vrijdag 12 april 2019

De wandeling van Ponferrada naar El Embalse de Bárcena en weer terug

Toen ik vanmorgen vanuit mijn raam zag hoe de ochtendzon de sneeuw op de bergtoppen van de Montes Aquilianos lichtoranje verfde, was het me duidelijk: vandaag zou het een schitterende dag worden. Ik trok mijn wandelschoenen aan, daalde de trap af en liep automatisch richting El Pajariel. Maar toen bedacht ik me. Gistermiddag had mijn 18-jarige studente me verteld dat ze met haar klas vandaag naar El Pajariel zou gaan voor het vak aardrijkskunde. Iets met stenen en grondsoorten, had ze daar met licht afgrijzen aan toegevoegd. De kans was natuurlijk klein dat we elkaar zouden treffen, El Pajariel heeft vele paden, maar ze zou het misschien een beetje vreemd vinden als ik daar opeens gewapend met verrekijker en wandelkleren zou verschijnen. Voor je het weet word je versleten voor vieze oude man die bewust aanstuurt op een ontmoeting buiten lestijd. Ik maakte rechtsomkeert en besloot de wandeling te maken naar het stuwmeer, el embalse de Bárcena.
Vlakbij het Nationale Energiemuseum aan de oever van El Sil stond een bord met twee routes aangegeven: La Senda de los Romeros aan de linkerkant van de rivier, La Senda de Bas aan de andere kant. Ik nam als heenweg de mij al bekende route aan de linkerkant. Het was nog vroeg en wat frisjes. Er was helemaal niemand. In de struiken hoorde ik verscheidene keren geritsel. Wat voor dieren zouden dat zijn? Toen het pad dieper afdaalde in de kloof van El Sil, zag ik langzaam door de wind voortbewogen mistslierten boven het stilstaande water. Vlaamse gaaien krijsten er op los, af en toe onderbroken door de spottende lach van een groene specht.

Bij de dam van het grote stuwmeer aangekomen, liep ik naar de overkant van El Sil en vond ik het begin van La Senda de Bas. Deze route was duidelijk net aangelegd. Er waren her en der zelfs bruggetjes gemaakt van mooie planken en waar het pad al te dicht langs een steile helling ging stond een keurig hekje, vaak met het embleem van de wandeling er op. Ik besloot dit eens nader te bekijken.
Bas van der Goor foundation, stond er te lezen. Nou begreep ik het. Ik had er helemaal niet bij stilgestaan, maar de drie kleuren waarmee de route soms stond aangegeven waren de kleuren van de Nederlandse vlag: rood, wit en blauw. Nou hou ik op zich helemaal niet van vlaggenvertoon; daar worden we in Spanje, vanwege de Catalaanse kwestie, de laatste tijd al voldoende mee lastig gevallen en ook in Nederland heeft tot mijn afgrijzen een ultranationalistische partij bij de laatste verkiezingen de meeste stemmen gehaald.
Maar goed, hier ging het op zich om een mooi doel; het bevorderen dat diabetici niet bij de pakken neerzitten maar gaan sporten en bewegen, met als lichtend voorbeeld onze beste volleyballer ooit: Bas van de Goor. Ik had een paar jaar geleden al eens een gesprek gehad met Petra, één van de oprichters van de stichting, waarbij ze me de doelstellingen van de stichting uiteenzette. Zij gaan onder andere hier in Noord-Spanje wandeltochten organiseren voor diabetici en hebben in samenwerking met enkele Berciaanse artsen en vrijwilligers dus deze wandelroute vrijgemaakt en gemarkeerd. Een aanrader voor iedere bezoeker aan El Bierzo. Eén ding, Bassie en Petra. Het zou pas een volledig Nederlands feestje zijn als daar bij het stuwmeer een echt oudhollands pannenkoekenhuis zou worden geopend! Maar verder alles perfect, hoor! Bedankt voor de mooie route!

woensdag 3 april 2019

De blaffende ree

Toen ik vanmorgen El Pajariel omhoog liep, vroeg ik het me opnieuw af: zouden de drie reeën nog leven? Voor de winter zag ik ze tijdens mijn ochtendwandelingen bijna altijd op dezelfde plek, daar waar mijn favoriete steile paadje omhoog even wat vlakker wordt. Ze leken nauwelijks schuw. Maar als ze er na lang aarzelen vandoor gingen, was het schitterend te zien met welk gemak zij langs de steile helling renden.

De kou kan ze dit jaar niet fataal zijn geworden. De winter was kort en zeker niet hevig. Het begon eigenlijk al begin februari lente te worden. Een beetje ree zal het hebben doorstaan. Maar El Pajariel ligt dicht bij de stad. Het is gebruiksnatuur. Er wordt gewandeld, gefietst, gejaagd, gemotorcrosst, met auto’s naar boven gereden om op de top met uitzicht over de stad bier te drinken en de liefde te bedrijven en, helaas, af en toe ziet iemand zich genoodzaakt de berg in de fik te steken.

Misschien was de laatste keer dat ik één van mijn reeën zag die mooie donderdagmiddag in november, vlak voor het vallen van de avond. Mijn avondstudent had de les afgezegd en dus maakte ik van de gelegenheid gebruik om nog even snel omhoog te lopen, vanwege het late uur via de gemakkelijk begaanbare onverharde weg. Ik werd ingehaald door landrovers vol baardige, nors kijkende mannen. Jagers, waarschijnlijk. Toen ik boven in het dennenbos was aangekomen, zag ik dat er al meerdere wagen rond het bos geparkeerd stonden. Even zag ik een ree tussen de bomen beneden op de helling. Ik maakte wat meer lawaai dan noodzakelijk zodat het op de vlucht sloeg. ‘Het ga je goed, Bambi,’ dacht ik bij mezelf.

Wat een verschil toch tussen de manier waarop er in Spanje of in Nederland met natuurbeheer wordt omgegaan. Ja, ik heb alles gehoord over de Oostvaardersplassencontroverse en zal daar in de versie van dit verhaal op mijn Spaanstalige blog gretig over vertellen. Hier is de jacht integraal onderdeel van het dorpsleven. En toch zitten de bergen nog vol everzwijnen en reeën. Er lijken altijd weer voldoende beesten te ontkomen om het bestand op peil te houden. Laatst werd naar aanleiding van een juridische procedure van een lokale dierenpartij de jacht stopgezet. Het land was werkelijk te klein. De jacht werd als onderdeel van de Spaanse identiteit gezien. Een middel om de ontvolking van het platteland tegen te gaan. Ondertussen is het jachtseizoen per 1 april gewoon weer van start gegaan.

Na een korte winterstop heb ik mijn wandelingen op El Pajariel weer hervat. Er is altijd veel te zien; de natuur verveelt nooit. Zo waren daar vandaag opeens allemaal witte, op sneeuwklokjes lijkende bloemetjes langs mijn favoriete steile paadje. In het dennenbos meende ik even een zwarte specht te horen. Toen ik daar tussen de bomen doodstil stond te wachten tot ik het beest zou waarnemen, hoorde ik achter me opeens een blurpend geluid. Ik keek om. Een ree keek mij aan. Het blafte naar me. Even dacht ik dat het een groet was. Maar daarna bedacht ik me dat het vloek kon zijn geweest. Voor al die keren dat ik met mijn ochtendlijke dadendrang de rust verstoord had van zijn gezin, waar hij wellicht de enige overlevende van was. Het beest draaide zich om en verdween langzaam tussen de pijnbomen.
Witte bloemetjes op El Pajariel