vrijdag 22 december 2017

De avonturen van het brilletje van de kleine Ana

Ik ben er uiteindelijk toch maar aan mee gaan doen: het verzenden van emoji in plaats van een tekstbericht. Soms is het gewoon wel gemakkelijk. Je wilt een einde maken aan een chat-conversatie; iemand bedanken voor iets onbenulligs of een compliment maken voor een flauwe grap. Je vindt de juiste woorden niet. Je zendt het zonnegezichtje met de glimlach. Of, zoals ik wel pleeg te doen, een bosje bloemen. Dat is eigenlijk gewoon luiheid. Het bosje bloemen is de eerste emoji die op mijn mobieltje verschijnt.

Zoals bijna alle kale mannen met een blij gemoed lijk ik best wel een beetje op de zo’n smiley. Het zonnetje in huis. En dat was helemaal het geval toen ik een roze zonnebrilletje met hartjesvormige glazen droeg. Het was volgens mij nog voordat de emoji met de hartjesbril of –ogen populair werd. Ik koester de stille hoop dat ik er model voor heb gestaan. Maar waarom droeg ik zo’n belachelijk brilletje? Dat ga ik hier vertellen.

Het was een paar jaar geleden. Ik woonde al in Ponferrada, maar keerde regelmatig terug naar Nederland om enkele weken te werken als leraar economie en statistiek op een Rotterdamse business school. Deze keer reisde ik in het weekeinde eerst met mijn vrouw naar Salamanca voor een bezoek aan mijn schoonzus, haar man en ons nichtje Ana van toentertijd zes, denk ik. Het was december, maar toch mooi weer. Terwijl mijn vrouw en haar zus op zaterdag gingen winkelen, nam ik mijn nichtje mee naar de speeltuin. Ze droeg haar favoriete zonnebrilletje met een roze hartjesvormig montuur. Al gauw was het brilletje lastig toen ze het klimrek opging. Ze gaf het aan mij en ik stak het in mijn jaszak.

En ik het vond het brilletje van de kleine Ana pas weer toen ik op zondagmorgen op het vliegveld Barajas van Madrid mijn zakken controleerde voordat ik door de douane ging. Wat nu te doen? Ik pakte mijn mobiel voor een Whatsapp-berichtje aan de ouders waarin ik de situatie uitlegde, met een bosje bloemen erbij natuurlijk, maar bedacht toen dat het grappiger was om het brilletje op te zetten en een selfie te sturen. Dat zou de kleine Ana leuk vinden. Daarna besloot ik selfies te maken gedurende mijn verblijf in Nederland en deze naar Salamanca te zenden, een beetje in navolging van de film Amelie, waarin iemand een tuinkabouter van een oude man steelt en vervolgens foto’s opstuurt van de tuinkabouter op de meest exotische plekken van de wereld. De volgende dag nam ik een foto op de terugweg vanuit mijn werk in Rotterdam een foto in de trein ergens in de buurt van Leiden. Eigenlijk kwam ik als dagelijkse forens tussen Amsterdam en Rotterdam helemaal niet op veel spectaculaire plekken voor foto’s en ’s winters is het in Nederland vroeg donker. Een vriend van me nam nog een foto van me bij het Centraal Station in Amsterdam met de Schreierstoren op de achtergrond, maar het cameraatje van mijn mobiele telefoon was niet echt tot nachtfoto’s in staat. Op een gegeven moment was het afgelopen met de avonturen van het brilletje, toen het toch iets te klein bleek voor mijn volwassen hoofd en één van de poten brak.

Eenmaal terug in Ponferrada vond ik de foto van mezelf in de trein best grappig. Die tegenstelling tussen dat brilletje en mijn ernstige blik, die overigens voortkwam uit het feit dat het maken van een selfie mijn volledige concentratie behoefde. Ik gebruikte de foto voor mijn facebook-profiel en voor nog wat sociale media. De reacties van mijn vrienden en familie waren wisselend, van ‘dat is nou eens een mooie positieve foto’, tot ‘snel veranderen die profielfoto, hoor.’ Dat laatste deed ik nooit en ik vergat de foto een beetje.

Een paar maanden geleden werd ik tot mijn grote verbazing uitgenodigd voor een oriënterend sollicitatiegesprek. Het ging om een exportbedrijf in A Coruña, niet echt naast de deur, maar wel dichterbij dan Rotterdam. Mijn idee was dat ik, nadat ik het bedrijf zou hebben overtuigd van mijn onmiskenbare kwaliteiten, wellicht zou kunnen afdwingen om twee dagen per week te werken, op donderdag en vrijdag bijvoorbeeld, en de rest van de week vanuit huis. Per slot van rekening zijn de Nederlandssprekenden in Galicië niet echt dicht bezaaid. Het sollicitatiegesprek ging via Skype. Ik had een net overhemd aangetrokken en ervoor gezorgd dat op de achtergrond dikke economie- en statistiekboeken op de boekenplank prijkten. Voor de spiegel had ik een paar keer de uitspraak van de Spaanse Z en C geoefend: ‘¡Cerveza!’ Die baan had ik al zo goed als in mijn zak, dacht ik. De eerste vraag die ze me stelden was: ‘Ik zie een foto van een ernstig kijkende man met een roze brilletje op met een hartvormig montuur. Bent u dat?
Ik heb na dat gesprek nooit meer iets van het bedrijf gehoord.

Ana's brilletje bij Leiden

Ana's brilletje bij het CS van Amsterdam

maandag 27 november 2017

Open brief aan de Nederlandse regering

Beste mensen,

Allereerst natuurlijk mijn felicitaties met het binnenhalen van het Europese Geneesmiddelen Bureau (European Medicines Agency: EMA). Dat was zonder twijfel het resultaat van een fraai stukje lobbywerk, een beetje geluk bij de uiteindelijke loting en natuurlijk de aantrekkelijkheid van Amsterdam. Als geboren en getogen Amsterdammer weet ik als geen ander dat Amsterdam een fijne stad is om in te wonen en te werken. Ik beleefde zelfs een kort momentje van nationale trots. Dat heeft Nederland toch maar weer geflikt. Waar een klein land groot in kan zijn!

Maar net toen ik het Wilhelmus wilde inzetten, las ik in dezelfde (digitale) krant dat op die dag de files in Nederland een totale recordlengte hadden van zo’n 900 km, hetgeen vooral werd geweten aan de aantrekkende economie. De NS kan het aantal reizigers niet meer aan, had ik al eerder gelezen. Schiphol heeft de grenzen van het aantal vluchten bereikt of zelfs overschreden. Ook zijn er alarmerende berichten over de snelle stijging van de huizenprijzen in Amsterdam en in de wijde omtrek. Heeft Nederland eigenlijk wel de EMA nodig? De werkloosheid is in Nederland, vergeleken met andere Europese landen zoals Spanje, bijzonder laag en aan het dalen. Nederland heeft moeite de milieudoelstellingen van het Akkoord van Parijs te halen. Kortom, het laatste wat Nederland nodig heeft is een extra economische impuls gefinancierd met Europees publiek geld.

In navolging van mijn favoriete econoom Keynes ben ik er een voorstander van dat overheidsgeld wordt besteed ter stimulering van de economie als er sprake is van laagconjunctuur, terwijl bij hoogconjunctuur de overheid wat op de rem moet trappen. Dat geldt ook voor Europees geld, en het mooie is dat binnen Europa overheidsinvesteringen kunnen worden gebruikt voor een meer evenwichtige regionale verdeling van werkgelegenheid en welvaart. Ooit werden Nederlandse overheidsinstellingen naar Limburg verplaatst omdat daar door de sluiting van de steenkoolmijnen de werkgelegenheid in gevaar kwam. Als ik weer eens naar de belastingdienst in Nederland moet bellen met de ingewikkelde vragen van een Nederlandse emigrant, krijg ik de informatie uitgelegd in de zo sympathieke Limburgse tongval. Op dit ogenblik kampt de regio El Bierzo met hetzelfde probleem als indertijd Limburg: de steenkoolmijnen gaan dicht, met alle gevolgen van dien voor de inkomens en de werkgelegenheid. Ik wil u via deze brief verzoeken om Europees te denken en vrijwillig af te zien van de vestiging van de EMA in Nederland en te bewerkstelligen dat het instituut hier naar Ponferrada komt.

