zondag 29 april 2012

Hoogmoed voor de val


Emigreren is niet meer wat het geweest is. Dankzij internet kan ik de Nederlandse kranten lezen, televisieprogramma´s zien, de top-2000 beluisteren, videochatten, mailen, kortom, ik ben meestal vrij goed op de hoogte van wat er allemaal in Nederland gebeurt en dat zonder schotel aan de gevel. Maar afgelopen weekeinde was ik even niet online. We waren dat weekeinde met de schoonouders op visite bij de schoonzus in een piepklein dorpje bij Salamanca. Op zondagochtend gingen we met z´n tweetjes naar het stadje Alba de Tormes, waar ooit de beruchte Hertog van Alva (Duque de Alba) leefde. Daar kochten we lekker vers brood en El País. En natuurlijk namen we in een bar een aperitiefje. We zaten heerlijk aan een tafeltje met ons drankje en een hapje en bladerden elk in een katern van de dikke zondagskrant. Ik gaf een klein kreet je van vreugde. Enkele mannen keken even verstoord om van de televisie waar een formule-1-race op werd uitgezonden. ‘¿Heeft Mourinho ontslag genomen?’ vroeg Ana. ‘Beter nog’, antwoordde ik, de Nederlandse regering is gevallen!’ Enthousiast las ik haar de kop van het artikel in El País voor. ‘¿En is dat goed nieuws?’ vroeg ze.

‘Ja, ik heb me geschaamd voor dit kabinet. Een minderheidsregering van christendemocraten en liberalen, gedoogd door populisten. Wie heeft dat bedacht? Best goed hoor, dat de ontevredenheid met de multiculturele samenleving een stem in het parlement heeft, maar om nou helemaal van die ontevredenen afhankelijk te worden lijkt me een minder goed plan. Het ging soms ook wel een beetje ver. Oorlog met de islam, was de maatschappelijke analyse van Wilders. Daar hoor je hem overigens niet meer over. Is die oorlog dan opeens voorbij of was het een lege slogan? Wat ik ook altijd zo gek vind is dat de aanhang van dit soort partijen altijd verbonden worden met ‘ het volk’. Eén van de meest misbruikte woorden uit de geschiedenis. Waarom behoren de redelijke mensen niet het volk? De meerderheid moet toch zeker niets hebben van die extremistische moslimhaat?

Maar ook de zelfingenomenheid die Nederland binnen Europa uitstraalde begon me meer en meer tegen te staan. Dat men dingen zei als: ‘Eindelijk heeft de Griekse regering een groot aantal ambtenaren ontslagen.’ Ik weet dat de Griekse regeringen veel zaken fout hebben gedaan, maar dat is nog geen reden om blij te zijn met het ontslag van mensen die daar niets aan kunnen doen. Het verbaasde me ook niets dat de recessie in Nederland bij vele Europeanen een soort leedvermaak opriep. Opeens bleek het voor het rijke Nederland heel moeilijk om te bezuinigen, terwijl dat eerder van  andere landen op pedante wijze werd geëist.

Laten we hopen dat Nederland een redelijk, sociaaldenkend, pro-Europees, realistisch kabinet krijgt, dat niet alleen wil bezuinigen maar ook hervormen en stimuleren. Want wat er in West-Europa na de tweede wereldoorlog is gebeurd is vrij uniek. Nog nooit is het algemene welstandsniveau ergens zo hoog geweest, en dat zonder dat er vrijheden voor hoefden te worden opgegeven. Het is alles waard om het systeem van beteugeld kapitalisme in stand proberen te houden, al was het alleen maar omdat je vanuit de betrekkelijke welstand ruimte overhoudt om na te denken over de toekomst; het milieu; de eindigheid van de natuurlijke bronnen. Dat doe je echt niet als je niet genoeg te eten hebt. Dat unieke Europese project moet gered worden. Want de radicalen van links en rechts komen al uit hun donkere holen te voorschijn om hun oplossingen te bieden voor de crisis, hetgeen in de geschiedenis altijd heeft geleid tot dictatuur en oorlog.’

Even nam ik een pauze voor een slokje wijn. ‘Ik heb hier het katern met de sportverslagen; zullen we ruilen?´vroeg Ana. Gretig stemde ik in en begon het verslag te lezen van de wedstrijd van Barcelona tegen Real Madrid van de avond ervoor, terwijl op de achtergrond het geraas klonk van de racewagens op de televisie.



