zondag 16 december 2018

Wel of niet?

Het is zondagochtend, 16 december 2018. Regenachtig weer. Niets mee te maken. Ik trek mijn trainingsbroek aan en loop naar het balkon om mijn loopschoenen te pakken. De regen begint nu echt door te pakken. Vertwijfeld kijk ik naar de mensen met paraplu’s in de straat. Nee, toch maar niet rennen op El Pajariel. Alle paden zijn nu doorweekt met modderplassen. In de verte hoor ik tromgeroffel. De demonstranten lijken zich niets aan te trekken van het slechte weer. De demonstratie voor de toekomst van El Bierzo. Maar ook daar ga ik niet heen.

Eigenlijk heb ik altijd een hekel gehad aan demonstraties. Het ontbreekt me heus niet aan politieke opvattingen, hoor. Ik doe niets liever dan actuele of minder actuele onderwerpen bediscussiëren, waardoor ik menig verjaardagspartijtje of familie-etentje heb verpest. Maar tijdens een demonstratie wordt er altijd zo geschreeuwd. De nuance wordt uit het oog verloren. En uiteindelijk beland je altijd achter één of ander spandoek met een leus waar je helemaal niet achter staat. Ik geloof dat ik de demonstraties waar ik aan mee heb gedaan in Nederland op een hand kan tellen: Amsterdam Autovrij (2x), studiefinanciering (2x), de neutronenbom en de oorlog in Irak.

Hier in Ponferrada heb ik meegelopen met de demonstratie tegen het verbranden van autobanden in de fabriek Cosmos (zonder daar echt veel van af te weten) en twee jaar geleden, toen er ook al een demonstratie werd gehouden voor een betere toekomst van El Bierzo. Vooral bij deze laatste ging het er gemoedelijk aan toe; het was meer een sociaal gebeuren, eigenlijk. Maar dit keer was het niet de ongenuanceerdheid maar juist de vrijblijvendheid die me begon tegen te staan. Op een zeker moment dacht ik: moeten we niet iets eisen, of zo? Daar zijn toch zeker demonstraties voor? Goed, een betere toekomst, maar hoe dan? Niemand is tegen een betere toekomst!

Maar er is nog een reden waarom ik vandaag niet demonstreer. Bijna alle politieke partijen, zowel nationaal als lokaal, doen mee, net zoals alle vakbonden, veel officiële instituten en sociale bewegingen, vaak met tegenovergestelde belangen of ideeën. En met sommige van deze groepen of partijen ben ik het gewoon niet eens.

Zo zijn de mijnbouwbedrijven goed vertegenwoordigd. Zij zullen de terugkeer van de lokale steenkoolproductie bepleiten. Ik heb daar zelf mijn twijfels bij. De lokale steenkool is duurder en om een stijging van de energieprijzen zullen veel Spanjaarden niet zitten te springen. En bovendien moeten we gewoon van die steenkool af vanwege de CO2-uitstoot. Het zijn overigens deze zelfde steenkoolproducenten die decennialang enorm veel subsidie hebben ontvangen om de steenkoolproductie rendabel te houden, zonder dat dat geld geïnvesteerd werd in verbetering van de productiemethoden of arbeidsomstandigheden.

De politieke partijen doen mee omdat er binnenkort regionale verkiezingen aankomen en zij geen gelegenheid voorbij willen laten gaan om wat propaganda te bedrijven. Ook hun aanwezigheid deed mij besluiten om niet mee te lopen. Eén van de grootste politieke missers in El Bierzo is, wat mij betreft, de aanleg geweest van een enorme nieuwe woonwijk, El Rosaleda, net vóór de uitbraak van de grote huizenmarktcrisis. Het is prima wonen in die wijk, hoor; het zijn ruime woningen en er hebben zich ook al diverse winkels en horecagelegenheden gevestigd. Maar wat niet goed te begrijpen is het waarom van zo veel nieuwbouw. Bestonden er statistische prognoses die aangaven dat er een enorme bevolkingsgroei in Ponferrada te verwachten was? Dat kan ik me niet voorstellen. Zoveel nieuwe woningen en bedrijfsruimtes hebben tot een enorme leegstand geleid, zowel in de oude stad als in de nieuwe wijk. Hadden ze al dat geld geïnvesteerd in het herstel van het oude centrum en de renovatie van bestaande huizen in de omgeving, dan zou Ponferrada een veel aantrekkelijker stad zijn geworden voor bewoners, bedrijven en bezoekers. Ik zou graag zien dat de politici hiervoor verantwoordelijkheid aflegden, in plaats van mee te lopen met een demonstratie voor een betere toekomst van El Bierzo.

Hé, het is opgehouden met regenen. Maar nu is het te laat om nog naar El Pajariel te gaan. Het zit allemaal niet mee vandaag.



maandag 26 november 2018

Een dagje naar de mijnen

Het is zondag 18 november. De herfst heeft de bomen op de hellingen rood, geel en bruin gekleurd. In de verte ligt er een lichte mistwaas om de toppen van Los Ancares, de bergrug aan de noordwestkant van El Bierzo. Het dorp Fabero strekt zich beneden ons uit. Veel eendere daken van de mijnwerkerswoningen. Dan worden we geroepen. De rondleiding gaat beginnen.

Onze gids Paula heet ons welkom. Ze is afkomstig van één van de mijnwerkersfamilies hier in Fabero. Zoals zo veel andere jongeren is ze naar de stad getrokken om te studeren. Nu is ze tijdelijk terug om te werken als gids in El Pozo Julia, de diepe mijnschacht die zo lang werk en inkomen aan het dorp heeft verschaft, maar die al jaren dicht is. Nu wordt de plek, gelegen aan de rand van het dorp, gebruikt als museum.

Ze vertelt ons wat we al hadden gelezen in de lokale media. Afgelopen vrijdag was een speciale dag voor El Bierzo, toen voor de allerlaatste keer mijnwerkers afdaalden in een mijnschacht. Daarmee is er een definitief einde gekomen aan deze activiteit, die de afgelopen honderd jaar zo belangrijk is geweest voor de regio. Nog in de jaren vijftig werd Ponferrada La Ciudad del Dólar, dollarstad, genoemd. Het geld stroomde rijkelijk, blijkbaar, en werd onder andere gebruikt voor de modernisering van de stad. In veel dorpen waren zo goed als alle families afhankelijk van de steenkool. Maar niets is voor eeuwig. De klad kwam er in. Steenkool, zelfs het rijke antraciet, zit er nog volop in de grond, maar het is te duur om dit zonder subsidies te winnen. Langzamerhand is de mijnbouw uit de regio verdwenen.

Paula laat ons zien waar de mijnwerkers hun kleren ophingen, waar ze hun lampen ophaalden en waar ze zich schoonspoelden. De klassenverschillen treden aan het licht: primitieve douches voor de mijnwerkers en de ligbaden voor het management . Uiteindelijk gaan we een model van een mijn in. De echte mijn is te gevaarlijk om in af te dalen. We krijgen een indruk over hoe het moet zijn geweest om daar te werken, ook door de video’s die vertoond worden. Mensen die bijna zonder bescherming in het donker in steen staan te hakken. In de zeer lage nissen naast de hoofdschacht deden ze dat liggend op de grond. Bijzonder onaantrekkelijk werk. Zelfs als de mijnen nog rendabel waren, zou het werk door robots gedaan moeten worden. Ik besef dat dat voor een aantal van mijn adolescente leerlingen de ideale baan zijn: de gehele dag voor een beeldscherm met een joystick een superhero aansturen die steenkool uit de muur hakt. Beter dan aliens en monsters neerknallen, wat ze gewoonlijk doen.

