woensdag 25 juli 2012

Bedrijf de liefde!


Het is opvallend hoe zeg maar de standaardvloek van het Spaans en die van Nederlands wat betreft klank op elkaar lijken. Een Nederlander die zijn vingers brandt aan de koekenpan verzoekt god hem te vervloeken: ‘Godverdomme.’ De Spanjaard roept in zo'n geval de seksuele daad aan: ‘¡Joder!’. Omdat in het Spaans de letter j als een g wordt uitgesproken klinkt het allebei ongeveer hetzelfde en hoef je alleen maar ggggooo, of in het Spaans jjjjooo te zeggen en iedereen weet wat je bedoelt.

Nee, ik ga hier niet een uitgebreide socio-linguïstische verklaring geven voor het feit dat Nederlanders bij ongelukken god aanroepen en Spanjaarden de seksuele daad. De woorden hebben hun originele betekenis verloren, weet ik als iemand zonder enige godsdienstige opvoeding die toch bij tijd en wijle godverdomme roept. Volgens mij is het de schrapende g-klank die de woorden zo geschikt maken voor de vloek.

Ik moest aan de verschillende manieren van vloeken denken toen ik op het tv-journaal zag dat een vertegenwoordiger van de regerende Partido Popular tijdens het bekendmaken van de bezuinigingen op de werkloosheidsuitkeringen in het parlement uitriep: ‘¡Qué se jodan!’(voor filmpje: klik hier) In het Engels zou deze uitdrukking vrij letterlijk te vertalen zijn: ‘Let them fuck themselves!’ In het Nederlands voldoet noch de seksuele daad noch een verzoek aan god om te verdoemen voor de beste vertaling, maar moeten we het, volgens mij, meer zoeken in de richting van het toewensen van een ernstige ziekte: ‘Laat ze de kolere krijgen’.

De vrouw in kwestie, Andrea Fabra, verklaarde de dag na deze beraadslagingen dat haar woorden niet gericht waren aan de werklozen van Spanje, hoewel het daar toch alle schijn van had, maar aan de vertegenwoordigers van de PSOE, de sociaaldemocratische oppositiepartij. Daarmee was de kous af. Overigens is Andrea Fabra de dochter van Carlos Fabra, een Valenciaanse ‘cacique’ van de PP die op het ogenblik door justitie vervolgd wordt vanwege diverse corruptieschandalen. Hij is de man die verantwoordelijk is voor het bouwen van het vliegveld van Castellón in de deelstaat Valencia. Dit vliegveld zonder vliegtuigen is het symbool bij uitstek geworden voor de onzinnige projecten die politici in innige samenwerking met bevriende bouwbedrijven en de cajas de ahorros in handen van diezelfde politici voor het uitbreken van de crisis uitvoerden. Vóór het vliegveld zal zelfs een heel groot standbeeld verrijzen dat deze zelfde Carlos Fabra moet uitbeelden. Alsof hij tegen heel Spanje roep: ‘¡Qué se jodan!’

Met zulke politici is het niet te verwonderen dat de deelstaat Valencia in grote financiële moeilijkheden verkeert. Ook de caja de ahorros van Valencia, opgegaan in de beruchte fusiebank Bankia, is niet bepaald het toppunt van financiële betrouwbaarheid gebleken. De Spaanse centrale overheid moet financiële steun verlenen en het ziet er naar uit dat Europa aan de Spaanse staat financiële steun moet verlenen.

Deze week kreeg ik hier in Ponferrada het bericht dat ik straks in september mag stemmen voor de Nederlandse algemene verkiezingen. Het trieste feit doet zich voor dat ik met mijn stem in Nederland misschien wel meer invloed uit kan oefenen op de financiële situatie in Spanje dan wanneer ik in Spanje zou mogen stemmen. Europa wordt het belangrijkste onderwerp van deze verkiezingen. Zelf zal ik op één van de pro-Europese partijen stemmen. Natuurlijk. Ik vorm de helft van een Europees liefdespaar dat is voortgekomen uit één van de meest geslaagde vormen van Europese samenwerking: Interrail. Ze moeten er volgens mij komen: de noodfondsen, de eurobonds en een ECB die direct ingrijpt op de financiële markten. Natuurlijk moeten er voorwaarden worden gesteld aan de leningen en garanties. Vooral ethische voorwaarden, dunkt mij. Wees niet bang, Duitsers, Nederlanders en Finnen, de meeste Spanjaarden zijn zeer fatsoenlijke mensen die hun corrupte politici meer dan zat zijn. Wanbeheer zoals in Valencia mag niet meer voorkomen. ¡Qué nadie se joda! ¡Qué hagamos el amor! (Neuk niet jezelf; bedrijf de liefde!)



maandag 16 juli 2012

Twee Bercianen in Barcelona


Hoe vaak ben ik al in Barcelona geweest? Ik weet het echt niet. De eerste keer was in 1982. Interrail. Het moment dat mijn vrienden en ik na een lange reis door de nacht uiteindelijk in een schommelende overvolle trein in Barcelona aankwamen zal ik nooit vergeten. We leunden uit de ramen en onder het ritmische geluid van de wielen over de naden van de rails en de frequente waarschuwingssignalen van de stoomfluit zagen we de rommelige buitenwijken van Barcelona aan ons voorbijgaan. We stapten uit op Estación de Francia en keken onze ogen uit. Wat een stad!

