Het is
dinsdagavond kwart voor acht. Mijn les Duits zit er bijna op. Af en toe heeft
mijn twaalfjarige leerling al ongeduldig op zijn horloge gekeken. ‘¿En nu
muziek?’ vraagt hij. Ik heb de paar lessen die ik tot nu toe heb gegeven steeds
afgesloten met een Youtube-filmpje met Duitse popmuziek. Vooral de heavy muziek
van Rammstein kan deze leerling waarderen. Maar dit keer neemt hij het
initiatief in handen en zoekt op mijn laptop een Youtube-filmpje op. Er klinkt
gejuich en dan volgt het clublied van Bayern München. Omdat de tekst op het
scherm meeloopt met de muziek kunnen we beiden meezingen. ‘¡FC Bayern, Stern
des Südens, du wirst niemals untergehen ....’! Vanavond is de eerste halve
finale wedstrijd van Bayern tegen Barcelona. Mijn leerling is blijkbaar voor
Real Madrid.
De speeltijden
van de Champions League zijn niet afgestemd op het Spaanse eetritme. Ergens
tussen kwart voor negen en half elf op een doordeweekse avond moet er
gegeten worden. Gehaast werk ik in de pauze van de wedstrijd in de keuken een
gemengde salade naar binnen. ‘¿Is het een mooie wedstrijd?’ vraagt Ana,
duidelijk meer geïnteresseerd in mijn geestelijke gesteldheid dan in de
wedstrijd zelf. ‘De Duitsers zijn veel beter. Barcelona speelt slecht,’
antwoord ik. Dan klinkt er bij de buren gejuich. ¿Heeft Barcelona gescoord?
Nakauwend op een stuk tomaat ren ik naar de huiskamer en zet de tv weer aan. De
buren zijn blijkbaar ook voor Real Madrid.
De volgende
dag zit ik in café Gijon voor de wedstrijd van Dortmund tegen Real Madrid. Deze
wedstrijd wordt in Spanje alleen door de betaaltelevisie uitgezonden, hetgeen
niet slecht uitpakt voor de omzet van de cafés. Toch is het minder druk dan
andere keren. De vaste kern van Barcelona-aanhangers is thuisgebleven, vast en
zeker vanwege de te verwachten grappen en grollen over de nederlaag van
gisteren. Een vorige keer, bij de uitschakeling van Barça door Madrid voor de
Copa del Rey, waren er zelfs Madrid-aanhangers geweest die de kreet ‘¡Viva
España!’ riepen. Zoals te verwachten antwoorden de Barcelonafans met ‘¡Viva
Portugal!’ Er spelen niet echt veel Spanjaarden in Real Madrid.
Dit keer
klinken dergelijke kreten niet. Terwijl het noodlot zich over Madrid voltrekt,
hoor ik achter me het commentaar van de stamgasten. ‘¡De Duitsers hebben al het
geld!’ roept iemand vertwijfeld. En een ander zegt: ‘Lewandowski en
Blaszczykowski, ¿dat zijn toch zeker helemaal geen Duitse namen?’ Ik proef in
deze onredelijke opmerkingen het anti-Duitse sentiment, dat zich meer en meer
van Spanje lijkt meester te maken. In de pers werd breed uitgemeten dat uit een
enquête blijkt dat veel Duitsers denken dat Spanje een corrupt land is. Ook de
opmerkingen van de president van Bayern, Hoeness, dat de grote clubs in Spanje
op basis van schulden zoveel spelers kopen, viel niet bepaald in goede aarde
hier in Spanje. Verlekkerd werd vervolgens bericht over de belastingontwijking
van deze zelfde Hoeness via geheime Zwitserse bankrekeningen.
Als Dortmund
nummer vier scoort probeer ik niet te juichen. In principe ben ik een neutrale
toeschouwer. Een liefhebber van het spel op zich. Maar dat Mourinho een pak
slaag krijg vind ik geweldig. En anti-Duits ben ik eigenlijk nooit geweest.
Mijn vader, die in de oorlog de nodige ellende heeft meegemaakt en gezien;
eerst als krijgsgevangene, daarna als gedwongen arbeider, heeft hij ons altijd
verteld dat veel Duitsers geen nazi’s waren. En nazi’s had je van alle
nationaliteiten. Toch lijkt het me nu even niet het moment om voor Duitser door
te gaan. Als de wedstrijd is afgelopen, vraagt één van de stamgasten me of ik
denk dat één van de Spaanse teams nog een kans maakt op een plek in de finale.
‘Nou, Madrid misschien nog wel,’ antwoord ik diplomatiek. De man maakt een
wegwerpgebaar. ‘Ach, welnee man, kansloos zijn ze. Het wordt Duitsland-Duitsland,’
zegt de man vrolijk lachend.
Messi, Cristiano en Rajoy: zijn ze al weg, die Duitsers?