zondag 24 oktober 2010

¡Cerveza!

Van de zomer kampeerden we in Galicië, de mooiste regio van heel Spanje, maar daar gaat het nu even niet om. We aten in een restaurant een heerlijke maaltijd. Diverse schelp- en schaaldieren moesten er aan geloven. Daarna wandelen we wat door de straten van het lieflijke dorpje tot we een fijne bar zagen. Een afzakkertje voor het slapen gaan. De barman was een vlotte jongen met een bloemetjesoverhemd. ´¿Wat willen jullie drinken?´ vroeg hij joviaal. Ik dacht even na. Te weinig dorst voor een bier, wijn zonder erbij te eten is in Spanje absoluut taboe, jenever is nauwelijks voorhanden, weet je wat, laten we eens gek doen. ´¡Een whisky!´, antwoordde ik enthousiast. ´¿Welk merk?´ was de te verwachten vraag. Nou ben ik helemaal geen whisky-drinker. En even schoot me geen enkel merk te binnen. Om tijd te winnen vroeg ik: ´¿Wat is er zoal?´ Dat is in het Spaans: ´¿Qué hay?´ De barman keek me twijfelend aan. Van dat merk had hij nog nooit gehoord, maar hij liet zich niet kennen. ´Kwai hebben we niet,´ zei hij, ´maar wel Johnny Walker, Jameson of Red Label.´

Mijn Spaans is nog verre van perfect. Vooral die vervloekte uitspraak speelt me parten. Het Spaans kent klanken die in het Nederlands niet voorkomen. De ´z´ en de ´c´ zijn de ergste. Neem een simpel woord als ´cerveza´. Hier moet je bij het uitspreken van zowel de ´c´ als van de ´z´ je tong tegen de buitenkant van je bovenlip duwen en dan met kracht lucht naar buiten blazen, om zodoende het juiste sisgeluid te produceren. En ik maak niet eens in het Nederlands het verschil tussen een ´z´ en een ´s´. Amsterdams, zeggen sommigen. Luiheid, beweren anderen. In elk geval blijft bij mij de tong binnenboord als ik Spaans spreek.

En er zijn meer problemen. Ik vertaal soms letterlijk uit het Nederlands. Als ik bijvoorbeeld wil vragen wat er allemaal aan de hand is, dan zeg ik ´¿Qué pasa todo?´ Dat woordje ´todo´ leidt tot vragende gezichten bij de Spaanse toehoorders. Datzelfde gebeurt als ik wil zeggen: ´Dat is heel goed mogelijk.´ (Es muy bien posible) of ´Dat is behoorlijk veel´ (Es bastante mucho). Met name vrouwen vinden mijn manier van spreken wel vertederend. Mijn vriendin Ana zegt soms, als ik weer eens een letterlijke vertaling te berde heb gebracht: ´¡Blijf dit soort dingen alsjeblieft zeggen; het is zo schattig!´ Getergd neem ik me dan voor om nooit meer de betreffende frase te hanteren. Ik wil helemaal niet schattig gevonden worden. Op mijn leeftijd. Gelukkig zegt ze ook wel eens vol bewondering: ´Oh, wat klinkt dat poëtisch, wat je daar zegt.´ En dan denk ik gewoon een alledaagse opmerking over het weer te hebben gemaakt. Er is hier in Ponferrada ook een bardame die er plezier in heeft om mijn accent te copieren. Als ik dan zeg dat ik wil betalen (Me gustaría pagar) antwoordt ze lachend: ´¿Te kustaría pakar? Es muy bien posible. ¿Dos serbesas? Son dos sinkwenta euros.´ De laatste tijd kom ik wat minder in deze bar.