‘Puur eigenbelang, da’s alleen maar omdat u er zelf woont!’ hoor ik u al roepen. Dat wil ik ten stelligste ontkennen. U moet eens wat meer vertrouwen in de burger tonen. Goed, ik ben best bereid om een vaste baan te accepteren als Beleidsveldmanager of Senior Communicatieadviseur bij de EMA, maar ik neem dan genoegen met slechts de helft van het salaris dat een ambtenaar met een soortgelijke functie in Brussel ontvangt. Ik kan u verzekeren dat er hier in El Bierzo enorm veel capabele mensen bereid zijn werkzaamheden te verrichten voor een veel lager loon dan in de noordelijke landen gebruikelijk is. Het minimumloon is hier ongeveer de helft van dat van Nederland. Ook de bouwkosten van het EMA complex zullen hier stukken lager uitpakken dan in Amsterdam. In El Bierzo is er, anders dan in het propvolle Nederland, gewoon ruimte om te bouwen. Misschien hoeft er niet eens gebouwd te worden; we hebben hier al een zo goed als leegstaand gebouw dat voldoet aan de pompeuze eisen waaraan een Europees instituut schijnt te moeten voldoen (zie foto onder).

De internationale werknemers van de EMA zullen profiteren van de vestiging in Ponferrada. Denk aan de afwezigheid van files, de lage prijzen van de huizen met tuinen in een rurale omgeving, het verse voedsel dat op de markt gekocht kan worden, de vele restaurants van uitstekende kwaliteit. En in de weekeinden kunnen ze genieten van de ongerepte natuur die El Bierzo rijk is; hier lopen in de bergen wilde wolven en beren rond!

Kortom, Nederlandse regering, denk groot en Europees, en niet klein en nationaal; gun de EMA aan El Bierzo.

Met vriendelijke groet,

Roland Knoppe
Guiri in El Bierzo


zaterdag 11 november 2017

Monotonie

Nog zo kort geleden hoorde ik meewarig de berichten over Nederland aan, met politieke partijen die de mond vol hebben van de nationale identiteit, de tsunami van islamisering en het verplichten van het zingen van het volkslied op scholen. Hier in Spanje, en zeker in El Bierzo, was het nationalisme onschuldig van aard, niet gericht tegen immigranten of Europa. Men was hooguit trots op de nationale sportprestaties, de manier van leven, de tradities en vooral de gastronomie. Maar als ik nu uit het raam kijk zie ik bij de buren de Spaanse vlag uithangen als protest tegen de Catalaanse separatisten. We wonen hier zo’n negenhonderd kilometer van Catalonië vandaan. De Spaanse vlag uithangen als politiek statement lijkt niet zo zinvol. Toch hangen er aardig wat in Ponferrada. Elders in Spanje zullen dat er nog meer zijn. Het land is in de greep van de strijd tussen het Spaanse en Catalaanse nationalisme.

In de cafés, huiskamers en straten van Ponferrada heeft de Catalaanse kwestie de gebruikelijke top drie gespreksonderwerpen, gezondheidsklachten, voetbal en het weer, verdrongen. Gisteren ging ik met de lift omhoog met mijn bovenbuurman. Die hield het op een gegeven moment niet meer. ‘Ik wil je nu toch vragen wat jij, als buitenlander, vindt van de situatie in Catalonië.’ Vervolgens spraken we ruim een half uur op het trapportaal over de bizarre gebeurtenissen. De Catalaanse president Puigdemont was net naar België gevlucht, Catalaanse ministers zaten gevangen. ‘Het lijkt een beetje op een film of een tv-serie, waarbij de scriptschrijver, na een spannend begin, het allemaal niet meer zo goed weet en de meest bizarre wendingen verzint,’ zei ik tegen mijn buurman. We waren het met elkaar eens dat op basis van een referendum waarbij 42% van de kiezers is komen opdagen de onafhankelijk niet kan worden uitgeroepen, maar dat het politiegeweld en het vastzetten van Catalaanse politici en actievoerders zeer contraproductief en bedenkelijk waren. Daarmee nam hij vergeleken met veel andere mensen hier een genuanceerd standpunt in. Sommigen voelen zich bijna persoonlijk aangevallen door de separatisten.

Op Facebook woedt een ware strijd om ‘de waarheid’, zeker omtrent de gebeurtenissen bij het referendum van 1 oktober. Mijn Catalaanse vrienden delen foto’s van het brute optreden van de politie. Onder de Catalanenvreters gaan soms dezelfde foto’s rond met de tekst dat het hier om nepbloed gaat. Volgens El País, net als alle nationale media zeer gekant tegen een eventuele onafhankelijkheid van Catalonië, zitten de Russen via de sociale media te roeren in de Catalaanse problemen om de EU te ontregelen. Ik weet niet in hoeverre dat waar is, maar een propagandaoorlog is er zeker wel gaande. Opmerkelijk is dat beide kampen elkaar verwijten dat zij de straat opgaan om te demonstreren voor de eenheid van hun nationale staat, terwijl Spanje/Catalonië (doorhalen wat niet van toepassing is) zelf wordt bestuurd door corrupte politici die hun eigen volk beroven. Het trieste is dat beide kampen hierin deels gelijk hebben! Het lijkt zowel Rajoy als Puigdemont niet slecht uit te komen dat de aandacht wordt afgeleid van de vele corruptiezaken waarin hun partijen verwikkeld zijn.
Ook via Whatsapp ontvang ik berichten, foto’s en video’s over de kwestie. Een vage bekende stuurde me dit filmpje gestuurd, waarin een aangedane vrouw vertelt hoe de separatisten in Barcelona mensen dwingen om winkels te sluiten en straten barricaderen en dan laat ze een opname horen waarin een Catalaanse actievoerder omroept dat het allemaal zonder geweld moet, althans op dat moment; de tijd om ze te doden komt nog wel. Is de vrouw oprecht of is het ingestudeerd? Wat niet echt bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de video is die ongepaste achtergrondmuziek. (Klik HIER om de video te zien)
Ik ontving ook dit filmpje (klik HIER) dat de separatisten rondsturen om Europese steun te verwerven. Pathetisch is het zeker, met die snik in de stem. Natuurlijk is er die neiging om te spreken namens ‘het Catalaanse volk’, terwijl Catalonië over de onafhankelijkheid juist erg verdeeld is. Let vooral op de achtergrondmuziek. Die is bijna hetzelfde als bij dat anti-onafhankelijkheidsfilmpje. Konden die Russen, met hun rijke muziekcultuur, nou echt niets beters vinden? Iets van Shostakovitch voor de Catalanen en een stukkie Strawinsky voor de Spanjaarden, bijvoorbeeld?!

Enfin, de propagandastrijd zal nog wel even duren. We zitten voorlopig opgescheept met al die vlaggen uit de ramen, video’s met eendere achtergrondmuziek, politici en actievoerders in de gevangenis en de monotonie van steeds maar hetzelfde gespreksonderwerp.

zondag 22 oktober 2017

Zwarte maandag

Het was nog vroeg toen ik maandag mijn computer aanzette om te zien of ik berichten had ontvangen. Niet veel bijzonders. Dan maar even kijken wat er in de wereld gebeurt. Ik klikte een Engelstalige krant aan. Aan Spaans nieuws met al dat Spaanse en Catalaanse nationalistische gekrakeel had ik zo vroeg op de ochtend even geen behoefte. Ik las een artikel waarin Black Monday van maandag 19 oktober 1987 werd gememoreerd. Dertig jaar geleden; je zou er nostalgisch van worden. Ik zat de dinsdag erna in het college Internationale Economie van Professor Jager van de Universiteit van Amsterdam, waar we uitgebreid discussieerden over die volkomen onverwachte beurscrisis, die, achteraf gezien, de voorbode lijkt te zijn geweest van de grote financiële crisis van deze eeuw.

Tijdens het lezen van het artikel bemerkte ik dat er iets vreemds aan de hand was. Het was buiten nog steeds donker. Hoe laat was het? Ver over negenen. Het had allang licht moeten zijn. Ik liep naar het raam en keek naar buiten. Mijn ergste vermoedens werden bevestigd. De hele stad was gehuld in een deken van rook. De zon kwam er niet doorheen. De straatlantaarns brandden nog.

Dat er diverse bosbranden aan het woeden waren wist ik al. Het weekeinde waren we in Salientes geweest, dat schitterende bergdorp in het noordelijke deel van El Bierzo. Op weg er naar toe zagen we dat sommige bergen in de fik waren gestoken. Volgens mensen uit het dorp was het juist daar waar veel beren leefden. Dat zou volgens hen wel eens geen toeval kunnen zijn, lieten ze er veelbetekenend op volgen. Zondagavond laat zagen we op de televisie dat vooral in Portugal en Galicië de toestand heel ernstig was. Enorme vuurzeeën. Er waren al doden gevallen.

