zondag 31 augustus 2014

Sokken

Het is een zonnige zaterdag in augustus. We staan in de rij voor de boot van Cangas de Morrazo naar de Islas Cíes, een kleine groep eilanden voor de Atlantische kust van Galicië. Om de tijd te doden pak ik de zaterdagbijlage van El País getiteld Mode, een magazine dat ik normaalgesproken niet aanraak. Al bladerend krijg ik één van mijn betere ideeën, al zal de uitvoering niet meevallen. ‘Oh, kijk, een artikel over de mode van deze zomer. Luister.’ Ana is één en al oor. Dat ik Mode doorblader is al uitzonderlijk en nu ga ik nog uit een artikel citeren ook. Maar nu komt het moeilijke gedeelte. Ik moet een tekst improviseren in de stijl van het magazine. Ik probeer mijn beste Spaans: ‘De nieuwste trend deze zomer zijn sokken, die op de meest zichtbare manier gedragen worden. Waar voorheen de sok zo veel mogelijk verborgen werd, zien we dit jaar de celebrities met sokken in combinatie met de korte broek en sportschoenen en soms zelfs sandalen. Ja, we kunnen stellen dat de sok met zijn comeback bezig is.’ Na deze woorden kijk ik verwachtingsvol naar mijn vrouw. Ze slaakt een vermoeide zucht en zegt: ‘het is él calcetín (de sok) en niet la calcetín, en ik geloof niet zo in die comeback.’ Even ben ik teleurgesteld, maar troost mij met de gedachte dat een verloren slag nog geen verloren oorlog betekent.

De eerste keer dat ik iets bespeurde van de teloorgang van de sok stamt alweer van een flinke tijd geleden, tijdens een vakantie in Barcelona. Ik wees een vriend van mij op twee pubermeisjes die hun blote voeten in hun gymschoenen leken te hebben gestoken, wat volgens mij tot stinkschoenen en chronische stinkvoeten zou kunnen leiden. Mijn vriend legde mij uit dat deze meisjes wel degelijk sokken droegen, maar dat ze die beslist niet wilden tonen. Sokken waren bij pubermeisjes tot taboe verklaard. Daarom droegen ze hele kleine witte sokjes, waarvan de bovenkanten net tot aan de rand van de schoenen reikten. Verbaasd constateerde ik dat hij gelijk had. Maar goed, pubers halen wel vaker dingen in hun hoofd. Dan verklaren ze bepaalde kledingstukken taboe of juist erg hip, afhankelijk van wat hun pop- of sporthelden dragen.

Met stijgende verbazing heb ik moeten constateren dat het verbergen van de sokken algemene navolging heeft gevonden, zowel in hier in Spanje als in Nederland. Tegenwoordig zie je ook volwassen mensen hun sokken verbergen alsof het een akelige afwijking betreft. Behalve de hele kleine witte sokjes zijn er zelfs speciale doorzichtige sokken in omloop. Mountainbikers dragen geen zichtbare sokken. Hardlopers lijken geen sokken te dragen. Bergwandelaars dragen geen sokken. Ja, zelfs de toeristen dragen geen sokken meer!

En hier in Spanje zijn sokken onlosmakelijk verbonden met het concept: El Guiri, mijn geuzennaam en pseudoniem van mijn Spaanstalige blog. Guiri is de scheldnaam voor de typische toerist: roodverbrand, knokige knieën onder een korte broek, camera hangend aan de nek, rugzakje op, en vooral zichtbare hoge sokken, het liefst in combinatie met sandalen. Dat laatste deed ik vroeger eerlijk gezegd ook. Toen kocht ik het liefst knalrode sokken en die droeg ik in zwarte sandalen. Ach ja, wat gaat de tijd toch snel; dat was nog voordat ik er netjes en aangepast bijliep. Ik heb me leren conformeren. Tegenwoordig draag ik alleen sokken in gesloten schoenen.