Na afloop van de rondleiding gaan we naar het restaurant Casa Dolores in het naast Fabero gelegen dorp Lillo. Tijdens het eten hebben Ana en ik het over hoe de werkgelegenheid van El Bierzo weer gestimuleerd zou kunnen worden. Ana vertelt over een project dat wellicht binnenkort gepresenteerd wordt: de reconstructie van de treinverbinding tussen Ponferrada en Villablino door de Sil-vallei, waar veel mijnwerkersdorpen liggen. Dat zou een interessant toeristisch pakket kunnen opleveren, met een combinatie van industrieel erfgoed en natuurschoon. Juist hier aan de noordkant van El Bierzo waren in de bergen beren en wolven rond.

Maar er moet meer gebeuren. Veel van de subsidies die aan de regio zijn verstrekt om alternatieve werkgelegenheid te creëren zijn niet altijd goed besteed. Zo beschikken veel dorpen nu over uitgebreide sportfaciliteiten, zonder dat er veel kinderen zijn die daar gebruik van maken. Bedrijven zijn gekomen en gegaan. Ik hang de leraar economie uit en beweer: ‘Je kunt bedrijven niet alleen op basis van subsidies naar een regio lokken; dat schept financiële afhankelijkheid van gemakkelijke geldstromen en het trekt bedrijven aan die net zo gemakkelijk weer naar elders verhuizen.’

Ik vertel over Zuid-Limburg waar al in de jaren zeventig de mijnen dicht gingen, hetgeen de nodige sociale problemen opleverde. Maar met de overplaatsing van onder andere een deel van de belastingdienst naar Limburg werd er in elk geval iets van werkgelegenheid gecreëerd. We zijn het erover eens dat het geen gek idee zou zijn. Het hoofdkantoor van de Spaanse belastingdienst in El Bierzo, stel je voor wat een stimulans voor de lokale economie dat zou zijn. Dan kunnen al die ambtenaren hier huizen kopen, hun kinderen naar naschoolse activiteiten sturen, de toeristische attracties bezoeken en eten in de lokale restaurants zoals hier in Casa Dolores. We onderbreken ons gesprek omdat de serveerster aankomt met onze eerste gang: alubias con almejas oftewel witte bonen met schelpjes. Lekker!

(foto's: Ana Fernández Marqués)

vrijdag 9 november 2018

Mijn sportieve loopbaan

Waarschijnlijk is de enige sport waar ik ooit iets van talent voor heb gehad het langeafstandsrennen. Nooit heb ik iets serieus gedaan met dit talent. Ik speelde in mijn jeugd honkbal, zo’n beetje het tegendeel van een duursport. En daarna, met wat uitstapjes naar basketbal, pingpong en volleybal, heb ik mijn sportcarrière vooral gewijd aan voetbal. Veel successen heb ik daarbij niet behaald. Goed, in 1995 het kampioenschap van de 7e klasse F onderbond Amsterdam 2 met mijn team TABA 5, da’s misschien niet niets. Trouwens, ook op het voetbalveld was mijn voornaamste kracht mijn renvermogen, het meters maken, ruimte creëren voor mijn meer begaafde teamgenoten die de beslissende passes gaven of doelpunten maakten.

Ergens was het verstandig dat ik me nooit echt gewijd heb aan een serieuze duursport. Zo had ik altijd wat achter de hand als ik bekritiseerd werd: ‘Ja, dat was misschien wel een beslissende fout van mij toen ik die bal verloor op het middenveld, maar als ik ooit was gaan trainen voor de marathon, nou dan had ik op de Olympische Spelen vast ……’ of ‘Tja, het is nooit wat geworden met mijn maatschappelijke carrière, maar weet je, als ik serieus was gaan hardlopen ….’ Soms deed ik nog wel eens mee met een halve marathon. Die van Haarlem zelfs twee keer. Zonder prestatiedrang. Maar eigenlijk speelde ik veel liever voetbal, al was het in de laagste klasse (en na ons kampioenschap in de één na laatste klasse), met fijne teamgenoten om na afloop van de wedstrijd onder het genot van wat biertjes het wedstrijdverloop te analyseren. Over hardlopen, laten we wel zijn, ben je zo uitgepraat.

Toen ik naar El Bierzo emigreerde, was het juist het voetbal bij TABA dat ik misschien wel het meest miste. Maar hier lonkten de bergen. Dat was andere hobby van me; tijdens mijn vakanties was ik immers een enthousiast organisator van bergwandelingen in de Pyreneeën. Die waren soms best pittig. ‘Boek en Vloek,’ verzon één van mijn vrienden als slogan voor mijn imaginaire reisbureau Corazón Viajes. Hier in Ponferrada kwam ik mijn Engelse collega Simon tegen, die ook verzot was op bergsport. Het trailrunnen, vooral. Toen ik met hem voor het eerst El Pajariel oprende, noemde hij me ‘a natural born climber’. Daar was ik niet weinig trots op. Ik begon zelfs te overwegen om mijn Spaanstalige blog, opiniones de un guiri (meningen van een typische toerist), om te dopen in opiniones de un escalador nato. Ik zag daarvan af toen Simon tijdens het dalen van een steile helling opmerkte dat ik daarbij een beetje op Bambi leek, waarschijnlijk denkend aan de scene waarin het hertje op trillende pootjes zijn eerste stapjes zet. Even spookte als naam voor mijn blog Opiniones de un Bambi door mijn hoofd.

Simon haalde me over me in te schrijven voor diverse omlopen die hier in de dorpen worden gehouden. Een nieuwe wereld ging voor me open. ’s Morgens vroeg aan de start met baardige mannen en stevige vrouwen; na afloop sopa de ajo (knoflooksoep) of een grote pan dorpspaella. Het bleek trouwens best wel mee te vallen met dat talent van mij. Bij de race El Pajariel Vertical werd ik één na laatste (met gelukkig Simon zelf als laatste). Bij de wedloop van Villafranca naar Dragonte van 2014 werd ik 146e geloof ik, terwijl het continue stijgende parcours mij op het lijf geschreven zou moeten zijn. Net zo’n soort classificatie behaalde ik op de Tebaida in de Montes Aquilianes, ronduit de mooiste en zwaarste omloop die ik ooit heb gedaan. En daarna begon mijn knie pijn te doen. Een lopersknie, las ik op internet dat zoiets heet, een naam die me op een één of andere manier met trots vervulde. Op mijn leeftijd heb je niet veel nodig.

Na het herstel van de blessure merkte ik dat ik maar moeizaam op gang kwam. Vooral het stijgen ging langzaam en met veel gehijg gepaard. Op aandringen van de WhatsApp-groep Old men running schreef ik me dit najaar in voor de 10km van Ponferrada. Tien kilometer vlak, maar ik moest daar echt serieus voor trainen. En zo won ik voor de eerste keer van mijn leven met hardrennen een medaille. Nee, niet omdat  ik zo fit was. Het was twee weken na mijn 60e verjaardag. In de 60+ categorie waren er maar vier deelnemers; geen idee wie die sukkel was die als vierde na mij eindigde.

De volgende test wordt de wedloop van Villafranca naar Dragonte, eind november. De vorige keer werd ik 146e. Maar ik heb me ervan vergewist dat er een 60+categorie is. Misschien win ik wel een chorizoworst, want vaak leveren lokale bedrijven de prijzen. Eindelijk gaat mijn talent wat opleveren.