En op maandag had de westenwind de rook van Galicië naar El Bierzo gedreven, hoewel er ook enkele lokale bosbranden gaande waren. Toen ik even later de straat opging om de dagelijkse boodschappen te doen, was het nog steeds donker en erg rokerig. De sfeer was grimmig en mistroostig tegelijk. Her en der stonden mensen in kleine groepjes bijeen om het gebeuren te bespreken. Een buurtgenoot sprak me aan: ‘¡Galicië brandt! ¡De brandbestrijders zelf zijn de daders!’ En met een cynische lach maakte hij met duim en wijsvinger het gebaar van geld verdienen. Zoals zo vaak werd er gedacht aan een samenzwering. De brandbestrijders, de grote bouwbedrijven, de maffia zelfs. Vanzelfsprekend kregen ook de politici de schuld. Die zouden allemaal moeten aftreden. Maar is er beleid te maken dat zo’n immens leeg gebied in tijden van langdurige droogte beschermt tegen brandstichters? En de grote vraag is: wie zijn de daders?

Hier in El Bierzo zijn ondertussen vier daders geïdentificeerd, zover ik weet.
De grote brand van april nabij de beroemde El Valle del Silencio (de vallei der Stilte) was een daad van een lokale veehouder die verse weidegrond wou creëren door het struikgewas af te fikken. Dat liep door de harde wind enorm uit de hand.
Vorige week pakten ze hier hoog in de bergen op de Campo de las Danzas (Het Veld van de Dansen) een zeventigjarige man op die een fikkie stookte. Of dat iemand uit één van de nabijgelegen dorpen was, werd niet vermeld, maar dat vermoed ik wel.
Op maandag zelf pakten ze een veertigjarige inwoner van Ponferrada op die met zijn mountainbike naar El Pajariel was gereden en daar op diverse plekken brand had gesticht. Hij is bezeten om El Pajariel af te branden, vermeldde El Diario de León. Waarschijnlijk was hij dan degene die een paar weken geleden rond het middaguur, toen heel Ponferrada aan de maaltijd zat of zat uit te buiken, recht tegenover ons huis El Pajariel in de fik had gestoken. Het was schrikbarend hoe snel de berg vlam had gevat.  
En dan pakten ze deze week ook nog een 84-jarige dorpeling op die het tuinafval aan het verbranden was, verdacht dicht bij een brandhaard aan de voet van de bergen.

Het profiel van deze daders komt in het geheel niet overeen met wat de mensen in de straat veronderstelden. In plaats van grote bedrijven en de maffia moeten we wellicht onze directe buren wantrouwen. En vooral oudere eigenwijze dorpelingen die een stuk berg affikken voor hun vee of tuinafval verbranden omdat ze dat altijd al gedaan hebben. Ik sluit speculatieve motieven niet uit, vanzelfsprekend. Het is immers altijd zo dat de meest onbenullige daders het eerst tegen de lamp lopen.

Er moet onderzoek worden verricht naar de motieven van de brandstichters en de daders moeten streng worden aangepakt, daar is iedereen het wel over eens. Een verbod op het gebruik van vuur in rurale gebieden lijkt mij noodzakelijk. De langdurige droogte en het absurde warme najaar zijn echter een gevolg van klimaatverandering. Daar kunnen we alleen op de langere termijn wat tegen doen. Als we dat tenminste echt willen.

Ponferrada, maandag 16 oktober 2017, 10 uur 's morgens

El Pajariel staat in de fik.
27 september 2017





zondag 1 oktober 2017

Ramkoers

Tijdens gesprekken met de mensen hier gaat het, vanzelfsprekend, vaak over de verschillen tussen het leven in Nederland en Spanje. Als ik dan zeg dat ik best heb moeten wennen aan de andere gewoonten, krijg ik soms de reactie: ‘ik weet precies wat je bedoelt; ik ben ook niet van hier.’
Op mijn vraag waar de ander, die volgens mij toch accentloos Spaans spreekt, dan vandaan komt, antwoorden ze bijvoorbeeld: ‘Uit de stad León.’ Die stad ligt hier zo’n 100 km vandaan, maar toch vindt men hier dat het leven en de mentaliteit daar volkomen anders zijn. De regionale verschillen worden nog meer benadrukt door mensen die afkomstig zijn uit verder afgelegen regio’s zoals Extremadura of Andalusië . Zeker de Andalusiërs hebben een specifieke tongval en voelen zich in het voor hen zo kille Ponferrada buitenlanders.

De band die de mensen hier met de geboortegrond hebben is enorm hecht. Zo zijn er in El Bierzo op zijn minst twee regionale politieke partijen actief en is de stad volgeschreven met graffiti waarin wordt opgeroepen tot een afscheiding van El Bierzo van de provincie León, tot een afscheiding van de provincie León van de deelstaat Castilla-León of tot een aansluiting van El Bierzo bij de deelstaat Galicië. Ik herinner me een treinreis van Barcelona naar Galicië, ergens begin jaren tachtig, met een coupée vol reizigers uit alle streken waar de trein doorheen reed, en werkelijk de hele reis ging het gesprek over de specifieke gewoonten, gerechten, en architectuur van de diverse regio’s. Ik was toen nog een groentje op het gebied van Spanjereizen en was echt verbaasd over dergelijke diversiteit en ook over de trots waarmee ze spraken over hun geboortegrond. Goed, dat veel Catalanen en de Basken zich meer vereenzelvigden met hun regio dan met de Spaanse staat was me toen al duidelijk. In Barcelona had ik zelfs uit nieuwsgierigheid meegelopen met een demonstratie op 11 september, de dag van Catalonië, La Diada. Dat was ronduit beangstigend. Langs de gehele route stond aan beide zijden van de straat agenten van de Guardia Civil opgesteld die verre van vriendelijk keken. Het was 1981, denk ik, dus nog maar net na de val van het Franco-regime.

En nu lijkt het zo enorm uit de hand te lopen in Catalonië, waar de huidige regering van de deelstaat, een vreemde coalitie van zeer linkse Catalaans-nationalistische partijen en een rechtse Catalaans-nationalistische partij met een nogal corrupt verleden, vandaag, 1 oktober 2017, eenzijdig een referendum over de onafhankelijkheid organiseert. De Spaanse regering in Madrid van Rajoy is niet vies van Spaans nationalisme en, zoals zo vaak, leidt al dat nationalisme tot niets goeds. Beide kampen liggen op ramkoers. Niemand weet wat er hierna gaat gebeuren. Er zal een soort machtsvacuüm ontstaan. De regionale politie en overige ambtenaren zullen niet weten welke regering ze zullen moeten gehoorzamen. Erg bedenkelijk is dat er geen kiesdrempel is voor dit referendum; voor de Catalaanse regering is de uitkomst geldig ongeacht de opkomst. Een lage opkomst zullen ze sowieso wijten aan de repressie van de Guardia Civil. 

Wat mij betreft zou er in Catalonië gewoon een door de centrale overheid erkende en gegarandeerd referendum gehouden moeten worden, net als indertijd in Schotland of in Quebec, als de lat maar hoog wordt gelegd wat betreft opkomst. Ik ben er niet van overtuigd dat de separatisten zouden winnen, als de centrale Spaanse overheid zich minder repressief zou opstellen en er duidelijk wordt uitgelegd wat de consequenties van onafhankelijkheid zijn. Echt waar, Catalanen, FC Barcelona zou voortaan in de Catalaanse competitie moeten spelen met als hoogtepunt van het seizoen Girona-Barcelona. Inderdaad, jullie zouden waarschijnlijk voorlopig uit de EU verdwijnen; veel landen zullen niet graag separatistische bewegingen aanmoedigen. En voor een bezoek aan El Bierzo, verreweg de beste regio van heel Spanje, zouden jullie daadwerkelijk een grens moeten oversteken. Woon ik eindelijk in het zelfde land als mijn Catalaanse vrienden, gaan ze zich een beetje afscheiden. Dat kan toch zeker niet!


Barcelona, 1 oktober 2017

donderdag 24 augustus 2017

La Font de Canaletes

Op de lijst van steden waar ik me het meest thuis voel heeft Barcelona heel lang op nummer twee gestaan. Het spijt me de Catalanen te moeten mededelen dat Barcelona de laatste jaren naar nummer drie is gezakt, omdat Ponferrada met stip is gestegen en nu met Amsterdam wedijvert om de eerste positie.

Mijn eerste Spanjereis was naar Barcelona. Wat een stad! Het was 1982. Uren kon ik rondzwerven door de buurten van het oude centrum, de Barrio Gótico en de Barrio Chino. Maar ook ontdekte ik de schoonheid van wat wij, vier vrienden uit Amsterdam, de vierkante wijk noemden. De wijken met het geruite stratenpatroon vol modernistische gebouwen, met terrassen aan de rand van de lange drukke straten waar mensen rustig hun ontbijtje of drankje zaten te nuttigen naast het langsrazende verkeer. Onze Catalaanse vrienden lieten ons ook de schoonheid van het toen nog onbekende Barcelona zien. De wijk Gràcia waar ik me het restaurant El Glop nog herinner. Of dat bizarre theater La Bohemia in de Barrio Chino met oudere variétéartiesten, veelal travestieten (zie ook de documentaire Yo soy así). In de danszaal La Paloma dansten we op de ballroom muziek van een groot orkest en werd om 12 uur ’s nachts tot mijn schrik mijn naam omgeroepen. Ik was jarig. Midden in de zomer. Dat wist ik helemaal niet. De fles Cava, Catalaanse champagne, smaakte er niet minder om.

