Het is een regenachtige dag in februari. Ik sta buiten te wachten voor het medische centrum in de Calle Ancha in El Barrio Alto van Ponferrada. De Bredestraat in de Hoge Wijk. Dat zijn tenminste namen die voor een guiri makkelijk te onthouden zijn. Nee, niet alle straatnamen zijn zo beschrijvend van aard. Was het maar. Velen zijn vernoemd naar beroemde Spanjaarden waar ik nooit van gehoord heb. Wat te denken van Calle Luciana Fernández, Calle Isidro Rueda of Avenida Pérez Colino in Ponferrada. Wie zijn die mensen, in godsnaam? Maar deze straat is behoorlijk breed, Calle Ancha, perfecte naam.
Mijn diepzinnige gedachtegang wordt onderbroken door de verpleegster die naar buiten komt en wat namen hardop van een papiertje opleest. Ik ben nog steeds niet aan de beurt voor het overhandigen van mijn ontlastingsmonsters. De controle op bloedsporen in de ontlasting vindt in Spanje bij mensen van boven de 55 elke twee jaar plaats. Een hele goede regeling. Ik controleer nog even of ik inderdaad op het juiste tijdstip hier in de rij sta te wachten en pak de verwijsbrief uit mijn zak. Ja hoor, 8.55 uur; ik ben ruimschoots op tijd. Dan valt mijn oog op de vlekken onderaan de verwijsbrief. Ik schrik. En ruik zelfs even aan het formulier. Het zou toch niet? Het was vanmorgen best wel een gedoetje om het monster te nemen. De dag ervoor had de verpleegster het me uitgelegd. ‘Prik met het verzamelstickje vijf keer in de ontlasting op verschillende plekken.’ Ze had me zelfs uitgelegd hoe ik moest voorkomen dat alle poep in het water terecht zou komen door de binnenkant van de pot volledige met wc-papier te bedekken. In Spanje hebben ze immers altijd plons-wc’s en bijna nooit plateau-wc’s zoals in Nederland. Uiteindelijk leek alles goed te zijn gegaan en schroefde ik tevreden de stick in het kleine plastic flesje. Maar wanneer zijn deze vlekken op de verwijsbrief gekomen?
Dan herinner ik me mijn bloedende vinger van gisteren. Dat gebeurde toen ik de verwijsbrief uit mijn jaszak haalde. Die bleek zo’n scherpe rand te hebben dat ik me in mijn vinger snee. En daarbij moet ik deze vlekken op het papier hebben gemaakt. Hoe leg ik dat op overtuigende wijze straks bij het loket uit? Mijn Spaanse spreekvaardigheden worden weer eens op de proef gesteld. In gedachten begin ik de zinnen te oefenen. ‘Het is geen poep, het is bloed, maar niet uit mijn kont. Gelukkig kan ik bij deze onbeholpen uitleg de nog duidelijk zichtbare snee in mijn vinger laten zien.
De verpleegster komt naar buiten en leest, worstelend met die vreemde lettercombinatie, mijn naam op. Ik hoop voor haar dat er in Ponferrada nooit een straat naar me vernoemd zal worden.