De start van de wedloop La Tebaida vanuit Pe ñalba de Santiago in 2016

zaterdag 13 oktober 2018

Op reis met het kleine zwarte koffertje

Toen we op weg naar onze vakantiebestemming op het busstation van Ponferrada stonden te wachten op de bus naar Madrid, viel mijn oog op ons kleine zwarte koffertje. Het kleine zwarte koffertje dat al zo vaak met ons had meegereisd, meestal als handbagage; het formaat voldeed immers aan de voorschriften, maar soms ook als bagage om te factureren als we ook nog twee rugzakjes mee wouden nemen, zoals dat nu het geval was. Onze grote grijze koffer was duidelijk herkenbaar, een groen lintje en bovendien een label met mijn naam en adres er op. Het kleine zwarte koffertje droeg als herkenningsteken een geel lintje. ‘Laten we het lintje er af halen,’ stelde ik voor. Verbaasd keek Ana me aan. ‘Ik wil voorkomen dat iemand bij de bagagebehandeling in Barajas (het vliegveld van Madrid) uit nijd ons koffertje naar een ver exotisch land stuurt omdat hij denkt dat we Catalaanse separatisten zijn,’ legde ik uit. ¿Maar het is toch niet zo waarschijnlijk dat dat gebeurt?, zei Ana. ‘Je hebt maar één gek nodig,’ antwoordde ik stellig, terwijl ik het lintje al begon los te knopen.

Zo zie je maar weer dat de strijd om de nationale identiteit in Catalonië, die met een voor een buitenstander onbegrijpelijk fanatisme wordt gevoerd, van grote invloed kan zijn op het leven van twee vreedzame inwoners van een middelgrote provinciestad in Noordwest Spanje. Dat lintje had er al jaren gezeten; dat deed echt niemand kwaad.
En nu zijn gele lintjes opeens het symbool bij uitstek voor de strijd tussen de Catalaanse separatisten, die overal in Catalonië de lintjes ophangen, en de tegenstanders van de onafhankelijkheid, die zo veel mogelijk lintjes verwijderen.

Ik moet eigenlijk van al dat nationalisme en dat zoeken naar de nationale identiteit helemaal niets hebben. Aan het oplossen van de grote problemen van deze tijd, zoals de ongelijke verdeling van welvaart en kansen, de klimaatverandering, de armoede en de oorlogen, heeft het nationalisme, zacht gezegd, nooit erg bijgedragen. Enfin, om een ongelofelijk saaie interlandwedstrijd een beetje draaglijk te maken kan een lichte vorm van patriottisme van nut zijn, maar ik ben toch echt niet zo ver gegaan dat ik, om maar een voorbeeld te noemen, indertijd in de finale van 2010 een speler als Mark van Bommel ging toejuichen of mijn lievelingsspeler Xavi Hernández begon af te vallen.

Op zich staan de lintjes niet eens voor de onafhankelijkheid van Catalonië, maar voor de vrijlating van de Catalaanse politici die nu een jaar geleden het ongrondwettelijke referendum organiseerden. Dat is de reden dat bijvoorbeeld de burgemeester van Barcelona, Ada Colau, soms ook een lintje draagt, al is zij niet voor de onafhankelijkheid. Ik kan me best in de eis tot vrijlating vinden; ik zie niet in waarom zij hun proces in de gevangenis moeten afwachten; ze gebruikten geen geweld en hebben zich niet persoonlijk verrijkt. Maar goed, om nu vanwege deze politici ons kleine zwarte koffertje in gevaar te brengen, nee, zo ver reikt mijn solidariteit niet.

Het toeval wilde dat in de week na onze vakantie, die ik in Nederland doorbracht, Puigdemont voor een door De Balie georganiseerde bijeenkomst naar Amsterdam kwam. Ik had nog overwogen een kaartje te kopen. Ik was best benieuwd hoe men in Nederland tegen het Catalaanse probleem aankeek. Maar ik zag er van af toen ik bemerkte hoe vol mijn agenda wel niet aan het raken was. Mijn broer Willem was wel gegaan. ‘Het was zeer rommelig, zei hij, ‘de speech van Puigdemont en het interview werden gehouden in het Catalaans, met alle vertaalproblemen van dien.’ (HIER kan men een videoregistratie zien)

De dag na de bijeenkomst kocht ik op Schiphol een Volkskrant om tijdens mijn vlucht naar Madrid te lezen wat er zoal vermeld stond over Puigdemont. Helemaal niets! De kwestie leeft niet echt in Nederland, blijkbaar. Dus las ik maar het verslag van de wedstrijd van Ajax tegen Bayern München voor de Champions League. Een gelijkspel, da's niet slecht.


donderdag 6 september 2018

El Bierzo Primeur

Het zal niemand verwonderen dat een gespreksonderwerp dat hier in El Bierzo de ronde doet, is: hoe kunnen we de regionale economische activiteit reactiveren? Alle inwoners maken zich zorgen over de hoge werkloosheid, de leegstaande winkels, de jongeren die elders hun heil moeten zoeken; de vervallen monumentale gebouwen in de dorpen en het historische centrum van Ponferrada.
Tijdens mijn Engelse lessen maak ik van de toekomst van El Bierzo, als het om gevorderde studenten gaat, soms het onderwerp van een conversatie, een essay of een monoloog. Er zijn twee tegengestelde meningen, heb ik gemerkt. Er zijn studenten die geloven in de wederopstanding van de steenkoolsector, al dan niet met het afvangen van CO2, en er zijn studenten die pleiten voor een herstructurering van de lokale economie door het stimuleren van andere sectoren, zoals het toerisme, de leisteengroeves, het opwekken van energie uit biomassa, de ecologische landbouw. En velen geloven in de toekomst van de wijnsector van El Bierzo.

Het is waar dat de wijnsector in El Bierzo is gegroeid, zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Op veel plekken worden verwaarloosde stukken grond weer in gebruik genomen voor de wijngaarden. Het aantal bodega’s stijgt en de bestaande bodega’s breiden hun productie uit, niet alleen voor de lokale en nationale consumptie maar ook voor de nieuwe markten elders in Europa, in Azië of in Amerika.
Wat betreft de kwaliteit durf ik mezelf een ervaringsdeskundige noemen. Al in de jaren tachtig reisde ik in deze contreien rond en kon ik, als arme student, de verleiding niet weerstaan om kennis te nemen van de zo goedkope lokale wijn. Deze was erg fel rood van kleur en het was zaak niet het onderste uit het glas te drinken omdat daar al het sediment zich had opgehoopt. Tegenwoordig is dat anders. Alle cafés in Ponferrada hebben een paar lokale wijnen van uitstekende kwaliteit onder de kurk en in sommige restaurants buiten El Bierzo wordt Berciaanse wijn geserveerd, hoewel in Nederland, bijvoorbeeld, de wijn uit El Bierzo nog maar mondjesmaat te verkrijgen is.

Hier in huis drinken wij eigenlijk alleen lokale wijn en wel om twee redenen: we stimuleren zodoende de lokale economie en de wijn is uitstekend, zowel de rode wijn van de druif mencía als de witte wijn van de druif godello. Een paar maanden geleden, toen wij in de supermarkt op zoek waren naar een rode wijn voor het avondeten, ging ik bijna automatisch naar de goedkopere rode jonge wijnen van El Bierzo toe. Deze fruitige maar toch stevige wijnen vinden wij het lekkerst: een Luna Berberide, een Peique of een Flavium; alle met een bijzondere gunstige prijs-kwaliteitverhouding. Ik stond daar bij de wijnschappen met een Flavium in mijn hand, toen ik zag dat het etiket wat afweek van normaal. ‘Cosecha’, las ik. Dat betekent oogst. Ik vroeg aan mijn vrouw Ana waarom deze wijn Cosecha heette, terwijl toch alle wijnen geoogst moeten worden. ‘Dat betekent dat het een zeer jonge wijn is,’ legde zij uit, ‘nog van de oogst van dit jaar.' Even stond ik bedachtzaam naar de fles in mijn handen te kijken toen het plotseling tot me doordrong. ‘¡¡Maar, …maar ……dit is een Bierzo Primeur,’ riep ik tot schrik van Ana en diverse andere klanten!!