Thuis in Amsterdam verbeterde ik mijn leesvaardigheid van het Spaans door het lezen van romans die zich bij voorkeur in Barcelona afspeelden. Ik las Nada van Carmen Laforet met naast me een Spaans-Nederlands woordenboek en op de vloer de kaart van Barcelona om de zwerftocht van de hoofdpersoon Andrea door de stad te kunnen volgen. Ik verslond La Ciudad de los Prodigios van Eduardo Mendoza en Últimas Tardes con Teresa van Juan Marsé.

Sinds de jaren 80 heb ik vele malen Barcelona bezocht. Het moest zo zijn. Onze Catalaanse vrienden brachten ons naar de waterpomp op Las Ramblas, la Font de Canaletes (de bron van Canaletes), en vertelden ons dat wie van het water drinkt naar Barcelona zal terugkeren. Ik nam zo veel slokken als ik maar kon om me van vele bezoeken aan die mooie, drukke, levendige, gekke stad te verzekeren. Juist daar waar de Font de Canaletes staat, op de kop van Las Ramblas, vond afgelopen week de terroristische aanslag plaats. Een jonge moslim, vol haat tegen alles waar Barcelona voor staat, reed met een bestelbus Las Ramblas op vanaf Plaza Catalunya. Het resultaat: 13 doden, vele gewonden, angst, haat.

Natuurlijk volgden er heftige reacties, vooral op de sociale media. Ook hier in Spanje bestaat bij sommigen de behoefte hele bevolkingsgroepen te veroordelen voor het gedrag van enkele individuen. En er waren rechtse Spanjaarden die de schuld wilden geven aan de linkse burgemeester van Barcelona, Ada Colau, omdat er geen blokken beton waren geplaatst om Las Ramblas te beschermen (alsof de aanslag per se op Las Ramblas plaats zou moeten vinden), terwijl linkse Spanjaarden en Catalaanse nationalisten de schuld wilden leggen bij de koning van Spanje die immers in Saoedi Arabië op staatsbezoek was geweest. Zelfs een aanslag als deze wordt gebruikt om het eigen politieke gelijk te halen, zeker nu het onafhankelijkheidsstreven van de Catalanen de meningen zozeer verdeelt.

Maar de meeste reacties uit Catalonië die ik zag gaven me hoop en maakten me trots op mijn derde thuisstad. ‘No tenim por’ (we zijn niet bang), scandeerden de mensen op straat tijdens een herdenkingsplechtigheid. Veel inwoners benadrukten dat Barcelona een veelzijdige, open, mondiale stad is waar geen ruimte is voor haat of intolerantie. Ook de moslims uit Barcelona protesteerden tegen de brute aanslag.

Binnenkort kom ik weer langs, Barcelona, het is alweer te lang geleden, en dan laaf ik me opnieuw aan La Font de Canaletes.


maandag 31 juli 2017

De snelkookpan

Ik ben er! Bovenop de Pajariel, de berg die uitkijkt over Ponferrada. Zwetend besef ik dat dit mijn eerste fysieke uitdaging in de buitenlucht is sinds weken. Het was gewoon te heet. Ook nu is het niet koud. Er lijkt een nevel te hangen boven Ponferrada. Luchtvervuiling, ook hier, ondanks de lage bevolkingsdichtheid en het gebrek aan industrieën. Maar El Bierzo is omgeven met bergen. De vervuiling blijft er hangen. En de benauwdheid ook. La Olla, noemen ze El Bierzo hier. De kookpan. Ze gebruiken hier vaak het woord microklimaat om de hoge agrarische productie te verklaren. Sinds kort wordt er zelfs Berciaanse olijfolie geproduceerd. Het lijkt elk jaar warmer te worden. Misschien moeten we El Bierzo binnenkort De Snelkookpan gaan noemen: La Olla Express.

De hitte begon vroeg dit jaar. In juni wezen de thermometers al 40 graden aan. Dat was tijdens een korte, heftige hittegolf. Zelf waren we toen in Nederland waar het overigens ook schitterend weer was. Toen we terugkwamen, klaagden al onze Berciaanse vrienden, familieleden en bekenden dat het een lieve lust was: ‘¡Het was verschrikkelijk, die hitte, wat hadden jullie een mazzel dat jullie in Nederland waren!’ Later in juni werd het gewoon weer fris, maar nu, in juli, is het weer warm. Erg warm.

Ik woon hier te kort (hoewel alweer 8 jaar) om uit eigen ervaring te kunnen concluderen dat er sprake is van klimaatverandering in El Bierzo, maar de afgelopen twee jaren waren de zomers ook al zeer heet. De meeste Bercianen zijn er van overtuigd dat het klimaat veranderd is. Vroeger waren de winters kouder en de zomers koeler, zeggen ze. En het regende veel meer. Gedurende de lange wintermaanden was Ponferrada gehuld in een hardnekkige, dikke mist.


In de verte zie ik de schoorsteenpijpen van de kolencentrale bij Cubillos del Sil, dit keer zonder de gebruikelijke rookpluim. Het is bekend: kolencentrales stoten zeer veel CO2 uit. Het energiebedrijf wil per 2020 de centrale gaan sluiten. Niet milieuoverwegingen maar economische belangen spelen daarbij de hoofdrol. Er is veel protest tegen de voorgenomen sluiting. De werkgelegenheid heeft al zo te lijden gehad onder de crisis en door de verminderde steenkoolproductie. De centrale stookt met name geïmporteerde kolen. Veel goedkoper. En ook dat stuit op verzet. Ze zouden lokale steenkool moeten gebruiken, vinden bijna alle lokale partijen, lokale afdelingen van de nationale politieke partijen, de vakbonden en de lokale pers. Want als ze zouden toegeven dat de steenkoolproductie hier op zijn laatste benen loopt, zou dat een flink verlies aan stemmen of leden opleveren.


Spanje is op zich een land dat relatief veel duurzame energie gebruikt, zeker in vergelijking met Nederland. Er zijn bijvoorbeeld veel waterkrachtcentrales. Vlak boven Ponferrada ligt een groot stuwmeer, hier vanaf de Pajariel net te zien. En op de wat gemakkelijker toegankelijke heuvels staan veel windmolens. Eén van mijn meer technische Nederlandse vrienden, die verleden jaar zomer hier op visite kwam, vertelde me dat hij niet begreep dat Spanje niet meer zonne-energie opwekte. ‘In het midden van Spanje is een enorm grote droge vlakte, waarom zetten ze die niet vol met zonnepanelen? Hoe warmer het wordt, hoe meer duurzame energie je opwekt; da’s volgens de mantra van menig vechtsport: gebruik de kracht van je tegenstander om hem te verslaan.’ Ik gaf hem gelijk.

Laatst las ik een overzicht van hoeveel minder CO2-uitstoot het zou opleveren als je zou besluiten iets niet te doen, minder te doen of op een andere manier te doen. Koploper, met ruime afstand, was: het nemen van een kind minder. Opgelucht nam ik nota van dit bericht. Ik hoefde me dus helemaal niet zo schuldig te voelen over mijn regelmatige vliegreizen naar Amsterdam. Al bijna een jaar getrouwd en nog steeds geen kleine guiri onderweg: boeken maar die vlucht! Maar toen zag ik het trieste ervan in: het ergste wat je het milieu aan kunt doen is iemand met hetzelfde consumptiepatroon als jezelf op de wereld zetten.

Na nog een laatste blik over de vallei van El Bierzo, daal ik één van de smalle paadjes af naar de rivier El Sil. Het begint nu echt warm te worden.

vrijdag 30 juni 2017

NEE JA

Het is een regenachtige woensdagmorgen in Ponferrada. Ik loop met mijn lege boodschappentas over de schouder de trap af naar beneden en kijk op de onderste verdieping aangekomen voor de zekerheid in onze brievenbus of er post is. De bus is helemaal vol. Alweer hebben alle supermarkten van de stad gemeend krantjes te moeten laten bezorgen. Ik haal al dat papier uit de bus, pak ook nog wat losse kranten op die bovenop de brievenbussen liggen en ga naar buiten naar de papiercontainer. Wat een verspilling is dit toch. Eigenlijk zou het ongevraagd verspreiden van drukwerk verboden moeten worden. Maar dat zou natuurlijk wel banen kosten. Soms staan de drukwerkbezorgers voor de buitendeur als ik thuis kom. Dan doe ik meestal zonder te klagen voor ze open, zodat ze toegang hebben tot de brievenbussen. Vaak bellen ze aan. '¡Publicidad!', roepen ze over de intercom. De fysieke afstand maakt het dan gemakkelijker om hun te negeren, maar bijna altijd is er wel een bereidwillige buur die opendoet.

