!’ Aangezien pas tegen negenen de eerste restaurants opengaan duurt borreltijd eigenlijk net te lang om nog op fatsoenlijke wijze aan de avondmaaltijd te kunnen verschijnen.

Het heeft even geduurd, maar uiteindelijk heb ik geleerd om beide culturen niet meer te mengen. In Spanje houd ik me aan de Spaanse drinktijden en in Nederland aan de Nederlandse drinktijden. Hé, verrek, het is alweer één uur. Apertivotijd! Ach nee, ik ben weer even in Nederland. Ober, een glaasje melk, alsjeblieft!

donderdag 15 maart 2012

Misdaad


Een dezer dagen liepen we een band-en-garenwinkel binnen op de Calle Ancha in Ponferrada. De verkoopster was zichtbaar ontdaan. ‘Wat een schrik, wat een schrik’ mompelde ze. Bezorgd vroegen we wat er aan de hand was. ‘Er is een gewelddadige overval op een winkel gepleegd’ zei ze. Geschokt keken we haar aan. ‘¿Waar? ¿Hier?’ vroegen we verbaasd. Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, in Tarragona,’ vertelde ze. Even dacht ik haar niet te verstaan. ‘¿Tarragona, Cataluña?’ vroeg ik. Ze knikte. ‘Ik hoorde het net op de radio.’ Even voor de duidelijkheid. Tarragona ligt zo´n 1000 kilometer hier vandaan. Niet echt om de hoek. Dit was een duidelijk geval van hoe het nieuws vol geweld in de gehele wereld een volkomen onterecht angstgevoel kan oproepen, zo concludeerden we even later toen we op een terras een welverdiend pilsje tegen de schrik namen.

Ponferrada staat niet echt bekend als een criminele stad. Amsterdam heeft die naam wel. Wat dat betreft ben ik er in veiligheid op vooruit gegaan. Hoewel me eigenlijk in Amsterdam nooit iets ernstigs overkomen is. Er is nooit bij me ingebroken. Ik ben nooit overvallen. Het enige wat ik kan noemen zijn mijn gestolen fietsen. Dat moeten er in de loop van mijn leven een stuk of vijf zijn geweest. Maar op het moment dat ik besloot een flinke hoeveelheid geld te investeren in een aantal goede fietssloten was ook dat afgelopen. Het aantal junkies met de bijbehorende kleine misdaad neemt af in Amsterdam, vanwege de verminderde aanwas vanuit de jeugd. Junk zijn is niet hip. In de metro van Barcelona ben ik ooit een keer gerold. En de metro van Madrid is ronduit een schande. Het barst er van de zakkenrollers. Bij mij werd mijn rugzakje een keer opengeritst (gelukkig zonder dat daar iets kostbaars inzat) en bij mijn schoonzus gebeurde hetzelfde wat tot verlies van haar portemonnee leidde. Bij mijn lieve vrouw Ana is ook een poging gedaan haar tas te rollen hetgeen ik heb weten te voorkomen door heldhaftig ‘¡hé!’ te roepen toen ik het zag gebeuren. De zakkenroller rende daarna niet eens weg; hij posteerde zich brutaal op het perron op zoek naar andere slachtoffers. Vooral toeristen worden beschouwd als een gemakkelijke prooi. Dat geldt net zo goed in Nederland. In de trein tussen Schiphol en Amsterdam is het oppassen geblazen.

En hoe zit het met de zware misdaad? Amsterdam staat bekend als de stad van de afrekeningen in het drugscircuit. Als ik in Spanje naar het journaal kijk, is er een soort misdaad die erg vaak genoemd wordt: het geweld in de huiselijke kring, met meestal de vrouw of soms ook een kind als dodelijk slachtoffer. In Nederland zie je dat eigenlijk zelden op het journaal. Komt het in Nederland dan echt veel minder voor? Of zou men er minder ruchtbaarheid aan geven om navolging te voorkomen? Ik vroeg aan een Nederlandse vriendin die werkzaam is in een blijf-van-mijn-lijfhuis of huiselijk geweld in Nederland ook zo vaak een dodelijk afloop kende. Ze beweerde nogal stellig: ‘bijna nooit’. Ach, zo´n antwoord zou ik in Ponferrada zeker ook krijgen. En wie weet in Madrid of Barcelona ook wel. Het nieuws op de tv is wat dat betreft een slechte raadgever. De uitzondering wordt getoond. Het rustige alledaagse leven wordt weggelaten.

Ondertussen waan ik me in mijn beide geliefde steden betrekkelijk veilig. Maar mijn oude fietsje in Amsterdam draagt nog steeds twee zware sloten. Voor mijn mountainbike in Ponferrada heb ik puur voor de symboliek een piepklein plastic slotje gekocht. En als ik in de metro van Madrid van busstation Sur naar het vliegveld Barajas reis, zorg ik altijd dat El País pontificaal uit mijn jaszak steekt. Dat zal ze afschrikken, die zakkenrollers. Hier gaat geen buitenlandse toerist. Hier gaat een echte Spanjaard. Ja, met blauwe ogen, ¿nou, en?