In de jaren tachtig en negentig was het een grote trend in Nederland, en wie weet in andere landen. En een fraai staaltje marketingstrategie. De Beaujolais Primeur. Volgens mij dronken we in de maand september niets anders, juist vanwege het feit dat de wijn alleen in het seizoen verkrijgbaar was; je had het idee dat je er snel bij moest wezen. Iedereen had een mening over de Beaujolais van dat jaar in vergelijking met vorige jaren. Wanneer deze mode ophield weet ik niet, maar tegenwoordig rept niemand nog van Beaujolais Primeur, voor zover ik weet.

Dus Nederlanders, het wordt tijd voor een totaal nieuwe ervaring. De Bierzo Cosecha is de nieuwe trend. Het is geen lichte wijn, zoals die Beaujolais Primeur van die Fransozen. Het is een wijn met pit en toch fruitig, die uitstekend combineert met de geitenkaas en de worsten uit El Bierzo. En wees er snel bij, want voor je het weet is de El Bierzo Cosecha van dit jaar niet meer verkrijgbaar!


dinsdag 7 augustus 2018

De wandeling van Ponferrada naar Villar de los Barrios

Ik wijs op de kaart van El Bierzo aan wat de plannen zijn voor de middag. ‘Kijk, Henny, we beginnen hier in Ponferrada, we lopen een stukje tegen de richting van de Camino de Santiago in tot hier, en dan gaan we over een landweg in de richting van het dorpje Villar de los Barrios, absoluut een juweeltje. Daarna stijgen gaan we door het dorp Salas de los Barrios naar Lombillo, het dorp met misschien wel het mooiste terras van de hele regio. Daar drinken we een pilsje met Ana die ons komt ophalen met de auto, want openbaar vervoer is er in die dorpen niet.’ ‘En welke vogels gaan we zien?’ vraagt Henny.

Henny is mijn oudste vriend. Als jochies van vier jaar speelden we al samen in de Jacob van Arteveldestraat. Samen begonnen we een speciale interesse te ontwikkelen voor de dierenwereld en de vogels in het bijzonder. We determineerden de vogels die rondvlogen in de parken en tuinen van Amsterdam-West. En nu nog steeds, beiden bijna 60 jaar oud, delen we onze bijzondere waarnemingen, tegenwoordig via WhatsApp berichten.

‘We gaan geen wielewalen zien of horen,’ antwoord ik, ‘want waar we heen gaan is er geen rivier en zijn er geen populieren. Het landschap is een mengeling van akkerbouw, wijngaarden en woeste grond vol struikgewas. Een ideaal gebied voor bijeneters, eerlijk gezegd.’ Gisteren hadden we tijdens de wandeling de rivier El Sil gevolgd in de richting van Toral de Merayo in de hoop wielewalen aan te treffen. We hoorden er slechts één; het zangseizoen lijkt al te zijn afgelopen en dan zijn ze uitermate moeilijk waar te nemen. Wel hoorden we op een gegeven moment het geluid van een groep vliegende vogels boven ons. Bijeneters! Maar we konden ze niet ontwaren.

We wandelen over de landweg in de richting van Villar de los Barrios. We zweten. Vanzelfsprekend. Het is zes uur ‘s middags op deze eerste dag van een hittegolf. Maar Henny, nog veel meer een guiri* dan ik, vindt dat om deze tijd uitgezakt op een bank zitten, zoals heel Ponferrada doet, zonde van de dag is. Een man met een bezorgd gezicht komt uit de toegangspoort van zijn tuin naar ons toe en vraagt met een sterk Berciaans accent: ‘¿Zijn jullie verdwaald?’ Hij denkt dat we pelgrims zijn. ‘Nee, we lopen naar Villar,’ antwoord ik. Hij kijkt me ongelovig aan. ‘Ik woon in Ponferrada,’ zeg ik om hem gerust te stellen.

We zien enkele vogels naar een boom vliegen waar ze in gaan zitten. Allebei pakken we onze verrekijkertjes uit onze zak. Zwijgend kijken we. De vogels zijn te ver om de kleuren te onderscheiden, maar de silhouetten lijken op die van bijeneters. Dan klinkt dat zo kenmerkende geluid. Voor Henny is het de eerste waarneming van bijeneters van zijn leven. Altijd een speciaal moment. Ik heb ze wel vaker gezien; in Castilië en in Andalusië, en ook in Frankrijk en in Italië. Maar nog nooit in El Bierzo. En het zijn er niet weinig, bovendien.

We zijn in Villar de los Barrios. De plaatselijke bar blijkt niet meer te bestaan. ‘Ze sloten een paar jaar geleden,’ legt een oudere dorpeling ons uit. Jammer. Gelukkig is er de dorpspomp om onze dorst te lessen. We worden begroet door Nicolás. Nicolás is vrij beroemd in El Bierzo als organisator van het Festival Villar de los Mundos in dit dorp. Ana en ik zijn al naar verschillende concerten en voorstellingen van dit festival geweest, maar hij herkent me niet. ‘Ik woon in Ponferrada,’ zeg ik alweer, ‘en ik bezoek elk jaar het festival. Volgens mij ken je mijn vrouw.’ We praten. Ik bel Ana om te zeggen dat ze naar Villar de los Barrios moet komen om de flessen wijn op te halen die we nog tegoed hebben omdat we hebben geparticipeerd in de crowdfunding van het festival van vorig jaar.

Als Ana is aangekomen, gaan we naar het huis van Nicolás. We openen één van de flessen. We proosten. Nicolás legt ons uit dat hij het festival organiseert om zijn dorp op de kaart te krijgen. Het is triest dat de bevolking veroudert en dat zoveel schitterende huizen leeg komen te staan en verkrotten. Elk jaar heeft het festival een ander land als thema. Dit jaar (van 24 tot en met 26 augustus) zal dat Portugal zijn. En volgend jaar een Aziatisch land, Japan waarschijnlijk. ‘¿En het jaar daarna wellicht Nederland?’ Terwijl hij dit zegt, kijkt hij me vragend aan. ‘¡Een uitstekend idee!’ zeg ik. Henny schenkt nogmaals de glazen vol. We proosten.

* Guiri: de typische buitenlandse toerist
Klik HIER voor de promotiefilm van het festival van Villar de los Mundos van dit jaar

Henny

zondag 15 juli 2018

De lange Spaanse zomervakantie

Toen mijn Spaanse schoonzuster ons voorstelde dat haar dochter, de kleine Ana, een weekje bij ons zou komen logeren, reageerden wij enthousiast. We zijn dol op het kind. Maar later begon een licht paniekgevoel zich van mij meester te maken. Mijn vrouw werkt elke doordeweekse dag van acht tot drie. Hoe ga ik gedurende die tijd in godsnaam een negenjarig, bijzonder actief Spaans kind bezighouden? Ik had met het meisje al twee keer El Pajariel, de berg waar wij vanaf ons balkon tegenaan kijken, beklommen; ze is best taai. Maar dat was niet in de zomerse hitte. Bovendien zou de activiteit vast aan aantrekkelijkheid inboeten als we deze iedere dag zouden doen. Een andere mogelijkheid zou zijn om met haar naar een speeltuin in één van de parken te gaan. Ook daar had ik ervaring mee, en, eerlijk gezegd, betekende dat elke keer voor mij enkele uren van pure verveling. In het meegebrachte boek of krant kon ik geen letter lezen uit angst de kleine Ana uit het oog te verliezen. Bovendien zijn er ’s morgens weinig andere kinderen in de speeltuinen, wat er op neer zou komen dat ikzelf het klimrek zou moeten beklimmen of de door haar verstopte bal zou moeten zoeken. Gelukkig kwam mijn vrouw Ana met de oplossing: ‘Maak je geen zorgen; ik zoek een cursus of een zomerkamp voor haar.’

