dinsdag 28 augustus 2012

Sport


 Met hoekige bewegingen lopen de Spaanse meiden naar de rand van het zwembad. Daar nemen ze een gemeenschappelijke pose aan die twee vissen lijkt uit te beelden. De muziek begint. Ze duiken het zwembad in en beginnen hun kuur. Ongelooflijk gelijk. En steeds maar glimlachen. In de close-ups blijkt dat natuurlijk nogal krampachtig te zijn. Dit is namelijk een zware sport. Toch is het vreemd dat ik zit te kijken. Naar een jurysport, nota bene. Dat zou ik in Nederland nooit doen.

Het is vier uur ’s middags. Rond die tijd zitten we meestal uit te buiken voor de televisie en te kijken naar onze favoriete soap: Amar en Tiempos Revueltos. Verwikkelingen in een buurtje in het Madrid van de jaren vijftig met werkelijk steengoede acteurs. Maar helaas is deze soap tijdens de zomermaanden stopgezet. Nee, niet omdat de PP nu aan de macht is en de soap duidelijk een wat linkse signatuur heeft. In Spanje wordt de publieke televisie beheerst door de regerende politieke partij. Veel presentatoren zijn vervangen door aan de partij gelieerde mensen. Ook nieuwsitems veranderen. Zelfs het stierenvechten komt weer terug. Maar zo´n populaire serie als Amar en Tiempos Revueltos zal de regering niet durven stop te zetten. Behalve nu dan even. Tijdens de maanden juli en augustus. Vanwege de sport.

Het begon natuurlijk met de Europese kampioenschappen voetbal. Dat de soapserie daarvoor moest wijken, daar kon ik nog wel mee leven. Het is uitstekend uitbuiken op de sofa terwijl op de televisie te zien is dat het Nederlandse voetbal er flink op achteruit is gegaan sinds ik in Spanje woon. Spanje speelde natuurlijk weer geweldig, vooral tijdens de finale. Maar daarna was het de beurt aan Wimbledon, al veel minder interessant. De Tour de France, zijn er eigenlijk nog mensen die daar naar kijken? Hier in Spanje was de interesse voor deze evenementen in elk geval een stuk minder nu Nadal geblesseerd en Contador gediskwalificeerd was. Want laten we wel wezen, veel sporten zijn alleen maar interessant als je je met één van de kanshebbers kunt vereenzelvigen.

En dat zie je terug in de televisiebeelden van de Olympische Spelen. Ieder land heeft zijn eigen Spelen. Hier in Spanje zien we veel synchroon zwemmen (vanwege goud in Peking), taekwondo, judo, basketball, zeilen en vrouwenhandbal. In Nederland denken ze dat de hele wereld weet wie Ranomi Kromowidjojo en Epke Zonderland zijn. Ik weet nog goed dat ik een keer, nog voor de tijd van internet, tijdens de Winterspelen in Madrid was en wilde weten of Nederland weer eens goud had gewonnen op de 10 km langebaanschaatsen. Vergeet het maar. Geen krant of televisie-uitzending die er aandacht voor had. Die sport leeft alleen maar in Nederland. Niks is saaier dan het kijken naar een klok en twee mensen die steeds hetzelfde rondje schaatsen. Maar ook ik hield als kind de rondestanden bij. ‘Een rondje van 37 seconden, ongelooflijk!’ konden de buren me horen schreeuwen. Het bijna gegarandeerde succes van Nederlandse schaatsers stond mijn enthousiasme niet in de weg. Goed, af en toe was er een Amerikaanse skeeler die het ook wel geinig leek om een gouden medaille te behalen. Dat bracht de spanning weer wat terug. Zelfs naar het kunstschaatsen keek ik toen wel, omdat Sjoukje Dijkstra medailles haalde. Daardoor weet ik nu nog steeds wat een dubbele axel is.

Ondertussen zijn de Spaanse meiden klaar met hun kuur Synchroon Zwemmen. Het is tijd voor de jurywaarderingen. Zoals verwacht een stuk beter dan de Egyptische meiden die hiervoor aan bod kwamen. En ik heb werkelijk geen idee waarom.

dinsdag 14 augustus 2012

Mutriku


Deze camping is ideaal. Uitzicht op zee. De golf van Biscaya. Links beneden zijn nog net de laatste huizen van de haven van Mutriku te zien. De rest van het dorp ligt achter de groene heuvel verscholen in de baai. Langzaamaan wordt het donkerder. We schenken een laatste glaasje txakoli in. Jonge Baskische wijn. Een trui moet aan. Baskenland is frisser dan El Bierzo. Ja, dit is pas echt vakantie. Op één ding na dan. Overal om me heen hoor ik Nederlands praten.

