vrijdag 22 december 2017

De avonturen van het brilletje van de kleine Ana

Ik ben er uiteindelijk toch maar aan mee gaan doen: het verzenden van emoji in plaats van een tekstbericht. Soms is het gewoon wel gemakkelijk. Je wilt een einde maken aan een chat-conversatie; iemand bedanken voor iets onbenulligs of een compliment maken voor een flauwe grap. Je vindt de juiste woorden niet. Je zendt het zonnegezichtje met de glimlach. Of, zoals ik wel pleeg te doen, een bosje bloemen. Dat is eigenlijk gewoon luiheid. Het bosje bloemen is de eerste emoji die op mijn mobieltje verschijnt.

Zoals bijna alle kale mannen met een blij gemoed lijk ik best wel een beetje op de zo’n smiley. Het zonnetje in huis. En dat was helemaal het geval toen ik een roze zonnebrilletje met hartjesvormige glazen droeg. Het was volgens mij nog voordat de emoji met de hartjesbril of –ogen populair werd. Ik koester de stille hoop dat ik er model voor heb gestaan. Maar waarom droeg ik zo’n belachelijk brilletje? Dat ga ik hier vertellen.

Het was een paar jaar geleden. Ik woonde al in Ponferrada, maar keerde regelmatig terug naar Nederland om enkele weken te werken als leraar economie en statistiek op een Rotterdamse business school. Deze keer reisde ik in het weekeinde eerst met mijn vrouw naar Salamanca voor een bezoek aan mijn schoonzus, haar man en ons nichtje Ana van toentertijd zes, denk ik. Het was december, maar toch mooi weer. Terwijl mijn vrouw en haar zus op zaterdag gingen winkelen, nam ik mijn nichtje mee naar de speeltuin. Ze droeg haar favoriete zonnebrilletje met een roze hartjesvormig montuur. Al gauw was het brilletje lastig toen ze het klimrek opging. Ze gaf het aan mij en ik stak het in mijn jaszak.

En ik het vond het brilletje van de kleine Ana pas weer toen ik op zondagmorgen op het vliegveld Barajas van Madrid mijn zakken controleerde voordat ik door de douane ging. Wat nu te doen? Ik pakte mijn mobiel voor een Whatsapp-berichtje aan de ouders waarin ik de situatie uitlegde, met een bosje bloemen erbij natuurlijk, maar bedacht toen dat het grappiger was om het brilletje op te zetten en een selfie te sturen. Dat zou de kleine Ana leuk vinden. Daarna besloot ik selfies te maken gedurende mijn verblijf in Nederland en deze naar Salamanca te zenden, een beetje in navolging van de film Amelie, waarin iemand een tuinkabouter van een oude man steelt en vervolgens foto’s opstuurt van de tuinkabouter op de meest exotische plekken van de wereld. De volgende dag nam ik een foto op de terugweg vanuit mijn werk in Rotterdam een foto in de trein ergens in de buurt van Leiden. Eigenlijk kwam ik als dagelijkse forens tussen Amsterdam en Rotterdam helemaal niet op veel spectaculaire plekken voor foto’s en ’s winters is het in Nederland vroeg donker. Een vriend van me nam nog een foto van me bij het Centraal Station in Amsterdam met de Schreierstoren op de achtergrond, maar het cameraatje van mijn mobiele telefoon was niet echt tot nachtfoto’s in staat. Op een gegeven moment was het afgelopen met de avonturen van het brilletje, toen het toch iets te klein bleek voor mijn volwassen hoofd en één van de poten brak.

Eenmaal terug in Ponferrada vond ik de foto van mezelf in de trein best grappig. Die tegenstelling tussen dat brilletje en mijn ernstige blik, die overigens voortkwam uit het feit dat het maken van een selfie mijn volledige concentratie behoefde. Ik gebruikte de foto voor mijn facebook-profiel en voor nog wat sociale media. De reacties van mijn vrienden en familie waren wisselend, van ‘dat is nou eens een mooie positieve foto’, tot ‘snel veranderen die profielfoto, hoor.’ Dat laatste deed ik nooit en ik vergat de foto een beetje.

Een paar maanden geleden werd ik tot mijn grote verbazing uitgenodigd voor een oriënterend sollicitatiegesprek. Het ging om een exportbedrijf in A Coruña, niet echt naast de deur, maar wel dichterbij dan Rotterdam. Mijn idee was dat ik, nadat ik het bedrijf zou hebben overtuigd van mijn onmiskenbare kwaliteiten, wellicht zou kunnen afdwingen om twee dagen per week te werken, op donderdag en vrijdag bijvoorbeeld, en de rest van de week vanuit huis. Per slot van rekening zijn de Nederlandssprekenden in Galicië niet echt dicht bezaaid. Het sollicitatiegesprek ging via Skype. Ik had een net overhemd aangetrokken en ervoor gezorgd dat op de achtergrond dikke economie- en statistiekboeken op de boekenplank prijkten. Voor de spiegel had ik een paar keer de uitspraak van de Spaanse Z en C geoefend: ‘¡Cerveza!’ Die baan had ik al zo goed als in mijn zak, dacht ik. De eerste vraag die ze me stelden was: ‘Ik zie een foto van een ernstig kijkende man met een roze brilletje op met een hartvormig montuur. Bent u dat?
Ik heb na dat gesprek nooit meer iets van het bedrijf gehoord.

Ana's brilletje bij Leiden

Ana's brilletje bij het CS van Amsterdam