Arrogante Hollander bij Kasteel van de Hertog van Alva

vrijdag 20 april 2012

De Polletiek


In de jaren tachtig heb ik aan de Universiteit van Amsterdam politicologie gestudeerd. Mijn ex-studiegenoten behoren nog steeds tot mijn beste vrienden. Niet één van hen is actief lid geworden van één van de vele politieke partijen die Nederland rijk is, voor zover ik weet. Ik ken geen burgermeesters, wethouders of leden van gemeenteraden, provinciale staten of het parlement. Wij gebruikten onze tijdens de studie opgedane kennis met name voor oeverloze discussies in voetbalkantines, cafés en restaurants, waarbij wij ons te vrij van geest waanden om ons te conformeren aan enige partijlijn of ideologie. De Nederlandse partijpolitiek is voor de werkelijk bevlogenen en voor de carrièrepolitici, waarbij het niet zelden voorkomt dat de bevlogene uiteindelijk tot carrièrepoliticus verwordt.

In Spanje ken ik wel veel mensen die actief zijn of waren in de politiek. Zo ken ik maar liefst twee burgermeesters persoonlijk. Dat heeft te maken met de kleinschaligheid van het Spaanse politieke bestel. Elk klein dorp heeft nog een burgermeester en wethouders, die naast hun gewone bezigheden het bestuur van hun gemeente op zich hebben genomen. Je hebt ze in alle soorten en maten. De beruchte caciques die er al jaren zitten en niets willen veranderen, maar ook enthousiastelingen die door roeien en ruiten gaan voor de belangen van de dorpelingen. Zo waren we vorig jaar op een uitstekend georganiseerd midzomernachtfeest in het mooie bergdorp Balboa, waar rond middernacht de excentrieke burgermeester in klaarblijkelijke feeststemming het podium beklom om een vreemde toespraak te houden die eindigde met het langdurig ritmisch scanderen van: ‘¡Animal, mineral, vegetal; animal, mineral, vegetal!’.

Maar ook in een stad als Ponferrada ken ik vele mensen die actief zijn in de politiek. Soms heeft iemand zich op een stemlijst laten zetten op verzoek van een bekende om aan het minimum aantal kandidaten op de lijst te komen. En er zullen er ook best bij zijn die echt lid worden uit politieke betrokkenheid. Maar in de meeste gevallen heb ik de indruk dat het actieve lidmaatschap van de partij en ook van de vakbond vooral dient ter verdediging van het eigenbelang. Je staat als ondernemer sterker bij het binnenhalen van opdrachten van lokale overheden als je mensen van één van de grote partijen kent. Bij sterk aan de staat gelieerde bedrijven als de musea, La Telefónica en de cajas de ahorros (de spaarbanken) zijn het de (ex)politici die de banen in de wacht slepen. Voor zo´n baantje via een partijvriendje bestaat zelfs een apart woord in het Spaans: el enchufe, letterlijk de stekker (die er dus door iemand anders wordt ingestoken). Ook geeft lidmaatschap van partij of vakbond aan werknemers bij de overheid meer baanzekerheid, wat vooral bij de huidige bezuinigingsdrift goed van pas kan komen. Het vreemde is dat daarbij van de gebruikelijke vijandigheid tussen de twee grote politieke partijen even geen sprake is. Men speelt elkaar de bal toe in de wetenschap dat de volgende keer de andere partij weer zal regeren. Spanje lijkt in dat opzicht wel wat op één van de vroegere Oostbloklanden: partijlidmaatschap is een voorwaarde voor een carrière. Gelukkig zijn er wel meerdere partijen; Spanje is beslist geen dictatuur. Maar wanneer we in een kroeg beginnen te praten over de corruptie, de enchufes en het clientelisme, dan daalt het volume van de conversatie aanzienlijk, waarbij er soms zelfs even achterom wordt gekeken of er niet iemand zit mee te luisteren. Het moet toch niet veel gekker worden!

Haast niemand is het met heersende systeem van vriendjespolitiek en clientelisme eens. Bij de polls waarbij de respondenten aangeven wat op het ogenblik volgens hen Spanjes grootste probleem is, eindigt ´de politieke klasse’ steevast op de derde plaats, nog net achter ´werkloosheid´ en ‘economische problemen’. Maar een cultuur verandert niet gemakkelijk. Het is een kwestie van meedoen of verliezen. Moeten we niet actief worden in de partijpolitiek? De zaak van binnenuit veranderen? Bah! Daar heb ik helemaal geen zin in. Veel liever blijf ik volkomen vrijblijvend vanaf de zijlijn mijn meningen spuien zonder me te conformeren aan enige partijlijn of politieke ideologie. Maar misschien is de lezer meer bevlogen?



dinsdag 10 april 2012

Alcohol


Misschien wel één van de meest ongelukkige uitdrukkingen in het Nederlands luidt: Van te hard werken is nog nooit iemand dood gegaan. In Amsterdam doorspekten wij de conversatie nogal eens met cynische varianten hierop. Sigaretje? Ja graag, van te veel roken is nog nooit iemand dood gegaan. Zullen we even naar de snackbar gaan voor een snelle hap? Lekker, van te veel vet is nog nooit iemand dood gegaan. En de meest gebruikte was toch wel: Een allerlaatste dan maar? Welja, van te veel alcohol is nog nooit iemand dood gegaan.