Net zoals in Nederland spelen veel kinderen in Ponferrada nauwelijks meer zonder begeleiding buiten. Gedurende het schooljaar gaan de meeste kinderen ’s middags naar georganiseerde activiteiten zoals schaken, Engels, muziek, handwerken, sporten, dansen; het maakt niet uit waar ze heen gaan of wat ze leren, zolang ze maar niet thuis op de bank zich zitten te vervelen of, erger nog, videogames spelen. In de zomer wordt het probleem hier in Ponferrada nog een graadje erger, omdat de schoolvakantie duurt van de derde week van juni tot de tweede of derde week van september. Voor ouders die buiten het onderwijs werken is dat een rampzalig lange periode. Vandaar dat er overal zomerkampen, sportdagen en cursussen voor kinderen worden aangeboden. Toch viel het mijn vrouw niet mee om een plek voor de kleine Ana te vinden. De vraag is overweldigend. Maar op een gegeven moment kwam het verlossende woord. ‘Ze gaat ’s morgens naar het zomerkamp in het Parque del Temple.

En zo gebeurde het dat kleine Ana en ik elke dag in de vroege ochtend door de stad naar het park liepen, wat ongeveer een half uur in beslag neemt. We spraken in het Spaans en, op speciaal verzoek van haar ouders, in het Engels over interessante onderwerpen als Starwars, dino’s, eekhoorns, honden en katten en, eenmaal in het park, over de daar ruim aanwezige duiven die ik wou vangen voor het middagmaal waar zij van walgde. Het voordeel van negenjarige meisjes is dat je best elke dag dezelfde grap kan maken. Ik corrigeerde haar Engels en zij corrigeerde mijn Spaans. Ana en ik wonen allebei nu negen jaar in Spanje, maar haar Spaans is een stuk beter dan het mijne. Aan het eind van de week begon ze zelfs, onder invloed van de andere kinderen in het kamp, met een Berciaans accent te praten. De wandeling terug naar huis verliep altijd veel moeizamer; het was al na tweeën, het was soms heet en ze was hongerig en uitgeput na een lange ochtend vol kinderactiviteiten. Op de allerheetste dagen kon alleen de belofte van een drankje met een pincho (het gratis hapje dat je in El Bierzo altijd bij je drankje krijgt) in Café Gijon haar motiveren een beetje door te lopen.

Ik merkte dat ik gedurende de week groeide in mijn rol als oppasoom. Een zekere vaderlijke trots maakte zich van mij meester. Als wij ’s morgens Café Gijon passeerden, groette ik met een joviaal gebaar in de richting van de ramen, hoewel ik helemaal niet kon ontwaren of er daar daadwerkelijk iemand was die naar ons keek. Hetzelfde deed ik bij het passeren van de bakker. In het park raakte ik aan de praat met ouders en andere familieleden die hun kinderen wegbrachten en ophaalden. Niets beter voor de integratie van een guiri (spotnaam voor de typische toerist) dan een kind, lijkt het. Aan de buren die ons groetten en vroegen: ‘¿En dat meisje, wie is dat?’ legde ik uit dat het mijn nichtje was en dat we daarom zo op elkaar leken. Zoals altijd als ik deze grap maak, reageerde de kleine Ana onmiddellijk: ¡We lijken helemaal niet op elkaar! ¡¡Jij lijkt op Claire!!’ Claire is haar favoriete pop, met wie ik, volgens haar, veel gemeen heb. Ikzelf zie het niet zo, maar hier zijn onze foto’s, zodat de lezers zelf kunnen oordelen.

En nu, terwijl ik dit zit te schrijven, is het maandag. De kleine Ana is weer terug bij haar ouders in Salamanca en in ons huis is de zomerse rust weergekeerd. Ik heb weer tijd voor bezigheden zoals lezen, schrijven en het beklimmen van El Pajariel. Da’s helemaal niet slecht, want eerlijk gezegd is het best een opgave om de hele tijd een kind om je heen te hebben. Petje af voor de opvoeders die dat dag in dag uit weten op te brengen!




maandag 18 juni 2018

Het gesprek

Maandag 18 juni
Ik installeer me voor de buis om de tweede helft van Panama – België te zien. Als ik hier vertel dat ik België als één van de kanshebbers voor het wereldkampioenschap beschouw, reageert men over het algemeen koeltjes. De Belgen, goede spelers maar geen eenheid, vinden zij. Het zit velen hier dwars dat een aantal van de Catalaanse separatisten onderdak hebben gevonden in België. Net als de aftrap wordt genomen rinkelt mijn mobiele telefoon. ‘¿Rolan?’ hoor ik iemand vragend zeggen. ‘Si,’ antwoord ik lichtelijk ongedurig. ‘Hallo, ik ben Begoña van inmobilario Naxus; we vonden je curriculum op de internetsite Infoempleo. ¿Heb je werk op het ogenblik?’ Altijd een moeilijke vraag voor iemand die privéles in talen geeft en zeker half juni, als de meeste studenten van de officiële taalschool (La Escuela de Idiomas) net alle examens achter de rug hebben en ook de middelbare scholieren al min of meer aan hun vakantie beginnen. ‘Ik heb wel een paar lessen, maar kan zeker meer werk gebruiken,’ antwoord ik waarheidsgetrouw en vervolg met ‘¿Waar gaat het om?’ ‘We zouden graag een gesprek met je willen hebben over eventuele indiensttreding bij ons bedrijf.’ Is dit echt waar? Wordt mij werk bij een makelaarskantoor aangeboden? Ik heb vele verschillende baantjes gehad, maar huizen heb ik echt nog nooit verkocht. Sterker nog, ik heb nog nooit een huis gekocht. ‘¿Zoeken jullie iemand die Engels of Duits spreekt, wellicht?’, vraag ik. ‘Vreemde talen is zeker een plus, maar niet noodzakelijk.’ ‘Maar ik heb helemaal geen ervaring met onroerend goed,’ murmel ik. ‘We willen je toch graag spreken.’ Dan besluit ik op het voorstel in te gaan. Al was het alleen maar om over de ervaring te schrijven op mijn blog. We komen overeen om het gesprek morgenochtend te hebben, om twaalf uur. Het zal mij benieuwen.