Het lijkt weinig zinvol werk, het rondbrengen van blaadjes die haast niemand leest. Laatst las ik een interessant artikel over het verschijnsel bullshit jobs (HIER). Door de mechanisering, automatisering, robotisering en globalisering verdwijnt er in de Westerse landen steeds meer productiewerk, en wordt de lacune opgevuld met flauwekulbanen. Soms worden die nog goed betaald ook; neem bijvoorbeeld de organisatiedeskundigen, de marketing managers of de human resources managers. Maar ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt vindt het verschijnsel plaats. Zo word ik regelmatig gebeld door telefoonmaatschappijen die mij een één of ander abonnement willen verkopen. Het zijn dan meestal verkopers met een zwaar Latijns-Amerikaans accent waar ik als guiri echt geen raad mee weet. Daar lijken ze zich niets van aan te trekken; ze praten ondanks mijn tegenwerpingen gewoon door tot ik de verbinding verbreek.

Hoe weet je of je zelf geen flauwekul baan hebt? Stel je voor dat al je beroepsgenoten in staking gaan; is er dan niemand die daar echt mee kan zitten, nou, dan is je werk zinloos. Zelf heb ik nogal wat werkervaring in het onderwijs en eerlijk gezegd was er geen manier om mijn directe klanten, de leerlingen, blijer te maken dan met de aankondiging van een lerarenstaking. Maar goed, de ouders vonden zo'n staking wel degelijk een probleem; die willen liever niet hun kinderen de hele dag thuis of op de straat hebben, en ik heb hoop dat op de langere termijn mijn leerlingen toch enig nut hebben ingezien van mijn economielessen. Een leraar heeft geen flauwekulbaan, dus. Hetzelfde kan gezegd worden van schoonmakers, verplegers, doktoren, politiemensen en noem maar op. Maar aan organisatiedeskundigen geef ik het gratis advies dat zij er goed aan doen niet in staking te gaan. Ook zal een algemene staking van de telemarketeers niet echt tot maatschappelijk onrust leiden. En zelfs de supermarktketens zouden niet echt last ondervinden van een staking van de drukwerkbezorgers omdat zij met die blaadjes vooral elkaar beconcurreren. Als ze er allemaal mee ophouden, zou dat volgens mij alleen maar een kostenbesparing opleveren.

Ik heb hier in El Bierzo de NEE NEE stickers op de brievenbussen leren waarderen. Het is een systeem dat nodig hier moet worden ingevoerd, al zou het veel van de bezorgers hun baan kosten. Er zijn hier niet zoveel buurtkrantjes maar als ze nou eens iets gingen rondbezorgen dat ik kon waarderen, zou ik een NEE JA sticker plakken. Wat zou het mooi zijn als er werd aangebeld en de bezorger zou roepen: '¡Poesia!' Uit milieuoverwegingen zou ik dan antwoorden: 'Ik hoef het gedicht niet op papier; ¿zoudt u zo vriendelijk willen zijn het over de intercom langzaam voor te dragen?'


vrijdag 19 mei 2017

Geheugenverlies

Het gebeurt me steeds vaker. We zijn net in één van de mooie dorpjes in El Bierzo geweest, hebben daar de traditionele architectuur bewonderd met de huizen gemaakt van klei en keien, met daken van leisteen en houten balkons. We hebben er misschien nog wat gewandeld in de omgeving, wat gedronken in de lokale bar of wat gegeten in een restaurant. We zijn nog maar net uit het dorp vertrokken en ik wil mijn bewondering uiten voor het zojuist aanschouwde, als ik bemerk dat ik de naam van het dorp vergeten ben. Vaak kan ik nog wel ongeveer de klank nabootsen en probeer ik door heel snel te praten met harde medeklinkers en nauwelijks uitgesproken klinkers te klinken als een Spanjaard : ‘¡Karrebrderero was heel mooi, werkelijk!’ Helaas kom ik daar vaak niet mee weg. ‘¿¡Qué¡?’ is meestal de reactie, gevolgd door een lachje waar ongeloof en hoon om voorrang lijken te strijden. Of soms, als mijn reisgenoten al vaker iets dergelijks met me hebben meegemaakt, volgt gewoon een ongeduldige correctie: ¡¡Carrecedelo!!

Langzamerhand begon ik aan mijn geheugen te twijfelen. Zou deze vergeetachtigheid de prijs kunnen zijn die ik betaalde voor mijn vroegere leefstijl? Vijftig jaren Amsterdam laten ongetwijfeld sporen achter. Zou ik moeten kappen met de glaasjes wijn bij het eten of de pinten bier met de mede-guiris? Zou het zo kunnen zijn dat ik echt oud begon te worden? Maar toen begon het me te dagen. Er is iets vreemds aan de hand met de plaatsnamen in El Bierzo. Die zijn uitermate verwarrend. Soms vermoed ik dat het een complot is om de toch wel een heel klein beetje ouder wordende guiri geheugenproblemen aan te praten. Misschien zit de farmaceutische industrie er wel achter. Want als je echt wilt dat mensen de plaatsen onthouden, dan gebruik je toch gewoon namen als ’s Gravenhage, Geertruidenberg of Schiermonnikoog?

Zo gaan we ’s zomers regelmatig zwemmen in een rivier geheten Río Boeza in het dorpje La Ribera de Folgoso. Maar dat weet ik niet helemaal zeker. Want even verder stroomopwaarts, of misschien wel stroomafwaarts, daar wil ik vanaf wezen, ligt het dorpje Folgoso de la Ribera. Is het een grap of een bewuste poging om buitenlanders van dat uitermate prettige rivierstrand weg te houden? Want volgens mij verwisselen ze stiekem elk jaar de twee dorpen van naam. Even verderop ligt het dorpje Boeza, dat ik qua naam dan weer vaak verwar met een ander Berciaans dorpje: Bouzas. En helemaal bovenaan dezelfde rivier, tegen het Cantabrisch gebergte aan, ligt het dorp met de onwaarschijnlijke naam Colinas de Campo de Santiago de Martín Moro Toledano.

Maar er zijn nog veel meer voorbeelden. Vlakbij Carracedo de Compludo ligt de hoogste waterval van El Bierzo, terwijl in Carracedo een belangrijk klooster te bezichtigen is. Carracedo (die van dat klooster) ligt weer vlakbij het dorp Carracedelo. Op zich is dat klooster gemakkelijk te vinden. Je fietst gewoon van Ponferrada naar Camponaraya, bekend van de bodega Viñas del Bierzo met de lekkere bubbelwijn Ardayel, en dan verder naar Cacabelos, één van de parels op de Camino de Santiago, en dan linksaf. Ook een aanradertje is zwemmen in het meer bij het dorp Carucedo. Het water in dat meer is een stuk warmer dan dat in de rivier bij Folgoso de la Ribera of La Ribera de Folgoso, dat verschilt per jaar, of bij Colinas de Campo de Santiago de Martín Moro Toledano.

Ik wil alle Nederlandse lezers van dit blog uitdagen om de voorgaande paragrafen gedurende een minuut of tien aandachtig te bestuderen en dan, via Skype, enkele simpele vragen te beantwoorden zoals: vlakbij welk dorp ligt de hoogste waterval van El Bierzo, in welk dorp valt  een mooi klooster te bezichtigen, bij welk dorp kun je lekker zwemmen in een meer, waar kun je uitstekende bubbeltjeswijn verkrijgen en hoe heet dat vermadelijde dorp helemaal bovenaan de rivier Boeza ook alweer. Wie alle vragen goed beantwoordt, krijgt een gratis wandeling aangeboden van Folgoso de la Ribera naar La Ribera de Folgoso. Of andersom natuurlijk.

Het meer bij Carrecedo Carucedo

vrijdag 28 april 2017

Op reis met Ome Jaap

Hij was niet zomaar een oom; hij was een vriend en en zekere zin een voorbeeld. Ik heb nog steeds het vogelgidsje dat hij me gaf voor mijn tiende verjaardag omdat ik er toen blijk van had gegeven interesse te hebben voor vogels kijken. Hij was de oom die ons aanzette tot studeren, lezen en reizen.