En ik dacht nog wel dat ik daar overheen was. Die neiging om Nederlanders te ontwijken tijdens het reizen. Ik weet nog goed hoe het plezier van een wandeling langs een wildstromende beek vol watervallen in het Parque de Ordesa in de Pyreneeën bijkans vergald werd doordat iedereen die me tegemoet kwam me begroette met: ‘Goedemiddag! Wat is het hier mooi, hè?’ Had ik daarvoor meer dan 1500 kilometer gereisd? Parque de Ordesa werd geschrapt uit mijn lijstje met reisdoelen en vervangen door meer afgelegen berggebieden. Maar Nederlanders zijn werkelijk overal.

Volgens mij hebben veel van mijn landgenoten hier op de camping datzelfde gevoel. Net bij het afwassen stond ik naast een Nederlandse vrouw. Op de één of andere manier herkennen Nederlanders elkaar bijna altijd. Maar zeggen dan toch, zij het aarzelend: ‘Hola’. Zwijgend stonden we vervolgens af te wassen; zij met haar Hollandse afwasborstel, ik met mijn Spaanse sponsje. Bij het weggan zei ik toch maar tot ziens, een ongeschreven code verbrekend. Toen ik met de plastic borden weer terugkwam bij de tent vroeg Ana: ‘¿En? ¿Heb je lekker Nederlands gesproken?’ Zij weet hoezeer ik dat soms mis. ‘Nee, ik hou er niet van om landgenoten tegen te komen op vakantie,’ antwoordde ik stuurs. ‘Nou, het is anders wel lekker rustig op de camping met al die Nederlanders.’ reageerde ze. Inderdaad. Het was elf uur ´s avonds en het was doodstil. De mensen gingen al slapen.

Onder het genot van nog een glaasje txakoli praten we met gedempte stemmen over de verschillen in volksaard. Volgens mij zijn de verschillen niet zo groot. Deze groene regenachtige kust trekt de wat meer avontuurlijke toerist aan die het echte Spanje wil ontdekken. Ga maar eens naar de playas vol zon en disco’s, dat is een heel ander soort toerisme. ‘¿Maar zouden al die avontuurlijke Nederlanders van jou doorhebben dat ze in Baskenland zitten?’ vraagt Ana. Moet haast wel. Overal in Mutriku hangen posters die spreken over amnestie en terugkeer van ETA-gevangenen naar gevangenissen in Baskenland.

Nou heb ik geleerd dat al die leuzen en posters in de straten niet altijd de mening van de bevolking weergeven. In Ponferrada staat overal te lezen dat El Bierzo Gallego (Galicisch) moet worden, ofwel dat er Líoness (Leonees) moet worden gesproken. Maar in werkelijkheid ben ik nog nooit iemand tegengekomen die dit echt een belangrijke kwestie vond. Volgens mij zijn er in Ponferrada slechts twee nationalisten actief, één voor León, de ander voor Galicië, die elke nacht elkaars leuzen doorstrepen of met typp-ex verwijderen om de eigen leuzen ervoor in de plaats te kalken. Of misschien handelt het slecht om één enkel persoon met een gespleten persoonlijkheid.  ‘¡Nederlandse humor!’, zo reageert Ana op dit betoog. Zoals zo vaak weet ik niet of dat positief of negatief bedoeld is.

In Baskenland liggen de zaken anders. De posters hangen aan de balkons van de huizen. Ook bij officiële gelegenheden worden er posters opgehangen die vragen om terugkeer van de ETA-gevangenen naar Baskenland. Een voor een buitenstaander onbegrijpelijke solidariteit met een zeer gewelddadige extreemnationalistische beweging. Het geeft vaak een ongemakkelijk gevoel. Zoals gisteren. We gingen kijken naar een zeeroeiwedstrijd in het nabijgelegen dorp Orio. Het plaatselijke team won. Dat werd gevierd met een huldiging op het dorpsplein. Iedereen kreeg een papiertje met een Baskische tekst om mee te zingen. We probeerden wijs te worden uit de Baskische woorden. Onmogelijk. En dus hebben we niet gezongen. Je weet maar nooit waar de tekst over gaat.

Plotseling klinkt er uit een nabije tent gesis. Nederlanders? Of de Spanjaarden uit de tent links van ons? In elk geval is de boodschap duidelijk. Stilte. Silencio. We praten te luid. Zwijgend pakken we onze toiletspullen en lopen naar het toiletgebouw.