Het is een
zonnige donderdagmiddag in Ponferrada. Ik loop langs de rivier El Sil naar het
Nationale Energie Museum. De afgelopen maanden heb ik gezien hoe dit verwaarloosde
gebouw met ingegooide ruiten langzaamaan veranderde in een uiterst modern
museum. De beherende organisatie, la CIUDEN (La Ciudad de la Energía), houdt
zich daarnaast ook bezig met het ontwikkelen en onderzoeken van vormen van duurzame
energieopwekking, waarvan de afvang en opslag van CO2 één van de belangrijkste
is. Dit kostbare project van de regering Zapatero was zeker niet onomstreden. Zo
werden alle belangrijke baantjes binnen La Ciuden aan Zapatero´s partijgenoten vergeven.
Vriendjespolitiek is een ernstige ziekte in Spanje.
Vandaag wordt
er in het museum een zogenaamde filandón georganiseerd. De filandón is een eeuwenoude traditie uit de
provincie León. De dorpelingen verzamelen zich na het avondeten rondom een vuur
voor het uitwisselen van verhalen. Vandaag wordt er over de steenkoolwinning in
El Bierzo gepraat. Het is een onderwerp
dat mij aanspreekt, omdat bij de
discussie rond de toekomst van de steenkool zoveel zaken die ik in mijn economielessen
behandel tezamen komen: werkgelegenheid,
economische groei, lokale ontwikkeling, globalisering, milieuvervuiling, klimaatverandering,
de economische gevolgen van subsidieverstrekking, enfin, je kan het zo gek niet
bedenken.
Nou ben ik hier
in El Bierzo waarschijnlijk de enige tegenstander van subsidieverstrekking aan
de steenkoolproducenten. Zeker, met subsidies kun je de sector in stand houden.
Maar met subsidies zou je zelfs een bedrijf dat water naar de zee draagt in
stand kunnen houden (vreemd eigenlijk dat water naar de zee dragen om een nutteloze
daad aan te geven een Nederlandse uitdrukking is, terwijl in de Nederlandse
polder water naar de zee dragen bijzonder noodzakelijk is). De steenkoolmijnen
in El Bierzo zijn subsidieverslaafd, waardoor zij de concurrentie niet te lijf gaan
met inversteringen en innovatie. Toen twee jaar geleden de subsidies aan de
steenkoolsector dreigden te worden stopgezet, werden er gewoon geen lonen meer
uitbetaald. Vanzelfsprekend volgden er demonstraties. Mijnwerkers blokkeerden
de treinrails en de toegangswegen van Ponferrada. ´Deze arbeiders worden door
de ondernemers gebruikt als stoottroepen
om hun subsidies binnen te krijgen´, zo concludeerde ik indertijd mezelf
verbijtend in een stilstaande bus.
Als ik het
lokaaltje binnenkom zie ik dat in een grote kring stoelen zijn neergezet rondom
een electrisch nepvuurtje. Dit alles om de sfeer van een filandón te creëren.
Op de stoelen zitten vooral oudere mannen, in sommige gevallen vergezeld van
hun echtgenoten. Een vlotte presentatrice neemt het woord. Zij vraagt de oudere
mannen, allen noeste mijnwerkers, hoe het vroeger was in de mijnen. Even ben ik
teleurgesteld. Geen discussie over de zin en onzin van steenkoolproductie,
zoals ik verwacht had. Maar als de mannen omstebeurt hun verhaal doen raak ik
geboeid. Ze vertellen over hun zware arbeid, de donkerte van de mijnen, het
gevaar van verstikking, de armoede, de uitbuiting, deonderlinge solidariteit
als er stakingen werden georganiseerd. Eén van de mijnwerkers spreekt zijn
angst uit dat de mijnen binnenkort gesloten gaan worden, waardoor hun kinderen
de mogelijkheid ontnomen wordt om in de mijnsector te werken. De opmerking
bevreemdt me. Zo leuk was dat werk in toch niet? Maar ik hou mijn mening voor
me. Starend in de electrische vlammen luister ik naar sonore stemmen van de
mijnwerkers.