maandag 22 juli 2019

De kale kok

De waardering van mijn vrouw Ana voor de Nederlandse keuken bereikte een absoluut dieptepunt toen ik haar afgelopen vrijdag uitlegde wat Tong Picasso was. De aanleiding was onze avondmaaltijd, la cena, waarvan we, ondanks dat het middageten het belangrijkste eetmoment is, toch vaak een klein feestje maken, zeker op de vrijdagavond. Het was nadat we heerlijk diverse schelpdieren hadden gegeten, dat Ana een ananas tevoorschijn toverde om daaruit een toetje te snijden, toen ik op het onzalige idee kwam een beschrijving te geven van Tong Picasso: een gebakken tong, het liefst filet, met een plak ananas en wat ander fruit erop gedrapeerd. ‘¡Qué asco!’ was haar reactie, wat vrij vertaald betekent: Gatverdamme!

Nu moet ik zeggen dat er maar weinig Nederlanders zijn die thuis Tong Picasso klaarmaken. Het is typisch goedkoop restauranteten, net zoals de patat met mayonaise, een salade en naar keus een stukje gebakken vlees of vis. Ik denk eerlijk gezegd dat er maar weinig toeristen voor een culinaire vakantie naar Nederland gaan. Als iemand hier in El Bierzo me vraagt waar je in Nederland lekker kunt eten, beveel ik ze meestal een Indonesisch restaurant aan of, als het visliefhebbers zijn, een haring bij de stal, want dat is best wel speciaal. Maar verder eten Nederlanders alleen thuis typische Nederlandse gerechten, terwijl de eetgelegenheden vooral bestaan uit eetcafés en buitenlandse restaurants.

Mijn eigen kookgewoontes zijn ondertussen best veranderd. Zo heb ik hier geleerd om altijd een pannetje met kokend water op het vuur te hebben staan, waarin de visgraten, botjes, garnalenkoppen en iets te harde stukken van een ui of prei gaan, altijd samen met een laurierblaadje. In die bouillon wordt dan later de rijst en de pasta in gekookt of het sausje van gemaakt. Als ik zo sta te rommelen in de keuken, heb ik soms moeite de macabere dwanggedachte te onderdrukken dat ik, als ik mijn vinger per ongeluk zou afsnijden, deze puur uit gewoonte tussen de vissengraten in de bouillon zou stoppen.

Soms mis ik ze natuurlijk wel, de typisch Nederlandse gerechten. Gelukkig begon ik gedurende de tien jaar dat ik hier woon steeds vaker typisch Nederlandse producten in te vinden. Zo verscheen bij de buurtsuper lof in de schappen. Gretig kocht ik een paar struiken voor de lof-met-ham-en-kaasschotel naar mijn moeders recept. Op de markt en in sommige supermarkten waren in het voorjaar opeens verse witte asperges te krijgen. Een lekkernij, vind ik. Ook de knolselderij en spliterwten, de belangrijkste ingrediënten voor snert, zijn nu verkrijgbaar en zelfs, bij de biologische winkel, zuurkool.  Soms had ik het vreemde vermoeden dat deze zo typisch Nederlandse groenten speciaal voor mij in het assortiment werden opgenomen. Immers, ik heb werkelijk nog nooit een Spanjaard lof, verse witte asperges of iets met knolselderij en spliterwten zien klaarmaken. En zuurkool is al helemaal uit den boze.

Afgelopen zaterdag gingen Ana en ik naar de markt. Wie schetst mijn verbazing toen ik daar bij diverse kramen verse boerenkool zag liggen. Bij sommige kisten boerenkool stond een bordje met daarop Kale geschreven. Ik besloot op quasi-grappige wijze mijn vermoeden uit te spreken dat dit dankzij mijn aanwezigheid in Ponferrada was. ‘¡Kijk dan Ana, nu hebben ze zelfs speciaal voor mij boerenkool in de aanbieding!’ zei ik. ‘¡Doe toch niet zo raar!’ antwoordde ze. ‘Maar die naam dan, Kale, dat kan toch alleen maar voor mij bedoeld zijn? Je weet toch dat ze me regelmatig kale noemden?’  Dat laatste was waar. Vooral tegenstanders op het voetbalveld riepen nogal eens naar elkaar: ‘Dek die kale!’ Geduldig legde Ana me uit dat kale gewoon de Galicische naam was van deze koolsoort , die nu opeens heel populair was geworden omdat er in diverse gezondheidsmagazines lovend over was geschreven. Boerenkool is de nieuwe supergroente! Vandaar het ruime aanbod.

We besloten een flinke hoeveelheid struiken te kopen en daar, ondanks het warme weer, een lekkere stamppot van te maken. En inderdaad, het smaakte supergoed!