Het was mijn eerste reis naar Spanje. Er zouden er nog vele volgen, maar nooit zonder langs Barcelona te gaan. Daar lieten onze Catalaanse vrienden ons de verborgen plekken van de stad zien. Ook gaven ze ons waardevolle tips over hoe onze interrailreis voort te zetten. Op een kaart van Spanje schreven ze bij de kust van Gallicië: ‘Pulpo, Islas Cíes, Ribeiro, Baiona’. Een week later aten we na een geslaagd uitstapje met de boot naar de Islas Cïes in de bar O Buraquiño in Baiona pulpo met een lekker glas Ribeiro erbij.

Ik heb Barcelona zien veranderen in al die jaren. Vooral na de Olympische Spelen van 1992. De verpauperde wijken werden opgeruimd en maakten plaats voor hypermoderne woonwijken. Spectaculaire hoogbouw verrijkte het stadsgezicht. Elke keer ging ik even kijken bij de Sagrada Familia of er iets bijgebouwd was. In de jaren tachtig schoot dat echt niet op. Daarna werd er een flinke spurt ingezet, waardoor de kathedraal van Gaudi nu zo goed als af is. Ergens wel jammer.

En nu lopen Ana en ik over de boulevard bij de Port Olimpíc op de laatste dag van deze veel te korte vakantie. Dit gedeelte van Barcelona is nu een mondaine badplaats geworden. Alweer een aspect erbij. Deze week hadden we al gezien dat de wijk El Raval rond het Museu d’Art Contemporani een centrum is geworden voor kunstzinnig Barcelona met stijlvolle restaurants en ateliers. In dezelfde buurt zijn er enkele straten met een volkomen Filipijnse en Pakistaanse uitstraling. Barcelona wordt steeds internationaler en gevarieerder. En met de nieuwe wijk distrito@22 met zijn creatieve en technologische bedrijfjes toont Barcelona zich van zijn meest dynamische kant.

Maar er is ook een andere tendens. Terwijl we verder wandelen over de boulevard bespreken we de vele discussies die we de afgelopen dagen hebben gehad over de Catalaanse kwestie. Bij elk gesprek kwam het wel ter sprake. De crisis lijkt de nationalistische tegenstellingen te hebben verscherpt. De Catalanen vinden dat ze te veel belasting aan de centrale overheid moeten afdragen en alleen maar stank voor dank terugkrijgen. Bij uitwedstrijden van Barcelona moedigt het publiek de tegenstander aan met: ´¡España, España!’ Toen Spanje op zo sublieme wijze Europees kampioen voetbal werd, kon men het niet nalaten ons er op te wijzen dat de helft van het team van Barcelona was. ‘Maar niet elke speler van Barcelona is Catalaan’, wierp ik tegen. Nationalisme staat me nu eenmaal tegen. Het heeft zelden tot iets goeds geleid. Ach, bij het voetbal is het ok, want dat is maar een spelletje. Maar in de politiek is het ronduit eng. Daar kunnen we in Nederland over meepraten met die bijna absurde populistische partijen van ons.

Terwijl wij zo voortslenteren over de boulevard vol fietsers, skaters, joggers en groepen adolescenten op liefdespad, beginnen we vanzelfsprekend dorst te krijgen. We besluiten bij de volgende chirinquito (strandtentje) plaats te gaan nemen. Plots geeft Ana een gilletje. ‘¡Ongelooflijk!’ roept ze uit. ‘¿Qué?’ ‘¡Kijk dan, die chiringuito heet El Bierzo!’ Nu raak ik ook enthousiast. ‘¿Hoe is het mogelijk? ¡Misschien hebben ze wel wijn uit El Bierzo!’ ‘En geroosterde paprika’s met cecina of chorizo uit Molinaseca,’ zegt Ana steeds enthousiaster wordend. ‘Of botillo,’ overdrijf ik. ‘Ha, ha’, lacht Ana welwillend. We dalen af naar het strand en nemen plaats aan een tafeltje. Een zo te zien Afrikaanse barbediende komt naar ons toe om de bestelling op te nemen. ‘Wij willen graag iets nuttigen uit El Bierzo,’ zeg ik tegen hem.