Mijn ouders hielden niet van reizen en al helemaal niet naar het buitenland. Mijn moeder was voor de oorlog wel eens in België geweest toen ze nog op het schip van mijn opa woonde en mijn vader had tijdens de oorlog een nare tijd in Duitsland doorgebracht. Sindsdien was de Veluwe al ver genoeg. Het was mijn Ome Jaap die een vleugje buitenland meebracht naar ons gezin. Ik weet nog goed een keer met Sinterklaas toen mijn moeder een pakketje openmaakte dat een vreemde witte substantie bevatte. Ik was nog een kind en zei: ‘Misschien is het wel een surprise, ma,’ waarop mijn moeder de substantie begon te doorwroeten op zoek naar het verborgen cadeau. Mijn oom schrok op uit zijn overpeinzingen en zei: ‘Nel, dat is Franse kaas.’ De eerste Franse kaas die we aten.

Het was denk ik in 1976 dat mijn oom vond dat mijn broer Willem en ik eens wat meer van de wereld moesten zien. Hij nam ons met de auto mee naar Frankrijk. Het was voor ons beiden de eerste buitenlandse reis. Een wereld ging voor ons open. Ome Jaap leerde ons waarom reizen interessant was, hoe je in het Frans je eten bestelde en om de rekening vroeg, in welke volgorde je de Franse kazen diende te eten. Salles Curan, heette het dorp waar we op de camping municipal verbleven; ik wil er binnenkort weer eens terugkeren; kijken of die bakkerij met dat pruimengebak nog bestaat.

In Frankrijk in 1976

Een andere mooie reis die ik met Ome Jaap maakte was naar China in het jaar 2001. Dit keer was ik het die hem meenam. Mijn Ome Jaap begon al wat ouder te worden, maar genoot nog volop van de reis en stond open voor het avontuur in deze voor ons onbekende cultuur, waarbij we overigens flink werden bijgestaan door mijn goede vriendin Marieke die al jaren in Peking woont. We bezochten vanzelfsprekend De Lange Muur, de diverse keizerlijke paleizen en de Verboden Stad.
In China in 2001
En de laatste reis die ik wil memoreren is die naar El Bierzo. Ik woonde hier toen nog niet, maar het zat er wel een beetje aan te komen. Ik had behoefte aan Jaaps goedkeuring voor een definitieve beslissing. Ik wilde hem kennis laten maken met de streek en onze toekomstige woning aan hem laten zien. Mijn Ana kende hij al. We hadden al een keer bij hem gegeten ergens eind jaren 80, toen Ana nog gewoon een goede vriendin van me was. Sindsdien had hij me regelmatig de wijze raad gegeven: ‘Als je ooit nog wat kan beginnen met dat Spaanse meisje, Roland, moet je dat zeker doen.’

We namen hem mee naar Las Medulas, vanzelfsprekend, omdat hem als geschiedenisleraar deze plek, waar de Romeinen naar goud dolven en daarvoor een hele berg wegspoelden, zou interesseren. En we bezochten de mooiste dorpen van El Bierzo: Villafranca, Peñalba de Santiago en Molinaseca. In dat laatste dorp gingen we zelfs zwemmen, al was het water voor mijn oom iets te koud en waren de stenen waarop hij liep veel te hard en onregelmatig voor zijn oude voeten. We aten onder andere in het lokaal beroemde El Palacio de Canedo en het was daar dat mijn oom zei: ‘Dit is de beste entrecote van mijn hele leven.’ En toen hij later die week bij mijn toekomstige schoonouders met veel smaak botillo, de alom gevreesde gevulde varkensmaag, nuttigde, wist ik dat het goed zat. Jaap gaf stilzwijgend zijn goedkeuring aan de wending die mijn leven zou nemen.
In El Bierzo, Peñalba de Santiago, in 2007

Hij stierf op donderdag 13 april 2017 in het Slotervaartziekenhuis in het bijzijn van mijn broer Willem en zijn vrouw Els, en mijn vrouw Ana en ik. Hij laat een enorme leegte achter.

woensdag 29 maart 2017

Drank en vrouwen

Afgelopen donderdagochtend besloot ik mijn gebruikelijke kopje koffie te nuttigen in mijn favoriete buurtcafé: Café Gijon. Ik vond op de toog een krant, El Mundo dit keer, en zette me aan een tafel. De bardame bracht me mijn café con leche zonder dat ik iets hoefde te bestellen; ik ben een trouwe klant.

Mijn blik viel op de kop van een redactioneel commentaar: ‘Dijsselbloem moet het voorzitterschap van de Europgroep laten vallen'. Ik vermoedde onmiddellijk problemen voor de Nederlandse guiri, die zich vaak gedwongen ziet uitleg te moeten geven over het wangedrag van landgenoten. En dat net op het moment dat Nederland een beetje zijn goede naam had teruggewonnen dankzij de niet al te riante zetelwinst van de populisten in de verkiezingen. Op Facebook circuleerde er een Spaanse handtekeningenactie om het Nederlandse volk hiervoor te danken. Het leek er zelfs op dat de Spanjaarden de karatetrap van Nigel de Jong tijdens de wereldkampioenschappen van 2010 hadden vergeten. En dan heb je daar die Dijsselbloem, met zijn voor Spanjaarden onuitspreekbare naam, die alles weer komt verpesten. Bedankt, Jeroen!

Ik las aandachtig het artikel van El Mundo, waarin de redactie zich zo kwaad had gemaakt, dat de naam van Dijsselbloem verhaspeld werd:
Dijssembloem vergat het institutionele karakter van zijn functie toen hij in een interview met de Duitse krant Die Frankfurter Allgemeine Zeitung van afgelopen maandag beweerde dat de landen van Noord-Europa ‘solidair zijn geweest met de landen die getroffen werden door de crisis’, terwijl de zuidelijke landen het ontvangen geld dat zij ontvingen besteedden aan ‘drank en vrouwen’. Een ongepast commentaar vol stereotypes en vooroordelen voor een dergelijke belangrijke functie van de gezamenlijke landen van de euro.
 Ik kon me haast niet voorstellen dat Dijsselbloem zoiets werkelijk gezegd had. Ik ben het lang niet altijd met hem eens; zo vind ik dat we in Europa tijdens de crisis de economie hadden moeten stimuleren in plaats van te bezuinigen, maar ik ken hem niet als een populist. In elk geval is de veronderstelling dat we in het zuiden van Europa al ons geld opmaken aan drank om twee redenen onjuist: er wordt hier minder gedronken (althans in mijn omgeving) en de meeste alcoholische dranken zijn veel goedkoper. Van vrouwen waar je je geld aan kan besteden, heb ik geen verstand; ik ben een gelukkig getrouwde man.

Na mijn koffie ging ik naar huis om op internet te lezen wat Dijsselbloem nou werkelijk gezegd had. Nou, dit: ‘Ich kann nicht mein ganzes Geld für Schnaps und Frauen ausgeben und anschließend Sie um Ihre Unterstützung bitten. Dieses Prinzip gilt auf persönlicher, lokaler, nationaler und eben auch auf europäischer Ebene.’ Oftewel: ik kan niet al mijn geld aan drank en vrouwen uitgeven en vervolgens U om financiële ondersteuning vragen. Dit principe geldt op persoonlijk, lokaal, nationaal en op Europees niveau.

Dat verschilde behoorlijk van wat El Mundo ervan gemaakt had. Zijn woorden deden me een beetje denken aan het antwoord dat George Best ooit gaf op de vraag wat hij met al zijn geld had gedaan: I spent a lot of money on booze, birds and fast cars. The rest I just squandered (Ik gaf veel geld uit aan drank, vrouwen en snelle auto’s; de rest heb ik gewoon verkwist). En inderdaad is George Best iemand aan wie je beter niet je geld kunt uitlenen. Aan Dijsselbloem wel; die lijkt me erg kredietwaardig en beslist geen feestganger. Hij had het vast en zeker niet werkelijk over zichzelf, maar gebruikte het woord 'ich' meer in de zin van ‘men’. Uit de reacties van El Mundo blijkt wel hoe gevoelig deze zaken liggen; als je echt een hekel hebt aan Dijsselbloem zou je het in de context van het interview kunnen uitleggen als kritiek op de levenshouding in andere landen. Maar op zijn minst had El Mundo toch een letterlijke vertaling moeten geven.

