dinsdag 25 juni 2013

Zwart geld

We zitten, zoals zo vaak op donderdagavond, in de Chelsea bar, mijn collega’s en ik. We spreken Engels. Natuurlijk. We zijn met leraren Engels onder elkaar. Toch is er een verschil. Zij zijn officieel geregistreerd. Ze hebben hun eigen academies. Ik niet. Ik ben de snorder onder hen. Ze lijken er niet mee te zitten. De markt voor vreemde talen is ruim genoeg. Toch vraag ik aan één van mijn collega’s wanneer het het juiste moment zou zijn mij officieel aan te melden als autónomo, de Spaanse variant van de ZZP-er. Mijn collega lacht meesmuilend. ‘Maak je geen zorgen,’ zegt hij. ‘Niemand die het controleert. Er zijn er velen die zwart werken. Ga maar eens naar de tandarts. Of naar één van privépraktijken van de medische specialisten. Krijg je ooit een bon? Nee toch zeker!’ Hij heeft gelijk. De keer dat ik voor een wat uitgebreidere behandeling naar de tandarts ging kostte het precies €100. Een verdacht rond bedrag. En geen bon. Oftewel: alweer een bijdrage aan het zwarte circuit en het tekort van de Spaanse overheid. We praten nog even door over hoe moeilijk het is om als kleine zelfstandige te beginnen in Spanje. De bijdrage aan de sociale zekerheid is onafhankelijk van je inkomsten zo’n 300 euro per maand. Langzamerhand gaat ons gesprek over op meer aangename aspecten van het leven in El Bierzo: de natuur, bergwandelingen en, natuurlijk, het eten.

De volgende dag ga ik naar een kledingzaak om voor iemand van buiten Ponferrada twee bestelde kledingsstukken af te halen en te betalen. ‘Wil je een bonnetje?’ vraagt de eigenaresse als ik het geld overhandigd heb. ‘Ja graag’, antwoord ik. De kledingstukken zijn immers niet voor mij. De vrouw pakt een visitekaartje van haar winkel en schrijft op de achterkant de prijzen. Verder niets: geen bedrijfsstempel, geen berekening van de BTW. Ze ondertekent met haar voornaam. Alweer ben ik betrokken bij een transactie in het informele circuit.

Natuurlijk zijn mijn voorbeelden uit het dagelijks leven de kleine vissen in de grote zee van de zwarte economie. Over de grote vissen lees ik in de kranten. Die berichten daar dagelijks uitgebreid over. De grootte van de zwarte economie in Spanje wordt geschat op zo´n 20% van het BBP. In Nederland zou dat zo´n 10% zijn. Heel erg exact zijn deze cijfers vanzelfsprekend niet. De hoeveelheid geld die rondgaat in de zwarte economie is nu eenmaal moeilijk te meten.

In Nederland zijn het volgens mij vooral de ‘gebruikelijke verdachten’ die actief zijn in de informele sector: de bouwsector, de drugswereld, de prostitutie, schoonmakers aan huis. Hier in Spanje zijn het zelfs de politici zelf die betrokken zijn bij illegale transacties. Bij een justitioneel onderzoek naar een corruptiezaak bleek dat de ex-penningmeester van de nu regerende Partido Popular zo´n € 47 miljoen in kluizen van diverse Zwitserse banken had liggen. Dat heeft hij op één of andere manier bij elkaar weten te verzamelen tijdens zijn werkzaamheden voor de partij. De zoon van een beroemde Catalaanse politicus, Jordi Pujol (naam van zowel vader als zoon), bracht regelmatig grote zakken gevuld met biljetten van 500 euro naar Andorra om het daar op een bank te zetten. Er gaan hardnekkige geruchten dat hij over die bedragen geen aangifte bij de belastingdienst heeft gedaan.

Ik weet eigenlijk niet of het voortkwam uit deze laatste kwestie, maar vanuit de politiek gaan er stemmen op om het 500 eurobiljet af te schaffen. Dat zal ze leren, al die corrupte politici. Binnenkort moeten ze met vijf keer zo grote plastic zakken slepen met biljetten van 100 euro. De ex-penningmeester zal niet in staat zijn de plastic zakken in de toch niet al te kleine Zwitserse kluizen te proppen. In een straat in Andorra zal te zien zijn hoe de familie Pujol wanhopig tegen een enorme zak staat te duwen om deze door de net iets te smalle toegangsdeur van een bankgebouw te krijgen. Ja, zo pak je de corruptie aan! Zeg niet dat er vanuit de politiek geen oplossingen worden aangedragen. Ondertussen maak ik me om één ding zorgen. Elke verdachte van corruptie of belastingontduiking die tijdens zijn gang naar of van de rechtbanken op de televisie verschijnt, draagt een zonnebril. Ik hoop dat dit niet betekent dat ze in het kader van symptoombestrijding gaan besluiten zonnebrillen te verbieden, net nu ik gewend begin te raken aan mijn bril met getinte glazen.