Het allerergste is het als mensen er al helemaal vanuit gaan dat ik het Spaans niet machtig ben en zich dan niet rechtstreeks tot mij richten. Zo kwamen we vanmorgen hier op de markt een vroegere buurvrouw van Ana tegen. Mij volkomen negerend vroeg de vrouw aan Ana: ´¿En bevalt het hem nou een beetje hier in El Bierzo?´ Zoals je aan een moeder kunt vragen hoe het met het kind gaat dat ze aan de hand heeft. Ik verweerde me door me onmiddellijk in de conservatie te mengen. ´Lo tengo aquí estupendamente a mi gusto´, zei ik. Dat moest dan ´Ik heb het hier uitstekend naar mijn zin´ voorstellen, maar uit pure ergernis vergat ik al het Spaans dat ik het afgelopen jaar geleerd heb en vertaalde ik weer eens letterlijk uit het Nederlands. De oude buurvrouw keek Ana even verward aan en zei toen uiterst vriendelijk: ´Zo, hij spreekt al best goed Spaans.´ En zo is het natuurlijk. ¡Cerveza!

maandag 4 oktober 2010

De (on)omkeerbaarheid der dingen

Vroeger dacht ik nog wel eens na voor ik wat opschreef. Soms maakte ik daarna een kladversie, en vervolgens schreef of typte ik mijn tekst in het net. En dan vooral geen fouten maken. Want dat betekende een lelijke correctie met tipp-ex of zelfs helemaal opnieuw beginnen. Tegenwoordig begin ik gewoon als een gek te typen en als het niks is, nou, dan gewoon even backspacen en nogmaals proberen, net zolang tot er een enigszins aanvaardbare zin op het scherm staat. Dankzij de computer zijn fouten gemakkelijk ongedaan te maken.

Vroeger was het nemen van een foto een kwestie van wikken en wegen. Het formaat van het fotorolletje vormde een geduchte beperking, evenals het feit dat je pas in de fotowinkel het resultaat kon bekijken. Tegenwoordig maak zelfs ik foto´s. Je kunt er met de digitale camera op los klikken. Wat niet bevalt, verdwijnt in de prullenbak van de computer.

Het gemak kent een keerzijde. Soms handel je te snel. Je mailt bijvoorbeeld een verkeerde grap rond waarvan je onmiddellijk spijt hebt. Dat is niet terug te draaien. Net zoals het gesproken woord, overigens, maar het gesproken woord klinkt eenmalig, terwijl een mail door de ontvangers een oneindig aantal malen kan worden herlezen en op zijn bedoelingen worden beoordeeld. Ook de wasmachine (ik noem maar wat) voldoet niet aan de eisen van de omkeerbaarheid. Hoe vaak vond ik niet, net nadat ik de wasmachine had aangezet, een sterkriekende voetbalsok in de sporttas, en dat terwijl ik de volgende dag die belangrijke wedstrijd tegen WVHEDW 15 moest spelen. Machteloos bewoog mijn hoofd dan mee met het ronddraaien van de kleren in de trommel, terwijl ik dacht: waarom moest dat nu allemaal weer zo haastig?

Heb ik verleden jaar mijn vertrek uit Nederland wel goed overwogen? Of heb ik deze beslissing genomen met het idee dat er ook in het echte leven een backspace-knop bestaat? Nou, die is er niet. Een jaar gaat voorbij en kan nooit meer worden overgedaan. En op mijn leeftijd gaan de jaren tellen. Dat merk ik als ik tijdens een bezoek aan Amsterdam weer eens met de mannen meevoetbal. Voetbal is een zware sport. Dat moet je bijhouden. Anders loop je zo een blessure op. Een comeback wordt steeds moeilijker.

Er was een periode in mijn leven dat ik ervan droomde in Spanje te wonen. Dat was toen ik nog jong en onrustig was. Ginder was het leven puur en waren de mensen open en vriendelijk, vond ik. Later verdween dat verlangen. Amsterdam was eigenlijk de leukste stad van de hele wereld. Altijd wat te doen. Fijne vrienden. Vrij onverwacht werd de oude droom alsnog werkelijkheid. Ach ja, de liefde.

En nu? Ik heb besloten tenminste nog een jaar in Spanje te blijven. Het zouden er wel eens meer kunnen worden. Misschien wel de rest van mijn leven. Mijn heimwee verdrijf ik met af en toe een reisje naar Amsterdam. Zolang het vliegen zo belachelijk goedkoop blijft, althans. Lekker Nederlands praten. Op de fiets door de regen. Een haring eten. Een voetbalwedstrijd op een modderig veld tegen veel te jonge tegenstanders. En daarna met hangende hamstringen weer terug naar El Bierzo.