dinsdag 20 oktober 2015

km0

Ben ik op mijn ouwe dag toch nog ergens een overtuigd aanhanger van geworden. Nee, niet van een voetbalclub. Mijn voorkeur voor fc Barcelona is flink bekoeld nu Xavi Hernandez niet meer speelt. Sowieso lijkt het voetbal aan corruptie- en belastingschandalen ten onder te gaan, en ik twijfel er niet aan dat daar binnenkort nog wat dopingschandalen bovenop komen. Nee, ik ben ook geen aanhanger geworden van een politieke partij. Ik blijf de politiek van een afstand kritisch volgen, ook al vind ik de opkomst van de nieuwe partijen in Spanje als Ciudadanos en Podemos een hoopgevende ontwikkeling. Het nationalisme dat in Europa tegenwoordig zo in zwang lijkt te kan me ook niet boeien. De Catalaanse nationalisten, de Castiliaanse anticatalanen, de Nederlandse pro-zwartepietenbeweging; het komt bij mij allemaal over als het zoeken naar een identiteit die er allang niet meer is, als-ie er ooit al geweest is. Nee, ik ben langzamerhand overtuigd aanhanger geworden van de kilometro zero trend, of hoe dat ook in het Nederlands moge heten. Het eten van voedsel dat afkomstig is uit de directe omgeving.

Eigenlijk was mijn moeder zonder het zelf te weten al een aanhanger van km0. Zij gaf altijd hoog op van de Hollandse bloemkool, aardbeien van de koude grond, echte Nederlandse eigenheimers, en noem maar op. Toen ik mijn vakanties buiten Nederland begon door te brengen sprak ik haar als man van de wereld soms tegen: ‘Ma, in Frankrijk en Spanje zijn de groenten echt minstens net zo lekker als hier.’ Maar nu ben ik geneigd mijn moeder alsnog gelijk te geven. Natuurlijk dacht zij indertijd niet aan de mogelijke positieve milieu-effecten van het consumeren van de groenten van nationale grond; de CO2-uitstoot was toen nog geen issue. Zij had het gewoon over smaak. Wat van dichtbij komt is verser en dus lekkerder.

Ook hier in El Bierzo heeft altijd een onuitgesproken km0-gedachte geleefd. De Bercianen zijn trots op de reinetten, kastanjes, kersen, conference-peren en paprika’s. Op de markt worden groente en fruit altijd als Berciaans aangeprijsd. Bij veel kleine groentewinkels staan speciale schappen met daarin producten uit de regio, die diezelfde morgen bij de boeren zijn opgehaald. Ook de restaurants doen volop mee; deze weken zijn er de jaarlijkse Jornadas Gastronómicas de El Bierzo met menu’s waarin regionale ingredienten zijn verwerkt.

Tegenwoordig wordt het eten van voedsel uit de regio vooral aangeprijsd vanwege de positieve effecten op het milieu en het stimuleren van de regionale economie en werkgelegenheid Wat mij betreft zijn de milieueffecten van het lokaal geproduceerde voedsel mooi meegenomen, maar ik ben vooral aanhanger van de km0 omdat ik het leuk vind om te zien waar mijn eten vandaan komt. Het doet me goed te wandelen door de wijngaarden waarvan ik weet dat ik een jaar later de wijn zal drinken. Ik heb overigens zo’n donkerbruin vermoeden dat als ik de wijn in de supermarkt koop deze beduidend meer dan 0 km heeft afgelegd: eerst van de bodega naar een distributiepunt ergens in Spanje en dan weer terug naar de supermarkt in El Bierzo. Hetzelfde zal wel eens kunnen gelden voor de potjes geroosterde paprika’s, de ingemaakte kastanjes en andere producten waar El Bierzo op vermeld staat.

Als kersverse aanhanger van de km0-beweging laat ik me tegenwoordig door de slager in de overdekte markt uitgebreid informeren over waar het arme lammetje waarvan ik de koteletjes koop heeft rondgelopen, meestal rond de dorpen San Lorenzo en Molinaseca hier vlakbij. Een Rioja sla ik als wijn bij de maaltijd met geringschatting af. Als ik appels uit Holland in de schappen zie liggen trek ik een pruillip en als ik lees dat de tomaten uit Holland komen loopt er een heuse rilling over mijn rug. Maar toen ik in september bij de Albert Heijn in Osdorp een Bierzo-wijn zag liggen, kocht ik gelijk enthousiast een paar flessen, ook al hadden die net zo’n lange reis afgelegd als ikzelf. Niets 0km; gewoon regionale trots. En lekker!




