vrijdag 14 oktober 2016

Onrust op El Pajariel

De laatste jaren lijkt het alsof de zomer zich uitstrekt tot half oktober. Afgelopen weekeinde was het werkelijk heerlijk weer. Het zonnetje scheen zonder dat dat leidde tot de ondraaglijke hitte die we deze zomer beleefden. Dat vroeg natuurlijk om buitenactiviteiten. De zaterdagochtend is traditiegetrouw voor de markt, een terras en uitgebreid koken. Zaterdagmiddag pakte ik de mountainbike en reed een mooie route waarbij ik deze foto maakte:


We kijken vanaf El Pajariel, de kleine bergrug die van de Montes Aquilianes naar Ponferrada loopt, in de zuidwestelijke richting. Onderaan zien we nog net wat huisjes van het dorp Toral de Merayo. Het is volkomen windstil; er heerst een absolute rust. Het ruikt naar bergkruiden en dennen.

De zondagmorgen schreeuwde om meer buitenactiviteiten. Dit keer ging ik te voet. Mijn plan was om te rennen in de richting van Toral de Merayo tot ik zou aankomen bij een klein paadje naar boven, te steil om te rennen, dat via een puinhelling en een jong eikenbos naar de top van El Pajariel leidt. Op zondagmorgen is het druk bij El Pajariel; vooral als het mooi weer is. Overal waren wandelaars, mensen met kinderen op fietsen, renners. Er heerste bijna een campingsfeer. Althans, totdat ik begon te rennen richting Toral de Morayo. Mijn paadje naar boven bleek te zijn afgesloten met een lint waaraan een tekening van een wild zwijn bungelde. Ook alle andere paden omhoog of omlaag naar de rivier waren afgesloten. Overal op het pad stonden auto’s. Er klonk geblaf, geschreeuw en schoten. Ik hoorde een wild zwijn in doodsangst of pijn krijsen. Op dat moment haatte ik de jacht.

Normaal gesproken ben ik niet zo fanatiek. Als ik in een restaurant wild zwijn of hert op het menu zie staan, neem ik het wel eens, juist omdat het uitgesproken scharrelvlees is, en niet, zoals zo vaak, afkomstig van beesten die hun leven lang gemarteld zijn om maar zo snel mogelijk te groeien. Hier in El Bierzo, en eigenlijk overal in Spanje, hoort de jacht bij het normale dorpsleven. Een paar jaar geleden, toen ik regelmatig in het hospitaal op ziektebezoek was, liet een familielid van één de andere patiënten vol trots een foto rondgaan van hemzelf, wat vrienden en wel 20 dode everzwijnen op een rij op de grond. ‘¿Wat gaan jullie doen met al dat vlees?’ vroeg ik toen, waarop hij me wantrouwig aankeek. ‘Daar heb je weer zo’n stadse natuurliefhebber,’ leek hij te denken, terwijl ik eigenlijk alleen maar nieuwsgierig was.

In Spanje gaat men veel gemakkelijker met de dood om, althans als het om dieren gaat. Niet alleen van het doden van een stier wordt een feest gemaakt (hoewel niet hier in El Bierzo), maar zo ook van het slachten van een varken. La matanza, noemen ze dat. Een student van mij vertelde dat hij als klein jochie bij de slacht aanwezig was en dat zijn gezicht met het bloed van het beest besmeurd werd als een soort inwijdingsrite. Hij klonk nog steeds licht getraumatiseerd.

En al rennende over het enige pad dat niet was afgesloten, ging ik door me te ergeren. Is dit allemaal wel legaal? Mogen ze wel zomaar een hele bergrug zo vlak bij de stad aflsuiten? En waarom moet dat op een zondagmorgen als iedereen van de natuur genieten wil? Wat een tegenstelling, die kinderen op een kindermountainbikeje en die woeste mannen met geweren. Waarom doen ze dit niet op een regenachtige maandagmorgen. Kijk ze nou eens staan wachten tot de honden een zwijn hun kant opjagen om dan op hun gemak aan te leggen. Is dat nou sport?

Toen besloot ik rechtsomkeert te maken. De dag was te mooi voor ergernissen. Het was de hoogste tijd voor een aperitiefje op een terras.