Dinsdag 19 juni
Natuurlijk ging het niet echt om een arbeidsplaats. Dat leek me al zo sterk met mijn gebrek aan ervaring in de branch en mijn beheersing van het Spaans met, eerlijk gezegd, een flink Amsterdams accent, wat best vermakelijk kan klinken (hoop ik), maar niet het meest geschikte stemgeluid is om huizen mee te verkopen. In een veel te warm kantoorkamertje, waar het zweet al snel van mijn lijf gutste, begon Begoña me tot mijn verbazing uit te leggen hoe duur het wel niet was om een particulier taleninstituut te beginnen. Dat was om me daarna uit te leggen hoe goedkoop het wel niet was om als autónomo (ZZP-er) aan de slag te gaan voor hun makelaardijkantoor. Een telefoon (wie heeft dat niet), een computer met internet (hebben we ook allemaal) en een ingangstarief bij het bedrijf van slechts zo’n 250 euro (maar te betalen in maandelijkse termijnen). Daarna zou ik tegen gereduceerd tarief cursussen kunnen gaan volgen en aan het werk gaan waarbij ik 40% en zij 60% van de inkomsten zouden verkrijgen.
Begoña was een perfecte verkoopster; ze deed het allemaal zeer positief klinken en wist van al mijn bezwaren voordelen te maken. ‘Ik werk het liefst met mensen zonder ervaring in de branche, want velen hebben al een attitude die niet past bij ons bedrijf.’ Het was eigenlijk best een prettig gesprek, behalve die hitte dan, maar natuurlijk was er geen schaarse haar op mijn bezwete hoofd die erover dacht om tegen betaling al het bedrijfsrisico op me te nemen, terwijl zij bij eventueel succes wel de vruchten zouden plukken.
Het is helaas een praktijk die steeds vaker plaatsvindt. Mensen worden niet in loondienst genomen, maar verbinden zich als autónomo aan een verzekeringsbedrijf, een energieleverancier of een makelaardij. Ze moeten zelf voor de sociale zekerheidspremie opdraaien, die hier in Spanje voor zelfstandigen enorm hoog en onafhankelijk van het inkomen is. Als de verkoper niets of weinig verkoopt, kost het het bedrijf helemaal niets. Een win-win-situatie voor het bedrijf en in de meeste gevallen een verliessituatie voor de valse zelfstandige. Toch doet de uitzichtloze situatie op de arbeidsmarkt veel mensen besluiten dit soort constructies te accepteren. Het zou verboden of in elk geval veel beter gereguleerd moeten worden.

PS Namen van het bedrijf en makelaarster zijn veranderd.



dinsdag 22 mei 2018

De hyperactieve anarchist

In eerste instantie dacht ik dat de boodschap aan mij gericht was, de graffiti met de tekst HATE RACISM beneden op het buitenportaal van de flat waarin we wonen. Immers, de slechte naam die Nederland al zou kunnen hebben op het gebied van racisme door de slavenhandel en de Nederlandse origine van het woord apartheid, is alleen maar verslechterd dankzij het optreden van onze rechtspopulisten, die in de Spaanse pers steevast als xenofobisch worden gekenschetst. Ik zie sommige overtuigde antiracisten in staat zo inconsequent te zijn om te concluderen dat dus alle Nederlanders racisten zijn. Maar tot mijn opluchting bemerkte ik dat de hele stad volgeschreven was met teksten van soortgelijke strekking en veelal, zo op het eerste gezicht, in hetzelfde handschrift. Hoewel de communistische hamers en sikkels ook niet ontbreken denk ik dat we hier te maken hebben met een hyperactieve anarchist.

Nou moet gezegd worden dat Ponferrada zich uitstekend leent voor graffiti. Veel gebouwen staan
leeg. Er zijn veel blinde muren. Daar waar in het historische centrum de oude muurtjes van keien in verval waren geraakt, heeft de gemeente gemeend deze te moeten vervangen door geel geverfde cementen muurtjes. Nou, daar wist de hyperactieve anarchist wel raad mee. Van gekkigheid wist hij gewoon niet meer wat hij moest schrijven. Ik ga er voor het gemak van uit dat het hier een man betreft, hoewel teksten ter ondersteuning van de vrouwenstrijd niet ontbreken. Maar in zijn geldingsdrang herken ik vooral een manlijke neiging tot gebiedsafbakening, net zoals bij de honden het de reuen zijn die overal een geurspoor van hun urine achterlaten.
Overigens heb ik niets tegen graffiti als deze aan zekere esthetische criteria voldoet. We hebben wat dat betreft het geluk dat in Ponferrada de artiest Asier actief is, die groot opgezette graffiti schilderingen maakt op blinde muren (HIER is zijn site) Dit soort graffiti siert de stad en wordt al erkend als kunst. Het is soms de gemeente zelf die hem opdrachten geeft. De lege leuzen van de hyperactieve anarchist daarentegen zijn een plaag voor de stad. Ik hoop dat de gemeente hem zijn podia ontneemt door de muurtjes gewoon weer van keien te maken en de leegstaande huizen in het historische centrum te renoveren en in gebruik te nemen. Dan kan de hyperactieve anarchist zijn leuzen spuien op Facebook, waar die thuishoren. En anders moet hij maar stage gaan lopen bij Asier om te leren hoe je een boodschap kunt overbrengen op artistiek verantwoorde wijze. En wie weet, geven we hem dan toestemming een mooie graffiti te maken op onze voorgevel; zoiets als deze:



woensdag 25 april 2018

Fouten en leugens

Een tijd geleden ging op zondagochtend eerst langs de kiosk om El País te kopen en vervolgens naar de bakker hier in de straat voor wat croissants. Terwijl hij de verse croissants in een papieren zak stopte keek de bakker naar de krant onder mijn arm en zei: ‘En nu lekker een kop koffie met croissants en een krant ……maar daar staan alleen maar leugens in, hoor.’ Ik keek hem verbaasd aan. Eigenlijk heb ik best vertrouwen in de Spaanse journalistiek. Zowel El Mundo als El País, de twee grootste landelijke kwaliteitskranten, pakken de corruptiezaken hard aan en doen daadwerkelijk aan onderzoeksjournalistiek in deze kwesties. Goed, soms laten ze naar mijn smaak hun politieke voorkeuren iets te veel doorschemeren in hun nieuwsartikelen, vooral als het over de binnenlandse politiek zoals de Catalaanse kwestie gaat. Terwijl ik met de krant en croissants naar huis liep, nam ik me voor om eens een tijdje bij te houden in hoeverre de berichtgeving correct was over een onderwerp waar ik relatief veel verstand heb: Nederland.

Ik beperkte mijn kleine onderzoek tot El País, El Mundo en El Diario de León, omdat ik die kranten nu eenmaal regelmatig lees.
Over El Diario de León kan ik kort zijn: daarin wordt nauwelijks bericht over Nederland.  Die krant lees je voor het lokale nieuws. Eigenlijk was de berichtgeving over Nederland in El Mundo en El País over het algemeen erg correct. Beide kranten beschikken over journalisten ter plaatse die zich goed inlezen. Vergeleken met alle troep die circuleert op Facebook, Twitter en zelfs WhatsApp zijn deze kranten oases van betrouwbare berichtgeving te noemen. Toch volgt hier de top drie van fouten of leugens die ik de afgelopen maanden heb gevonden.

Op nummer drie
Veel fouten worden er gemaakt met de namen van Nederlanders zoals die van Dijsselbloem. Het is te begrijpen. Zelf doe ik dat ook met Spaanse namen. Laatst schreef ik over films en toen ik, zoals te doen gebruikelijk, het stuk voorlas aan mijn vrouw wees ze me er fijntjes op dat ik de namen van de twee belangrijkste Spaanse regisseurs, Amenábar en Almodóvar, lichtelijk verhaspeld had.  Toch vond ik de fout in de column Líderes sin partidos (leiders zonder partijen) in El País vermakelijk. Het stuk gaat over charismatische politici die dankzij hun jeugdige en daadkrachtige uitstraling goede verkiezingsresultaten weten te boeken zoals Jesse Kleber. Tussen Klaver en Kleber zit natuurlijk nogal een verschil. Mijn vermoeden is dat de columniste naar een Engelse zender heeft geluisterd waarop Klaver wellicht als Klever wordt uitgesproken . Mijn tip aan de schrijfster: lees de kladversie hardop voor aan je partner, tenminste, als die verstand van zaken heeft.

