vrijdag 23 augustus 2013

Pitbull

Ik ben net terug van mijn rondje trimmen langs de rivier hier. Eigenlijk was het al wat te laat op de dag. Het liep al tegen tien uur ’s morgens en dat heeft een aantal nadelen. Het wordt te warm, de irrigatiesproeiers gaan aan (hoewel dat tijdens de zomer wel lekker kan zijn) en er lopen veel honden rond. Ook nu weer. Juist wilde ik aanzetten voor een eindsprint, toen ik een loslopende pitbull ontwaarde. In Spanje zijn deze beesten nog steeds toegestaan. Onmiddellijk minderde ik vaart en liep met een wijde bocht om het zich van geen kwaad bewuste beest heen. Ik koester nu eenmaal een groot wantrouwen tegen deze honden, die worden gefokt op agressiviteit en kracht. Al moet ik zeggen dat ik ooit een hele lieve pitbull heb gekend.

Dat was eind jaren tachtig, begin jaren negentig in Amsterdam. Ik woonde toen in De Houtmanstraat in een kleine woning die voor mij eerst als student en later als weinig verdienende parttimer bijzonder aantrekkelijk was vanwege de lage huur. Natuurlijk trokken de lage huren ook andere mensen uit ‘de onderkant van de samenleving’ aan, maar dat vond ik toentertijd nauwelijks een probleem. Voor mijn psychopathische buurman die de winkels niet durfde te betreden deed ik af en toe een boodschap. Mijn onderbuurvrouw was de oudste vrouwelijke junkie van Amsterdam, wier overlijden het journaal van de lokale televisiezender AT5 haalde. We leefden daar allen tezamen onder het motto: leven en laten leven. Naast mij op de trap op één hoog woonde een oud mager vrouwtje, dat daar van kinds af aan had gewoond. Tijdens mijn afwezigheid vanwege vakantie of werk verzorgde zij altijd mijn post. Ze had ook een achttienjarige dochter die op vier hoog woonde. Deze dochter en haar vriend (het best te beschrijven als een coffeeshoptype) besloten zich in hun kleine woning te wijden aan het lucratieve fokken van pitbulls. Zo kon het gebeuren dat, wanneer je de trap aan het bestijgen was, er boven met een bons een deur openging, gevolgd door het geluid alsof er een lawine van stenen naar beneden rolde. Dan was het zaak zo snel mogelijk je woning in te gaan of naar buiten te gaan, wat er maar het dichtstbij was, want het was de gehele familie pitbull die daar al grommend naar beneden denderde: vader, moeder, en een stuk of zes welpen.

Ik neem aan dat de handel van mijn bovenburen niet zo’n succes werd als zij hoopten. De Nederlandse wetgeving rondom pitbulls werd steeds meer verscherpt, en toen de reuen gedwongen gecastreerd werden, verdween de pitbull langzamerhand uit het Amsterdamse straatbeeld. Ondertussen was vader pitbull, gecastreerd en al, verhuisd. Hij werd de hele tijd gebeten door zijn veel agressievere vrouw en kinderen zonder dat hij wat terug deed en daarom besloot mijn buurmeisje hem cadeau te doen aan haar oude moeder. Natuurlijk was ik aanvankelijk weinig gecharmeerd van het idee een pitbull als directe buur te hebben. Maar dat veranderde. Zodra Sullie (zijn eigenlijke naam was Sultar) de kans kreeg glipte hij mijn huis binnen om met mij te spelen of aangehaald te worden. Het was echt één van de liefste honden die ik ooit had meegemaakt, maar wel met een enorme kracht. Bij het spelen met een tennisbal op straat was hij in staat tot op hoofdhoogte te springen om de stuiterende bal tussen zijn machtige kaken te vangen. Daarna legde hij de bal weer voor mijn voeten, jankend als een lief klein welpje om het spel te hervatten.

Op een keer kwam ik van een reisje terug en klopte bij mijn buurvrouw aan om de bewaarde post op te halen. Ze deed niet open. Ik klopte nogmaals en hoorde het zenuwachtige gesnuif van Sullie. Vreemd. Mijn buurvrouw was altijd thuis of met de hond op stap. Ik probeerde hendel, opende de deur en riep: ‘Hallo!’. Mijn buurvrouw kwam naakt de slaapkamer uit, wankelend en met schuim op haar lippen. Ze liep half vallend naar het tafeltje waarop ik mijn post zag liggen, terwijl ze probeerde iets te zeggen. De hond draaide zenuwachtig om haar heen. Ik ondersteunde haar naar de slaapkamer en legde haar in bed. ‘Ik bel de ziekenauto!’ zei ik in paniek. Ze was niet in staat te antwoorden; slechts wat rochelende geluiden kwamen uit haar keel. Toen ik bij het verlaten van de slaapkamer nog eens omkeek zag ik dat Sullie op het vrouwtje was gaan liggen, zijn voorpoten over haar schouders. Geen van beiden heb ik daarna ooit nog gezien.