Maar verder wil ik echt niet gaan. Ik heb net bij Zara een heel stel sokken gekocht in de meest opzichtige kleuren. Die ga ik duidelijk zichtbaar dragen, ook al heb ik een korte broek aan. Voor sokken hoef je je niet te schamen. Een echte held toont zijn sokken!

woensdag 6 augustus 2014

Vijf jaar

Naarmate je ouder wordt lijkt tijd sneller te gaan. Dat schijnt te maken te hebben met de relatieve lengte van een periode. Vijf jaar is in absolute termen gewoon vijf jaar, maar voor iemand van 20 is dat 25% van zijn leven (en normaal gesproken jaren waarin veel gebeurt), terwijl het voor iemand van 55, zoals ondergetekende, dezelfde periode ‘slechts’ 9,09% van zijn leven vormt (maar er gebeurt nog steeds enorm veel, hoor). Voor mensen (zoals ik) die meer van relatieve dan van absolute getallen houden, had de titel van deze Brief uit El Bierzo misschien beter 9,09% kunnen luiden. Weet je wat? Ik begin opnieuw.

9,09%

Ik woon nu 9,09% van mijn leven in El Bierzo. Da’s misschien niet helemaal waar, omdat ik regelmatig naar Nederland terugkeer om er een paar weken te werken, maar aan de andere kant heb ik hier voor die tijd menige vakantie doorgebracht. Dat compenseert elkaar min of meer.

Vanwege de liefde verhuisde ik vijf jaar geleden naar Ponferrada met een zeer positief beeld van Spanje, het land immers waar ik zo graag mijn vakanties doorbracht en waar het leven goed leek te zijn. Deze indruk is niet echt veranderd, maar is wel gelaagder geworden. Mijn beeld van Spanje was roze gekleurd door mijn reizen in de jaren 80, toen Spanje zich nog maar net had bevrijd van een jarenlange dictatuur, waardoor er, net zoals later in de Oost-Europese landen, een open, nieuwsgierige en verwachtingsvolle sfeer heerste. Dat is veranderd. Het land is zichtbaar welvarender geworden, maar de crisis heeft een eind gemaakt aan het idee dat de toekomst alleen maar verbetering kan brengen. Soms lijkt men in de greep te zijn geraakt van een collectieve depressie. Een buurvrouw die ik op een ochtend tegenkwam in de lift en begroette met het wellicht wat plichtmatige ‘¿Qué tal?’ (hoe gaat het?), verwoordde deze gemoedstoestand met het antwoord: ‘¿Que voy a decir? ¡No hay remedio!’ (Wat zal ik zeggen? Er zit niets anders op!) Varianten op deze weinig vrolijkmakende manier van reageren op basisbegroetingen zijn: ‘Estamos todos condenados’ (we zijn allemaal veroordeeld) of ‘Estamos vendidos’ (we zijn verkocht). Nou moet gezegd worden dat de crisis en de steeds sneller veranderende wereld ook de gemoedstoestand in Nederland niet onberoerd heeft gelaten. Het beeld dat men hier vroeger van Nederland had als een modern en progressief land lijkt steeds meer plaats te maken voor het imago van een land vol vreemdelingenhaters en neoliberale scherpslijpers.

Maar goed, zoals gezegd, mijn algemene indruk dat Spanje een fijn land is blijft ongeschonden. De negatieve berichten in de pers over de corruptiezaken worden meer dan gecompenseerd door de doodeerlijke mensen die ik hier heb leren kennen. Door mijn lessen aan huis heb ik veel interessante en vriendelijke stadgenoten ontmoet. Het is allang zo dat ik op een mooie zomeravond slenterend door het historische centrum van Ponferrada veel meer bekenden tegenkom dan waar dan ook in Amsterdam, met uitzondering wellicht van de voetbalvelden van mijn geliefde club afc Taba.

Ja, ik denk dat ik hier voorlopig blijf. Af en toe naar Nederland om weer lekker gemakkelijk in de eigen taal te kunnen praten en vrienden en familie te bezoeken, maar dan toch ook onmiddellijk El Bierzo te missen. Het leven is hier goed. En als ik 100 word, wie weet, dan kan ik de 50% nog halen. Da’s een mooi streven.