Uit nieuwsgierigheid keek ik wat El País, de grote concurrent van El Mundo, had geschreven. In de sectie Economie vond ik de kop: Dijsselbloem: ‘Ik kan niet mijn geld uitgeven aan alcohol en vrouwen en vervolgens financiële hulp vragen.’ 2-0 voor El País. Da’s bijna een bijna letterlijke vertaling en Dijsselbloem is juist gespeld.
Maar in een ander artikel veranderde El Pais van toon: hij zou in de problemen zitten vanwege ‘….zijn verklaringen in een Duitse krant van afgelopen maandag, waarin hij de zuidelijke landen ervan beschuldigde hun geld aan alcohol en vrouwen te verspillen om vervolgens om hulp te vragen.
Ik denk dat niemand er aan twijfelt dat men eisen kan en moet stellen aan Europese subsidies. Hier in Spanje zijn er een aantal grote schandalen geweest, bijvoorbeeld in Andalucia waar Europees geld dat bestemd was voor de herscholing van werklozen op de rekeningen van politici en vakbondsleiders terecht kwam. Hier in El Bierzo is er veel subsidie gepompt in de steenkoolmijnen, maar waar dat allemaal gebleven is, is voor iedereen een raadsel. Ik denk dat in elk land wel zulke absurde projecten om Europese subsidies binnen te krijgen te vinden zijn. Ik herinner me nog de verontwaardiging in Duitsland toen bleek dat de relatief welvarende regio Flevoland Europese werkgelegenheidssubsidies verkreeg omdat al die arme mensen niet in hun eigen regio werkten, maar 30 kilometer verderop. De EU moet de projecten die de subsidies ontvangen niet alleen beoordelen, maar daarna ook volgen om te zien of het geld ook werkelijk goed besteed wordt.

In deze moeilijke tijden hebben we meer dan ooit een verenigd Europa nodig om de welvaartsstaat te verdedigen en de klimaatverandering tegen te gaan. Dat kan door de globalisering niet meer op nationaal niveau. We moeten er alles aan doen om geen onenigheid te kweken tussen Zuid- en Noord-Europa. Dus, Dijsselbloem, schenk jezelf een borrel in en bied je excuses aan voor wat je niet gezegd hebt en hopelijk ook niet zo hebt bedoeld!

zaterdag 11 maart 2017

De verzwegen anekdote

Ik was er vroeg bij dit jaar. Het duurde vrij lang voordat ik mijn stembescheiden via email en de post had binnengekregen, maar toen het twee weken geleden zo ver was ging ik eerst naar de papierwinkel Ofimay voor het uitdraaien van mijn stembiljet en vervolgens naar het postkantoor aan de overkant van de straat om de envelop te versturen.

Ik woon nu al bijna acht jaar in Spanje, maar ben nog voldoende Nederlander om aan de Nederlandse verkiezingen te mogen meedoen en voel me vooral voldoende Europeaan om mijn pro-Europese progressieve gematigde stem niet verloren te laten gaan, nu zoveel landen geteisterd worden door electoraal vandalisme. Alleen Spanje lijkt te ontsnappen aan deze tendens. Hier is geen noemenswaardige rechts-populistische anti-Europese anti-immigratiepartij actief. Volgens sommigen is dat omdat de herinnering aan de rechtse Franco-dictatuur met al de holle nationalistische retoriek van dien nog te vers in het geheugen ligt; zelf denk ik dat het komt omdat mijn blog hier zoveel gelezen wordt; enfin, de waarheid zal wel weer ergens in het midden liggen.

Het is alweer een tijdje geleden dat ik voor het laatst in Nederland was. Dat was in september van het afgelopen jaar, toen ik bij mijn goeie ouwe Ome Jaap in Osdorp logeerde. Daar had ik de vreemde gewaarwording dat er op de TV door politici en commentatoren tijdens de Algemene Beschouwingen gedebatteerd werd over de wantoestanden die in het rijke Nederland zouden heersen, terwijl ik door het raam zag hoe de bewoners van deze multiculturele wijk langs de gracht in het najaarszonnetje aan het wandelen, fietsen en joggen waren. De dierenambulance redde een gewonde zwaan uit de gracht. De Marokkaanse vrouw van de thuishulp was in de slaapkamer bezig het bed van mijn oom op te maken.

De zondag daarna fietste ik ’s middags via het Vondelpark de binnenstad in omdat een oude vriendin van me haar 50ste verjaardag vierde. Het was de perfecte gelegenheid om vele oude bekenden weer eens te zien. En daar moest natuurlijk uitgebreid bij gedronken worden. In Spanje drink ik eerlijk gezegd minder dan in Nederland; hier zijn vier pilsjes op een avond hooguit het geval als ik op een donderdagavond in het kader van guiris’ night met mijn Engelstalige vrienden op stap ga. Pas toen ik na afloop van het feest naar mijn fiets waggelde en moeite had het slot los te krijgen, besefte ik dat ik zwaar aangeschoten was. Het was ook veel te laat geworden; de trams reden niet meer en taxi’s zijn in Nederland onbetaalbaar, dus dan toch maar op de fiets, zwaar geconcentreerd om het slingeren zoveel mogelijk binnen de perken te houden. En dat lukte wonderwel. Sommige mensen zullen het onverstandig vinden om in beschonken toestand ’s nachts van Amsterdam centrum naar Osdorp te fietsen, dwars door de migrantenwijk Amsterdam-West heen, maar ik ben in deze wijk opgegroeid en voel me er ondanks de vele veranderingen nog steeds thuis. Bij een kruising vlakbij de Sloterplas gebeurde het. Ik stopte voor een auto, mijn voet raakte beklemd tussen pedaal en frame, het is ook ronduit belachelijk hoe weinig ruimte daar is voor het vrij bewegen van je voeten, en ik viel languit op de grond. De auto stopte en een jongeman kwam uit de auto en vroeg met een licht Arabisch accent: ‘Ish allesh goed, mehneer? Beschaamd stond ik op en mompelde iets als ‘jawel, dank je’, en begon weer mijn fiets te bestijgen. Hij keek mij nog even verontrust aan en liep vervolgens hoofdschuddend terug naar zijn auto.

Dit zou natuurlijk een anekdote van niets moeten zijn; dronken man valt van fiets, iemand vraagt of het goed gaat, maar in deze turbulente tijden hebben we misschien wel behoefte aan wat positief nieuws. Ik heb deze anekdote tot nu toe eerlijk gezegd een beetje verzwegen uit een soort trots op mijn nationale identiteit. Een echte Nederlander valt niet van zijn fiets, ook niet als hij gedronken heeft. Maar ja, ik ben de afgelopen jaren toch een beetje in Spanje ingeburgerd, en Spanjaarden, het is bekend, vallen in Amsterdam nu eenmaal regelmatig van hun huurfiets.

De dag erna gingen we met de familie lunchen op een terrasje in de buurt en dat deden we bij een Turks eethuisje op de Osdorperban. De oude man die ons bediende sprak alleen maar Turks, maar daar konden we niet mee zitten; de kaart was in het Nederlands en bovendien met foto’s. Dat hij geen alcohol serveerde, kwam mij op dat moment eigenlijk best goed uit. Mijn schoonzus en ik bestelden een rode linzensoep; mijn broer en oom een kippensoep. Het was heerlijk.

tevreden Nederlanders in Osdorp

zondag 19 februari 2017

¡Gezondheid!

Het is donderdagochtend. Ik kijk uit het raam en zie dat het motregent. De Berciaanse winter schildert de bergtoppen van de Montes Aquilianos wit, maar de straten van Ponferrada grauw. Een trilling in mijn broekzak; een whatsapp-bericht van mijn ochtendstudente. ‘Griep of zwaar verkouden’, schrijft ze. ‘Kan dus niet komen.’ Opeens heb ik de hele ochtend tijd. Dat wordt uitgebreid boodschappen doen. Maar het weer is er niet naar. Dan maar gewoon hier in de straat. Ik trek mijn jas aan, daal de trap af en steek gebukt in de miezerige regen de Avenida de América over. 

Eerst naar de apotheek. Ik haal daar altijd de medicijnen voor de hele familie, en vooral vanwege mijn schoonmoeder zijn dat er nogal wat. Julio, de eigenaar, helpt mij als hij tijd heeft persoonlijk. We  hebben elkaar ooit ontmoet tijdens een bergwandeling en zijn elkaar daarna een enkele keer tegengekomen bij een wijnproeverij van een plaatselijke bodega. En zo worden de gebruikelijke handelingen, als het overhandigen van de ziekteverzekeringskaart en de recepten, het zoeken naar de medicijnen in de kasten achter de toonbank en het afbetalen, afgewisseld met een conversatie over onze gemeenschappelijke hobby’s: ‘¿Ga je nog naar de bergen dit weekeinde?’ ‘Het blijft geloof ik regenen.’ ‘Dan ga ik misschien wel naar die wijnproeverij die de bodega Palacios organiseert.’ ‘Klinkt goed. ¿Waar en wanneer is dat?’