Ik kwam een paar dagen later haar dochter tegen die me vertelde dat haar moeder al in coma lag en waarschijnlijk niet lang meer te leven had. ‘En de hond?’ kon ik niet nalaten te vragen. Ik had de dagen ervoor overwogen om voor te stellen Sullie te adopteren, maar dat idee ook weer laten vallen omdat het bezit van een pitbull niet helemaal paste bij mijn image en levensstijl, vond ik zelf. ‘Die is al afgemaakt,’ vertelde de dochter. Een mengeling van verdriet en opluchting maakte zich van me meester.

Zojuist, toen ik bezweet van de rivier naar ons huis wandelde, af en toe omkijkend of de pitbull niet achter me aan kwam, kwamen al deze herinneringen weer bij me boven, en ik dacht: ‘Sullie was echt een bovenstebeste pitbull, maar toch ben ik van mening dat deze honden verboden moeten worden!’


vrijdag 16 augustus 2013

Slaap kindje slaap

Een aantal jaren geleden, toen ik nog maar net op het punt stond te overwegen eventueel ooit naar El Bierzo te verhuizen, kwam ik in een stadje niet ver van Ponferrada vandaan een Nederlandse vrouw van mijn leeftijd tegen die de stap al veel eerder gezet had en wel om dezelfde reden: de liefde. Aan haar vroeg ik hoe het was om in Spanje te wonen. Over het algemeen was ze zeer gelukkig met haar leven hier, vertelde ze. ‘Maar zijn er ook nadelen?’ drong ik aan. Even dacht ze na en toen zei ze uit de grond van haar hart: ‘Ja, de manier waarop mijn schoonouders zich onophoudelijk bemoeien met de opvoeding van onze kinderen!’ Ondanks de grimmige toon waarop ze sprak beschouwde ik haar woorden als een aanmoediging. Immers, ik had toen al de leeftijd bereikt dat het krijgen van kinderen niet echt het eerste was waar ik aan dacht. ‘Als dat alles is wat ze aan nadelen kan noemen, nou, dan is het leven hier vast zo slecht nog niet,’ dacht ik bij mezelf.

En zo is het ook. En inderdaad heb ik nu ook de indruk dat de Spaanse grootouders zich meer mengen in de opvoeding van de kleinkinderen dan in Nederland gebruikelijk is. Voor de rest zie ik bij het opvoeden vooral overeenkomsten, net zoals op zoveel andere terreinen overigens. Als je het dagelijks leven in oogschouw neemt is de Europese eenwording al bijna een feit. Om een voorbeeld te noemen: zowel in de Nederlandse als in de Spaans steden spelen kinderen steeds minder buiten. In mijn jeugd (nu gaat opa spreken) waren we na schooltijd bijna altijd op straat met een bal in de weer: voetbal, bodje-tik (het gooien van een tennisbal tegen het straatnaambord), ja, zelfs hele honkbalcompetities speelden we op straat, waarbij de waterpaaltjes en rioolputten dienden als honken. Dat is in heel Europa veranderd. Tegenwoordig gaan kinderen naar naschoolse activiteiten. Ook hier in Ponferrada zie je ’s middags ouders gehaast hun kinderen heen en weer rijden tussen de diverse sportclubs, academies, muziekscholen, buurthuizen, privéleraren en spelotheken, dit alles om te voorkomen dat hun kroost hele middagen lang alleen maar hangerig zitten te chatten en te gamen.

Ondanks deze gemeenschappelijke ontwikkeling is er één opvallend verschil tussen Nederland en Spanje wat betreft de opvoeding van de kinderen. Volgens mij slapen Spaanse kinderen veel minder dan Nederlandse kinderen. Natuurlijk, de slaaptijden zijn nauw verbonden met de eettijden en die zijn in Spanje nu eenmaal anders. Men eet uitgebreid in de middag en de meestal lichtere avondmaaltijd wordt laat op de avond genuttigd. De meeste Spaanse kinderen liggen niet voor tien of elf uur in bed. In de zomer kan dat gemakkelijk uitlopen tot na middernacht, een tijdstip dat Nederlandse kinderen hooguit halen op oudejaarsavond. Als ik bij mijn vrienden in Amsterdam op visite ben, dan worden de jongste kinderen tegen achten in bed gestopt, zodat wij ons ongestoord kunnen wijden aan eten, drinken en goede of vaak ook best banale gesprekken. En dat verschil in nachtrust wordt mijns inziens nauwelijks ingehaald tijdens de siesta. Als ik gelijk heb (ik heb hier geen statistisch onderzoek naar gedaan) dan slapen Spaanse kinderen gemiddeld zo’n twee uur minder. En dan nu de grote vraag. Slapen de kinderen in Spanje te weinig, slapen de kinderen in Nederland te veel, of maakt het gewoon niet zoveel uit hoeveel slaap kinderen krijgen? Ik laat het beantwoorden van deze vraag graag over aan bevoegde wetenschappers, maar over algemeen lijken zowel de Nederlandse en Spaanse kinderen die ik van nabij meemaak niet al te veel te lijden onder een tekort of overdaad aan slaap. Ze maken een zeer gelukkige indruk.