Toen ik nog in Amsterdam woonde dronk ik best veel. Dat kwam natuurlijk door mijn verkeerde vrienden. Bij de voetbalclub bijvoorbeeld. Als we op zaterdag weer eens hopeloos verloren hadden van WVHEDW 13 of Wartburgia 8, dan werd dat verlies op adequate wijze gecompenseerd middels diverse rondjes bier. Na enkele biertjes gingen mijn teamgenoten op huis aan, waar vrouw en kinderen op hen wachtten, en sloot ik me moeiteloos aan bij verkeerde vrienden uit andere teams voor het verder verwerken van voetbalverdriet. Aan alle mooie dingen komt een eind, en dus ging ik ´s avonds laat op de fiets richting huis, stiekem hopend dat ik onderweg nog een verkeerde vriend zou tegenkomen voor een werkelijk allerallerlaatste.

Mijn drinkgewoontes zijn hier in Spanje veranderd. Deels heeft dat te maken met het samenwonen. Alcohol is het sociale glijmiddel van de vrijgezel. Maar deels heeft dat ook te maken met de andere drinkcultuur die in Spanje heerst. In het begin moest ik daar erg aan wennen. Als we in Ponferrada met een groep in een kroeg zitten, dat wordt er één rondje gehaald. De drankjes worden tergend langzaam genuttigd, waardoor ik geruime tijd ongeduldig met mijn lege glas zit te spelen. Soms wordt er tot mijn vreugde toch besloten om nog een drankje te nemen, waarna er een uitgebreide discussie plaatsvindt over in welke kroeg we dat dan wel gaan doen, waarbij de kwaliteit van de pincho, het gratis borrelhapje, een belangrijk argument is. Daarna trekt iedereen zijn portemonnee en gaat de discussie over wie dit keer de rekening mag betalen. Als we dan eindelijk gaan, zetten sommigen hun glas bier of wijn half leeggedronken op de toog. Het toppunt van alcoholmisbruik.

In Nederland gaat het er, althans in de kringen waarin ik verkeer, anders aan toe. We nemen plaats aan een tafel in een kroeg, en daar zijn we dan voorlopig niet weg te slaan. Dan wordt er omstebeurt door iedereen een rondje besteld. Als de groep niet al te groot is, kan het zo maar gebeuren dat er iemand voor de tweede keer een rondje bestelt, waarop de hele cyclus zich herhaalt.

In Spanje wordt er wel eerder begonnen met drinken. Om een uur of één kan er al een aperatiefje worden genomen. Dan volgt de middagmaaltijd met wijn. Pas tegen een uur of acht ´s avonds stromen de kroegen weer vol voor het nuttigen van drankjes met pinchos. Bij het avondeten mag er natuurlijk weer een wijntje worden geschonken. De echte stappers gaan daarna echt los in de disco´s en nachtclubs, net als in Amsterdam, maar daar doe ik als bezadigde vijftiger natuurlijk niet meer aan mee.

De Nederlanders beginnen gemiddeld later op de dag, maar halen hun achterstand ruimschoots in. Borreltijd is ergens tussen vijf en zeven, dan wordt er uitgebreid gegeten, eventueel met wat wijn. Vaak komen er voor het slapengaan de flessen weer op tafel voor de nachtmutsjes. Ik denk dat de Nederlanders hun slechte naam op alcoholgebied in Spanje te danken hebben aan de gewoonte tijdens de vakanties beide drinkculturen te mengen. Uit respect voor de plaatselijke cultuur nemen ze rond een uur of één een aperativo, laten daarna de paella flink zwemmen in de witte wijn, waarbij ze niet nalaten de mediterrane keuken luidruchtig te roemen. Na afloop volgt een koffie met een coñacje. Om dan rond een uur of vijf te roepen: ‘Borreltijd!’ Aangezien pas tegen negenen de eerste restaurants opengaan duurt borreltijd eigenlijk net te lang om nog op fatsoenlijke wijze aan de avondmaaltijd te kunnen verschijnen.

Het heeft even geduurd, maar uiteindelijk heb ik geleerd om beide culturen niet meer te mengen. In Spanje houd ik me aan de Spaanse drinktijden en in Nederland aan de Nederlandse drinktijden. Hé, verrek, het is alweer één uur. Apertivotijd! Ach nee, ik ben weer even in Nederland. Ober, een glaasje melk, alsjeblieft!