Op een kille maandagmorgen in december besloot ik een berg te bestijgen om boven de mist uit te komen. De hardnekkige mist die maar niet leek te verdwijnen. Ik hoopte daarboven een weids uitzicht te hebben over de wollige deken die Ponferrada bedekte, met in de verte de besneeuwde toppen van de bergen die El Bierzo omringen. Maar het lukte niet. Ook boven op de berg was de nevel heer en meester. Hooguit wist de zon de toppen van wat pijnbomen te strelen.
Lichtelijk verkleumd door het afgekoelde zweet op mijn rug begon ik de afdaling. Als vanzelf gingen mijn gedachten terug naar het afgelopen jaar.
Somberen zit niet in mijn aard, durf ik te stellen. Zelfs van de pandemie zag ik, behalve de klaarblijkelijke nadelen, ook de voordelen. Ik vond het opzienbarend dat zoveel officiële instanties en mensen bereid waren het economische leven stil te leggen om de kwetsbaren te sparen. Wie had dat ooit verwacht? Maar het duurde zo lang. Onze ingespoten of natuurlijke antilichamen bleken een beperkte geldigheidsduur te hebben door de snelle evolutie van de virussen. Een steeds grotere groep mensen leek de werkelijkheid niet meer te willen accepteren en omarmde de twijfelachtige verklaringen die op het internet circuleerden. En dan waren er nog de dramatische gebeurtenissen op persoonlijk vlak. Mijn twee broers die zo kort na elkaar overleden. In beide gevallen was het afscheid warm en mooi, maar de leegte blijft uiteindelijk achter. Nee, dit was geen best jaar.
Ik kwam bij de brug over de rivier El Sil aan. Op het cement voor de brug had iemand heel groot: VACUNA = VENENO (vaccin =vergif) geschreven.
Dat deed me eraan denken dat het alweer drie maanden geleden was dat ik mijn tweede AstraZenecavaccin had gekregen. Misschien kwam ik nog vóór de feestdagen wel in aanmerking voor de derde! Dat moest ik op het internet maar eens gaan uitzoeken. Met versnelde tred liep ik langs de rivier richting huis.
En zo stond ik een week later in een lange rij voor het sportcomplex, dat opnieuw helemaal was ingericht als priklokatie. Niemand klaagde. Niemand drong voor. Iedereen hield afstand en droeg een mondkapje. De assistenten liepen af en aan met rolstoelen voor de ouderen en mindervaliden. Her en der ontstonden aimabele gesprekken, meestal over het opvallend zachte weer voor de tijd van het jaar.