Op nummer twee
Veel erger vond ik dit bericht. ‘Nederland rebelleert tegen de wet die het verplicht stelt om organen te doneren’ luidt de kop. Maar liefst twee fouten. Van een rebellie was geen sprake en natuurlijk is het niet verplicht om je organen te doneren. Je kunt het gewoon aangeven als je daar bezwaar tegen hebt, en ook de nabestaanden kunnen een donatie eventueel tegenhouden. Het gekke is dat ik deze kop niet heb weten terug te vinden op internet. Daar luidt de kop: Nederland rebelleert tegen de donorwet.  (voor mensen die het Spaans machtig zijn: de link is HIER)
Het artikel zelf is overigens veel genuanceerder. Daarin staat goed uitgelegd hoe de wet werkt en dat zo’n 30.000 mensen onmiddellijk hebben laten registreren dat ze geen organen ter beschikking stellen na de dood. Misschien dacht de koppenmaker dat 30.000 mensen in zo’n klein landje als Nederland een menigte is. Meer waarschijnlijk is dat hier een persoonlijke mening in de krantenkop doorschemert.


Op Nummer één!!!




Weer in El País. Het artikel waar ik me het meest aan ergerde was Alicia en la Bélgica de las Maravillas, misschien het best te vertalen met Alice in WonderBelgië. (HIER ) Het is geen nieuwsartikel maar een ingezonden opinie van een Europarlementariër van de regerende Partido Popular en een Spaanse historica over de Catalaanse president Puigdemont, die naar België was gevlucht. De subkop luidt: Puigdemont heeft voor steun één van de centra van de traditionele hispanofobie gekozen. Naast Engeland zou dat België moeten zijn. Ik begon dit artikel te lezen waarbij ik vanzelfsprekend nieuwsgierig was waarom België dan wel zo hispanofobisch zou zijn. Het artikel maakt melding van het beleg van Breda tijdens de 80-jarige oorlog. Goed, een foutje, ze denken wellicht dat Breda in België ligt, maar indertijd lagen de grenzen niet zo vast. En even verderop beschrijven ze dat de haat van vooral de Vlamingen tegen de Spanjaarden voort zou komen uit de Spaanse troepen die daar vochten tijdens de tachtigjarige oorlog. Al lezend kreeg ik het vermoeden dat de schrijfsters België met Nederland verwarden, hoewel ik evenmin in Nederland veel hispanofobie ben tegengekomen. Misschien dat in sommige Nederlandse protestantse kringen nog steeds laatdunkend over de Spaanse troepen wordt gesproken, maar in het zo katholieke België toch zeker niet? Het gebeurt overigens wel vaker, merk ik, dat Nederland en België met elkaar verward worden. Ik kan het me best voorstellen. Maar dit artikel is geschreven door een Europarlementariër die waarschijnlijk in België woont, en een historica die gespecialiseerd is in hispanofobie. Vooral die laatste zou beter moeten weten. Zou zij echt een wetenschappelijk onderzoek hebben verricht waaruit bleek dat België hispanofobischer is dan Nederland, Duitsland of Denemarken? Ik vrees van niet. Volgens mij is dit een beroerd artikel dat zich baseert op pseudowetenschappelijke argumenten om Spanje in een slachtofferrol te manoeuvreren. Een welverdiende eerste plaats!


maandag 19 maart 2018

Vaderdag

Vandaag, maandag 19 maart, wordt in Spanje Vaderdag gevierd. Dat is op een andere datum dan in Nederland, waar het dit jaar op 19 mei valt, een zondag vanzelfsprekend. In Spanje valt Vaderdag samen met de santo, de naamdag, van Jozef, San José, de stiefvader van Jezus. Mensen die José heten worden ook vaak met Pepe aangesproken: het komt van PP, pater putativus, oftewel stiefvader. Ik heb me tijdens een familiefeestje wel eens onpopulair gemaakt door mijn verbazing uit te spreken over het feit dat Vaderdag nu juist valt op de santo van José, terwijl die volgens de bijbel toch niet de echte vader was. ‘Nu gaat zo’n Nederlander ons ook nog vertellen hoe of we Vaderdag moeten vieren,’ zag ik mijn schoonvader denken.

De santos, de naamdagen van de heiligen, zijn vrij belangrijk in Spanje. Mijn vrouw heet Ana naar de moeder van María, en heeft haar naamdag op 26 juli. Sommige vrienden en familieleden feliciteren haar dan. Aangezien zo’n beetje de helft van de Spaanse vrouwen Ana heten, wordt er op die dag heel wat afgebeld en gewhatsappt. De naamdag van Sint Jacob (Santiago) op 25 juli is uitgegroeid tot een nationale feestdag, en daarnaast zijn er ontelbare plaatselijke naamdagen. Iedere provincie, stad of dorp heeft een beschermheilige, hetgeen betekent dat er op de naamdag feest wordt gevierd. Soms gaat het niet om heiligen maar om verschijningen van María, die een specifieke naam hebben gekregen zoals Carmen, Pilar of, in Ponferrada, Encina (de steeneik). Er is dan ook geen specifieke María-dag (geloof ik). Ik denk dat wanneer meisjes die María heten vragen wanneer het eindelijk eens Maria-dag is, te horen krijgen: ‘Het is bijna elke dag Maria-dag.’ Soms komen deze katholieke feestdagen voor een guiri wat onverwacht, als die met zijn boodschappentas voor een dichte winkeldeur staat. Maar goed, buitenlanders in Nederland zal dat ook overkomen op Paasmaandag, Pinkstermaandag of Hemelvaartdag.

Op zich is Vaderdag niet echt een nationale feestdag. Er wordt gewoon gewerkt; de winkels zijn open. Wel zullen er her en der cadeautjes en wensen worden uitgewisseld. Hoewel ik zelf geen kinderen heb, had ik dit jaar voor het eerst sinds de dood van mijn vader in zekere zin naar Vaderdag uitgekeken. Mijn arme schoonmoeder, verward door ziekte, pijn, ouderdom en medicijngebruik, riep steeds vaker als ik in de keuken aan het werk was en ze iets nodig had: ‘¡Papa, papa!’ zoals ze ook vaak om haar moeder riep als Ana in de buurt was. Als ik dan haar slaapkamer binnenging, corrigeerde ze zich meestal en was ze zich bewust van haar eigen verwarring.  ’s Avonds in bed kon ik het niet nalaten tegen Ana te zeggen: ‘Ik  ben heel benieuwd met welk cadeautje je moeder op Vaderdag op de proppen komt, maar ik verwacht minstens ontbijt op bed.’ Gelukkig kon Ana daar best om lachen. In zware tijden kan humor voor een kort moment soelaas bieden.

Helaas zal mijn schoonmoeder Lauri deze Vaderdag niet meemaken. De enige in de wereld die me regelmatig papa noemde stierf twee weken geleden. We verliezen een moeder en ook een beetje een kind. Zo voelt het in elk geval. Ik hoop dat met het verstrijken van de tijd het ergste verdriet en de pijn verdwijnen maar dat de vele mooie herinneringen beklijven.

woensdag 28 februari 2018

Naar de bioscoop

We zijn een weekeinde in A Coruña. Het regent. Vanzelfsprekend. Je kunt niets anders verwachten in februari in Galicië. Het maakt ons niet veel uit. Dit is een cultureel uitstapje. Gisteren waren we naar een fantastisch flamencoconcert. En vandaag gaan we naar de bioscoop. In een universiteitsstad als A Coruña is het aanbod vast uitgebreider dan in Ponferrada, waar er alleen een bioscoop is in het overdekte winkelcentrum. We consulteren de filmladder op internet. ‘We kunnen naar La Librería van Isabel Coixet gaan,’ zegt Ana. Ik kijk haar weifelend aan. ‘Dat is een Engelstalige film,’ zeg ik, ‘en je weet dat ik niet hou van die Spaanse nasynchronisaties.’ ‘Het is de originele versie,’ antwoordt Ana enthousiast. Het pleit is beslecht. La Librería, of liever gezegd The Bookshop, zal het zijn. We trekken onze jassen aan, pakken de paraplu en verlaten de hotelkamer. Met behulp van Google Maps lopen we in de richting van waar de bioscoop moet zijn.

