In maart kondigden de Europese kanaries het in de parken met hun knerpende zang al aan, maar dat bleek voorbarig. April werd een natte, bewolkte maand. Maar ergens begin mei brak de zon door de wolken en mistflarden heen. Er volgden enkele warme dagen, die de natuur deden ontwaken. Bloemen en bloesems namen bezit van de dalen, terwijl op de bergtoppen nog sneeuw lag. Toen ik tijdens een wandeling langs de rivier El Sil net buiten Ponferrada de eerste wielewaal van het jaar hoorde, wist ik het zeker; de winterjas kan opgeborgen worden; het is lente!
Het mooie weer maakt Ponferrrada gelijk gezelliger. Kom je in de winter tijdens een wandeling door het oude centrum soms nauwelijks iemand tegen, nu lopen veel mensen ’s middags een rondje. Buiten worden voor de deuren van de cafés tafels en stoelen bijgezet nu het niet meer alleen de verstokte rokers zijn die daar hun drankje en hapje nuttigen, maar ook families, scholieren en toeristen op de terrassen neerstrijken.
De meeste toeristen die Ponferrada aandoen zijn pelgrims, te voet onderweg naar Santiago de Compostela. Na de oneindige Castiliaanse hoogvlakte en de tocht over de Montes de León moet El Bierzo voor hen een verademing zijn. Ze komen voornamelijk uit Europa en Amerika, maar ook steeds meer uit Azië. De Aziaten lopen meestal met lichte tred, hetgeen je niet van alle westerlingen kunt zeggen. Je ziet de minder getrainde pelgrims soms moeizaam strompelen door de binnenstad, geplaagd door blaren en spierpijn, op zoek naar een restaurant dat eten serveert ver voor de gebruikelijke tijd van de Spaanse avondmaaltijd.
Als ik ze op straat tegenkom, kijken ze me vaak aan alsof ze me zouden moeten kennen. Een buitenlander, net als zij, dat moet wel een medepelgrim zijn. Om de één of andere reden vind ik dat niet prettig. Ik ben nu immers een geïntegreerde immigrant in de Berciaanse samenleving? En ik heb toch zeker een boodschappentas in mijn hand met daarin verse groenten en vis? Ik ga koken, hoor, want ik woon hier! Onwillekeurig ga ik dan een beetje veerkrachtiger lopen, om maar te laten zien dat ik beslist geen last heb stramme ledematen of blaren. Ik heb zelfs wel eens overwogen om een colbert met overhemd en das te gaan dragen om maar niet voor een pelgrim te worden aangezien, maar heb dat plan weer laten varen toen ik besefte dat ik dan verward zou kunnen worden met één van de Amerikaanse mormonen die hier in pak door de stad dwalen op zoek naar mensen die ze kunnen bekeren.
Ik heb niets tegen pelgrims, hoor. Sterker nog, ik ben er zelf één geweest. El Camino de Santiago is vooral een gezellige tocht, die misschien niet altijd door de mooiste stukken natuur heen gaat, maar wel langs de belangrijkste stadjes en dorpen. Onderweg ga je steeds meer deel uitmaken van een wandelend dorp omdat je in elke overnachtingsplaats wel weer mensen tegenkomt die je eerder hebt ontmoet. Toen mijn vriend Freek en ik in Santiago waren aangekomen en we daar enkele dagen verbleven, hadden we de vreemde gewaarwording dat we in die voor ons onbekende stad veel meer bekenden tegenkwamen dan in Amsterdam.
Ik heb niet het idee dat alle pelgrims zich van hun omgeving zeer bewust zijn. Ze lopen lichtelijk gehaast de meest populaire route, El Camino Francés, met slechts oog voor de gele pijlen die de weg wijzen. Sommigen zijn zelfs in staat delen af te snijden door de drukke straatweg te volgen. Sinds enkele jaren is ook de zogenaamde Camino del Invierno bewegwijzerd, maar deze veel mooiere route wordt tot nu toe door de overgrote meerderheid van de pelgrims genegeerd. En zo missen ze best veel. De natuur is uitbundig, de bergdorpjes zijn soms half vervallen en met onverharde straten maar juist daardoor zo authentiek. Er is veel te zien in El Bierzo, voor wie er de tijd voor neemt. Maar volg niet de gele pijlen, volg de wielewaal.
dinsdag 31 mei 2016
Abonneren op:
Posts (Atom)