maandag 5 oktober 2015

De macht van taal

De gehele maand september ben ik in Nederland om te werken, en, natuurlijk heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om op de voetbalvelden van afc Taba een blessure op te lopen. Zoals altijd was het weer prettig om in het land te zijn waar ik de eerste vijftig jaren van mijn leven heb doorgebracht. De terugkeer naar de Nederlandse routine gaat me nog steeds gemakkelijk af. Ik beweeg me gemakkelijk in Amsterdam; misschien wel gemakkelijker dan in Ponferrada. Letterlijk, dankzij de fiets en het uitgebreide openbare vervoer. Maar vooral omdat het zoveel makkelijker is om te communiceren in je eigen taal. Mijn Spaans is natuurlijk best wel vooruitgegaan de laatste jaren, maar dat gaat langzamer dan ik dacht.

Een perfecte beheersing van de taal geeft zelfvertrouwen en een zeker gevoel van macht. In Spanje is het een enkele keer behelpen, maar dat heeft ook te maken met mijn uiterlijk. Vaak gaan Spanjaarden er op voorhand van uit dat ik de taal niet beheers en richten zij het woord niet tot mij maar tot de persoon aan mijn zijde. Als mijn vrouw en ik op een zaterdagmorgen op weg naar de markt van Ponferrada een bekende zien met gebruind gelaat en ik vraag: ‘¿Hoe was je vakantie?’ dan begint het antwoord ‘leuk’ met de blik op mij gericht, maar zodra er anekdotes volgen over vertraagde vliegtuigen, romantische liefdes, hittegolven of hagelbuien, dan zoeken de ogen van de spreker als vanzelf contact met mijn vrouw’s donkere alles begrijpende ogen in plaats van met de blauwe ogen van een guiri die bij zo’n ingewikkeld verhaal alleen maar groter lijken te worden.

Maar soms is het andersom. Er zijn van die momenten dat een Spaanse spreker zich niet tot mijn vrouw maar tot mij richt om beter begrepen te worden. De spreker is dan altijd een man. En het onderwerp is iets technisch. Een voorbeeld. Er is een probleem met de auto en we gaan naar de garage. Het is haar auto dus geeft mijn vrouw de nodige uitleg. Als vervolgens de garagehouder begint te praten, merk ik dat mijn vrouw overkomt wat mij zo vaak gebeurt: ze wordt genegeerd. De blik van de man gaat in mijn richting op zoek naar een stel mannelijke, alles van techniek begrijpende ogen. En ik begrijp absoluut niets van wat hij zegt. Ik ben helemaal niet technisch ingesteld, hoewel ik laatst een schilderijtje heb opgehangen en dat schijnt daar nog steeds te hangen. Van auto’s heb ik nog wel het minste verstand; ik heb niet eens een rijbewijs. Alles wat de goede man me zegt klinkt me als een willekeurige opeenvolging van technische termen in de oren: ‘alternador, distribuidor, arrancar, colector, acelerador, silenciador, acelerar.’ In de zekerheid dat mijn vrouw ook meeluistert en waarschijnlijk alles wél begrijpt, permitteer ik me de luxe om niet naar de man te luisteren en aan iets heel anders te denken. Aan die rode wouw die we op de heenweg naar de garage zagen, bijvoorbeeld. Rode wouwen zijn in Nederland best zeldzame roofvogels, maar in Spanje zie je ze op een paal naast de weg zitten wachten op een aanrijding van een overstekend dier. Plotseling bemerk ik dat de man niet meer spreekt en mij afwachtend aankijkt. Hij heeft me net vast iets gevraagd; geen idee wat. Om aan de ongemakkelijke stilte een eind te maken herhaal ik het laatste woord dat ik verstaan meende te hebben: ‘¡Si, acelerar!’ Even zie ik iets wanhopigs in de ogen van de man verschijnen en dan keert hij zich eindelijk weer tot mijn vrouw om het gehele verhaal te herhalen.

Dit weekeinde keer ik weer terug in El Bierzo met in het begin een wat sterker Nederlands accent, zoals altijd wanneer ik in mijn geboorteland ben geweest. Maar ik beloof dat ik zo vloeiend Spaans ga leren spreken dat zelfs winkelbediendes in de kledingzaken aan mij antwoord geven in plaats van aan mijn vrouw als ik vraag of ze een bepaalde broek ook in een andere maat of kleur hebben. Maar in de garage blijf ik gewoon dom voor me uit kijken en aan rode wouwen denken, hoor.