Vorige week zagen op de televisie hoe La Librería de Goya voor de beste Spaanse film van 2017 won. Er zijn weinig programma’s zo saai als een gala waarin mensen uit de filmwereld die een onderscheiding ontvangen menen al hun familieleden en leden van het team te moeten bedanken voor de steun. Dit jaar was het een beetje spannender; we waren nieuwsgierig naar hoe er zou worden omgegaan met de #MeToo-beweging en het feminisme in het algemeen. Voor veel vrouwen was de dress code zwart, maar daar deed Isabel Coixet, hoewel uitgesproken feministisch, niet aan mee. Het is een eigengereide Catalaanse regisseuse, die Engelstalige films maakt en wars is van het nationalisme dat haar regio in de greep heeft.

De Spaanse filmindustrie is over het algemeen van hoog niveau, vind ik. Eén van de weinige programma’s die we regelmatig op de publieke zender van de televisie bekijken is Historia de Nuestro Cine, waarin een paar keer week een Spaanse film wordt vertoond. Behalve de kwantiteit valt ook de kwaliteit erg op. In Nederland zou een dergelijk programma na vijf weken al in herhalingen moeten vallen. Toen ik nog in Amsterdam woonde, greep ik elke gelegenheid aan om Spaanse films te zien, zoals die fantastische films Vacas en La Ardilla Roja van Julio Medem. Ik deed dit om mijn Spaans te verbeteren en om meer te leren over de cultuur van mijn favoriete vakantiebestemming. Nou moet je dat leren over andere culturen door het kijken van films niet overschatten. Als je veel Amerikaanse films ziet, kun je indruk krijgen dat daarginder op de wegen regelmatig spectaculaire achtervolgingen plaatsvinden. Wie veel Nederlandse films bekijkt kan de illusie hebben dat Nederlandse vrouwen op de meest opgepaste momenten hun borsten ontbloten. En veel Spaanse films geven de indruk dat er in de dorpen altijd een broeierige spanning heerst vanwege één of andere verzwegen traumatische gebeurtenis uit het verleden. Nou, dat laatste is minder ver van de waarheid verwijderd.

Al pratend over de films die we al hebben gezien of die we nodig eens moeten zien, lopen we door de natgeregende straten van A Coruña. We kijken nog eens om ons heen. Waar zijn we in godsnaam? En waar is die vervloekte bioscoop? We consulteren Google Maps. Op tweehonderd meter hier vandaan moet het zijn. Een voorbijganger herkent onze wanhoop en vraagt of hij ons kan helpen. ‘We zoeken de bioscoop Yelmo,’ zeggen we. Hij wijst op een donker gebouw aan de overkant van een drukke straatweg. ‘Daar in het winkelcentrum is het.’ We bedanken hem, steken over en vinden de ingang. Als we de deur opendoen komt ons een walm van pizza’s en hamburgers tegemoet. Overal klinken de schrille kreten van spelende kinderen. Op regenachtige zondagmiddagen blijkt het winkelcentrum als overdekte kinderspeelplaats gebruikt te worden. We kopen onze kaartjes en zetten ons in de zaal. Ik fluister in Ana’s oor dat dit soort ervaringen me terug doen verlangen naar bioscopen als The Movies in Amsterdam. ‘Maar een paar jaar geleden hadden wij ook buurtbioscopen in Ponferrada,’ zegt ze, ‘eentje was tegenover ons huis: Hollywood; het staat nu te koop.’ We zwijgen. Ik vraag me af of het haalbaar zou zijn de bioscoop weer te openen, met alleen films in de originele versie. Maar dan begint de film The Bookshop, die ons meevoert ver van het winkelcentrum vandaan, naar een dorpje aan de Engelse kust in de jaren 50, waar een vrouw met nogal wat problemen wordt geconfronteerd als zij een boekwinkel wil openen.


woensdag 31 januari 2018

Guiri in Andalusië

Het is Kerstmis. Maar dit jaar vieren we dat niet met de familie. We zijn in Andalusië. In Granada, om precies te zijn. We eten onze avondmaaltijd in een Marokkaanse restaurant. Daarvan zijn er veel in deze stad. En veel teterías: de in Marokkaanse stijl ingerichte theehuizen. Granada is trots op haar geschiedenis van de Arabische overheersing. Met het Alhambra als hoogtepunt van die rijke cultuur. Terwijl we eten van onze couscous hebben we het over ons bezoek aan het paleis eerder die dag. Het regende. Maar dat maakte het bezoek niet minder interessant.

We zijn het er over eens dat het een positieve verrassing is dat hier in Granada de multiculturele samenleving gekoesterd wordt, al is het die van de late middeleeuwen. Op de toeristische informatiepanelen wordt vol lof gesproken over de wederzijdse tolerantie die er voor de verovering door de christenen geheerst zou hebben tussen de mohammedanen, joden en christenen. Dat zou natuurlijk een wensgedachte kunnen zijn; een romantische vlucht uit deze tijd waarin godsdiensthaat weer in opmars lijkt te zijn. De groepen woonden toen wel gescheiden van elkaar; de mohammedanen in de wijk Albaicín en de joden in de wijk El Realejo; nu schitterende wijken met doolhoven van steegjes vol witte huizen en kleine paleisjes. Na de reconquista door de christenen veranderde Spanje langzamerhand in een godsdienstige monocultuur van het katholicisme, waar pas sinds kort een eind aan is gekomen.

Want tegenwoordig is er meer variëteit, met name door de immigratie. De evangelisten en de kleinere protestantse sektes en zelfs mormonen zijn steeds actiever in hun bekeringsdrang. Ik heb in Ponferrada al een paar keer jehovagetuigen aan de deur gehad en de dichtstbijzijnde kerk is de evangelische kerk van de zigeunergemeenschap. Toch blijft Spanje een overwegend katholiek land. Je merkt dat als je over geschiedenis praat, de 80-jarige oorlog bijvoorbeeld. Veel mensen in Spanje hebben het dan over de strijd tussen de christenen en de protestanten. Zelfs een geschiedenisleraar heb ik dat horen zeggen. Het gekke is dat in Nederland het juist de protestantse organisaties of partijen zijn die het woord christen of christelijk in de naam voeren.

Als we de couscous op hebben kijken we uit het raam. De regen klettert op de straten. We blijven dus nog even zitten in dit prettige restaurant en praten verder over de godsdienstige verschillen tussen Nederland en Spanje. Opvallend is de relatieve tolerantie die er in Spanje lijkt te heersen ten opzichte van moslims. Ondanks de nabijheid van Noord-Afrika is hier geen noemenswaardige anti-moslim partij of –beweging actief. Het zijn de rare kronkels van de geschiedenis. Nederland, het land dat zich ooit bevrijdde van het katholieke juk en gedurende zoveel eeuwen religieuze vluchtelingen uit heel Europa aantrok, is nu een land waar religieuze intolerantie aan populariteit wint en dat worstelt met de verwerking van haar koloniale verleden. Terwijl Spanje, het land waar ooit zowel de joden als de moslims gedwongen werden hun godsdienst af te zweren dan wel te vertrekken, deze zwarte bladzijden uit haar geschiedenis lijkt te erkennen en de culturele en sociale rijkdom van de vroegere Arabische overheersers koestert. Het kan verkeren.

Naschrift
Een paar dagen later waren we in de stad Antequera, minder bekend maar zeker de moeite van een bezoek waard. We bezochten La Alcazaba, ook al zo’n mooie fortificatie uit de Arabische tijd. Maar daar was de informatie die gegeven werd helemaal vanuit het perspectief van de christenen die het complex in de 15e eeuw veroverden. Nooit te vroeg juichen!