woensdag 12 juni 2013

El paseo

Het is een zaterdagmiddag, een uur of zeven. Dit zou toch eigenlijk het moment moeten zijn dat de straten zich vullen met winkelend publiek. Maar nee. De meeste winkels zijn zelfs dicht. Sommige staan leeg. Se vende (te koop) of se alquila (te huur) staat er te lezen op de aanplakbiljetten op de ramen. Bij winkels die al langer dicht zijn heeft deze boodschap gezelschap gekregen van aankondigingen van demonstraties, advertenties voor privélessen en tweedehands artikelen en het onvermijdelijke Compro Oro (ik koop goud). Maar ook de winkels die normaalgesproken open zijn, sluiten tegenwoordig op zaterdagmiddag al de deuren. Te weinig klandizie. De crisis hakt er in. En ook natuurlijk ook dat veel mensen het grote overdekte winkelcentrum verderop prefereren, waar het parkeren zo gemakkelijk is en het dak bescherming biedt tegen het grillige voorjaarsweer.

Met een zekere weemoed herinner ik me hoe in de jaren tachtig de straten In Spanje zich plots konden vullen met flanerende mensen. El Paseo heette dit verschijnsel. Iedereen ging ’s middags tegelijkertijd de straat op, zich zo langzaam mogelijk voortbewegend en zoveel mogelijk mensen begroetend. Het gebeurde werkelijk overal; van Las Ramblas en de omringende winkelstraten in Barcelona tot in de paar straten van een klein bergdorpje. Eén keer verbleef ik in een foeilelijke buitenwijk van Madrid waar absoluut niets te beleven was, tot ook hier ’s middags als bij toverslag alle buurtbewoners de straat op gingen om elkaar te zien en door elkaar gezien te worden. Wij, als jonge interrailers, vonden el paseo geweldig en mengden ons vol enthousiasme tussen al die flanerende mensen. Helaas waren we met onze jonge energieke lichamen niet in staat ons aan het tergend langzame wandeltempo aan te passen, waardoor we binnen de kortste keren de straten waar el paseo plaats vond enkele keren heen en weer hadden gelopen. Al snel vonden we het gemakkelijker om plaats te nemen aan een belendend terras om van daaruit het verschijnsel met een pils in de hand in ogenschouw te nemen en punten te geven voor de uitverkiezing van de beste flaneerder, een competitie die zonder uitzondering gewonnen werd door een bevallig meisje met een donkere oogopslag.

En nu, terwijl ik door de verlaten straten van Ponferrada slenter, mis ik El Paseo. Ja, ik word ouder en dan schijn je dat te krijgen; dat idee dat het vroeger beter of in elk geval gezelliger was. Misschien heb ik nu ook wel de leeftijd dat ik me zonder moeite zou kunnen aanpassen aan het tempo van El Paseo. Even probeer ik het; wat kan het schelen; er is toch niemand die het ziet. Zo langzaam mogelijk loop ik door de uitgestorven winkelstraat. Zo heb je in elk geval wel de gelegenheid uitgebreid de etalages te bekijken en de aanplakbiljetten te lezen. Maar nee, dit houd ik niet vol. Trouwens, er is haast niemand die zich nog zo voorbeweegt. Tegenwoordig is footing in de mode. Laat in de middag zie je in de parken en de wegen rond de stad kleine groepjes mensen, vrouwen meestal, die zich snel wandelend voorbewegen waarbij ze overdreven heftig met de armen zwaaien. Als ik ze zie heb altijd de neiging te denken: ‘hop, hop, hop’. Eens even kijken of footing me meer ligt dan flaneren. Hop, hop hop. Gaat best lekker. Waar zal ik eens heen gaan? Naar het winkelcentrum? Nee, daar zal men toch raar opkijken van een buitenlander die zich op deze manier tussen de winkelende mensen mengt. Weet je wat? Ik ga door het park naar de rivier El Sil en dan de brug over naar de heuvelrug El Pajariel. Zo neem ik nog een mooi stukje natuur mee. Dat is leuk, gratis en gezond. Hop. Hop. Hop.