Mijn oog valt op een stapeltje folders dat naast de kassa ligt. ‘Antibiotica alleen op recept bij de apotheek’, lees ik. Deze boodschap versterkt alleen maar mijn vermoeden dat er in Spanje veel gemakkelijker met medicijnen wordt omgegaan dan in Nederland. Voor alle kuchjes, snotneuzen, spierpijntjes en verdrietjes worden pillen geslikt, lijkt het. Ik heb bij de nachtapotheek soms zonder recept medicijnen meegekregen, terwijl op de verpakking toch duidelijk vermeld stond dat deze alleen op doktersvoorschrift gegeven kon worden. Eén van mijn voetbalvrienden vraagt me weleens of ik voor zijn chronische blessure een bepaalde tube zalf wil meenemen naar Nederland, omdat zijn arts het niet wil voorschrijven, laat staan dat een apotheek het zal verkopen. Een student van me vertelde dat hij voor een zware verkoudheid antibiotica kreeg voorgeschreven. Ik was verbaasd. Antibiotica voor een virusziekte? Hij had de voorgeschreven pillen niet had ingenomen vanwege de bijeffecten en was overgegaan was op homeopathische middelen en binnen een paar dagen was de verkoudheid over. Iets wat volgens mij bij verkoudheden een normale zaak is.
Ook dat komt veel voor: in plaats van minder medicijnen gaan mensen die kritisch staan tegenover de farmaceutische industrie homeopathische middelen consumeren en alternatieve artsen consulteren. En ook daar wordt flink veel geld mee verdiend.

Ondertussen heb ik van Julio afscheid genomen en ben ik in de supermarkt verderop op de Avenida de América beland. Vanaf de schappen wordt me met grote letters toegeschreeuwd dat ik me grote zorgen moet maken om mijn gezondheid. ‘Omega 3, onverzadigde vetzuren, verrijkt met calcium, glutenvrij, zonder lactose, zonder toegevoegde suikers’, staat op diverse producten te lezen. Zelfs op een pak suiker staat vermeld dat het geen gluten bevat. Ook ik ontkom niet aan deze gezondheidstrend; ik koop een pak havermout en suikervrije magere yoghurt, volgens vele gezondheidssites het ideale ontbijt om het cholesterolgehalte terug te dringen.

Terwijl ik met mijn volle boodschappentas naar huis loop, merk ik dat het is opgehouden met regenen. Het is zelfs best lekker weer. Het lijkt wel lente. Ik word overspoeld met dadendrang en loop wat sneller door. Straks trek ik mijn sportschoenen aan en aan ga een stukje rennen in de bergen. Want dat is gezond voor geest en lichaam. Althans, dat zeggen ze.

maandag 16 januari 2017

Impressies van een guiri in Vietnam

Ho Chi Minh Stad, voorheen Saigon. Eerste indrukken: tropische hitte, lawaai, chaotische verkeerssituaties, vervuiling, dynamiek. De weg oversteken moet je doen door langzaam maar gestaag door te lopen. De stoep is nauwelijks begaanbaar; waar geen motoren geparkeerd staan zijn mensen dingen aan het verkopen. We strijken neer bij één van die terrasjes met superkleine stoeltjes en tafeltjes om een soep te eten, zoals we zo veel Vietnamezen zien doen. Heerlijk.

Iedereen rijdt op motoren, soms met hele families tegelijk, zelfs met de baby erbij die de fles krijgt terwijl ze door het verkeer slalommen. Voortdurend wordt met toeteren aangegeven: ik kom er aan. Verkeersregels lijken niet te bestaan. Zelfs niet in Sa Dec, de kleinere stad in de Mekong Delta die onze tweede bestemming is. Onze zo betrouwbaar uitziende taxichauffeur blijkt bij de eerste de beste rotonde met vrij veel verkeer gewoon links af te slaan tegen het verkeer in. Met wat getoeter geeft hij de medeweggebruikers aan wat hij van plan is, en die lijken dat allemaal te accepteren. Als westerling vraag je je af hoe de schuldvraag na een ongeluk wordt afgehandeld. Onze gebruikelijke argumenten (ik had voorrang; jij haalde aan de rechterkant in) lijken hier niet te gelden. En ongelukken gebeuren er veel. Ik heb in de twee weken tijd in Vietnam vier keer een motor op de weg zien liggen na een aanrijding.

We zijn in een natuurgebied annex oorlogsmonument in de Mekong delta. Er is een soort attractiepark van gemaakt. Met kano’s varen we langs de hutjes waar de Vietcong in het moeras verstopt zaten. Op het terras van het restaurant worden we omsingeld door een grote groep kinderen op schoolreis. Zij willen hun Engels op ons uitproberen. How are you? I’m fine, thank you. Where are you from? Ik merk dat ik op deze laatste vraag gewoon Spain kan antwoorden. Eindelijk kan ik doorgaan voor een Spanjaard. Ze zien echt het verschil niet. Bovendien kennen ze het woord Holland of The Netherlands niet. Hà Lan, legt één van onze gidsen aan de kinderen uit. Vroeger was het zo gemakkelijk. Dan zei je gewoon Cruyff of beter nog: Kruuf, om je Nederlandse nationaliteit duidelijk te maken. Maar nu kennen ze geen Nederlandse voetballers meer. Cillessen, probeer ik nog, maar zonder resultaat. Rondaldo, die kennen ze wel, en die speelt in Spanje. Ik stel één van de kinderen een andere standaardvraag uit elke methode Engels. What are you hobbies? Selfies, antwoordt ze.


Vanuit de stad Hoi An bezoeken we de Hindoetempels van My son, door de Fransen in de 19e eeuw in de jungle ontdekt en opgegraven. En ze hebben ook de hoofden van alle beelden gestolen, legt onze lokale gids uit. Die zijn nu in het Louvre te bewonderen. In de jaren zestig bombardeerden de Amerikanen het tempelcomplex omdat de Vietcong er een basis had. De gids wijst ons op de diverse bominslagen Eén van de Vietcong soldaten was zijn vader. Die wist net te ontkomen door de jungle in te vluchten. Maar er zijn ook andere verhalen. Enkele dagen later vertelt onze taxichauffeur hoe zijn ouders, boeren in de heuvels rond de stad Hue, hadden geleden onder de onderdrukking door de Vietcong. De meeste mensen praten niet graag over de oorlog. The future is important, zeggen ze. Not the past.

We zijn in de stad Hue in een restaurant terecht gekomen met blauwe plastic stoelen en tafels. Dat staat voor kwaliteit, is mijn hypothese, op basis van een geweldige ervaring in Ho Chi Minh Stad. Het is druk. Grote groepen zitten aan tafel met naast hen op de grond kartonnen dozen vol bierblikjes. De aangeschoten mannen van de tafel naast ons komen omstebeurt een praatje met ons maken in het Engels en het Frans. Ze vieren dat ze net een belangrijk probleem in hun kledingfabriek hebben opgelost. Wat dat probleem precies was komen we niet achter. Eén van hen verandert bij de jongen die ons bedient de door ons gekozen gerechten. Hier moet je geit eten, zegt hij. Hij schuift ons twee blikjes bier uit zijn kartonnen doos toe. Even later eten we goat hot pot. Lekker hoor. De nu echt dronken mannen verlaten het restaurant en nemen in diverse talen afscheid van ons.


Hanoi. Smog. We passen ons aan en dragen net zoals zoveel inwoners monddoekjes. Wat ons opvalt in de Vietnameze steden: niets wijst op prostitutie, drugs of criminaliteit. Dat geeft een veilig gevoel. Afzetten gebeurt wel. Je moet altijd afdingen en van tevoren een prijs afspreken. We zitten op het balkon van een bar en zien beneden ons de gekte van de nieuwjaarsviering. Veel Westerlingen. Zo gemakkelijk herkenbaar. Vergeleken de Vietnamezen lijken ze allemaal op wandelende juten zakken vol aardappelen. Behalve Ana en ik, natuurlijk. Jonge westerlingen lopen in groepen hossend van bar naar bar. Hoe lang zal het duren voor deze Vietnameze steden op de Mediterrane kustplaatsen gaan lijken? Het proces is al aan de gang. Gelukkig hebben we nog veel authentieks gezien. Maar tegelijkertijd ons steentje bijgedragen aan de toeristisering van het land, vanzelfsprekend.

De laatste dagen in Vietnam. De Ha Long baai. Een sprookjesachtige kust met 2000 eilandjes. We verblijven op het grootste eiland. Strand, wandelen, lekker eten, niets doen. Wat een luxe.


Na onze reis blijven we één nacht in Madrid. Klokje rond slapen om de jetlag te verwerken. Madrid is een rustige provinciestad vergeleken Hanoi en Ho Chi Minh stad. We kijken terug op een fascinerende huwelijksreis. Vietnam heeft een enorme toekomst voor zich, zo menen we. We zagen zoveel dynamiek, zoveel werk- en studieijver, zoveel handelslust, zoveel nieuwsgierige jonge mensen. In de bus naar huis verbazen we ons over de nagenoeg verkeersloze snelweg, de leegte van de Castiliaanse hoogvlakte en het feit dat de chauffeur niet één keer zijn toeter gebruikt.