|
B praat
|
B praat niet
|
A praat
|
Beiden 5 jaar cel
|
A vrij; B 10 jaar cel
|
A praat niet
|
A 10 jaar cel; B vrij
|
Beiden 1 jaar cel
|
Wat is de meest waarschijnlijke uitkomst?
Ofschoon niet
praten tot de laagste gezamenlijke straf zou leiden, is dit niet de meest
waarschijnlijke uitkomst, vooral als de gevangenen elkaar niet vertrouwen. In
de economische wetenschap wordt dit model gebruikt om het gedrag van twee grote
bedrijven in een markt (een oligopolie) te beschrijven die in een prijzenoorlog
verwikkeld kunnen raken. Volgens mij is de prisoner’s dilemma ook van
toepassing op het gedrag van de twee grote partijen in de Spaanse politiek: de
rechtse PP (Partido Popular) en de linkse PSOE (Partido Socialista Obrero Español),
die tegenwoordig soms gekscherend onder één noemer worden gebracht, de PPSOE.
Heel letterlijk
lijkt de situatie van Bárcenas, de ex-penningmeester van de PP, op het
prisoner’s dilemma. Hij zit nu alweer een tijdje in de cel, nadat er miljoenen euro’s
op zijn bankrekeningen in Zwitserland waren aangetroffen. Ik weet niet of ze
hem strafvermindering hebben toegezegd, maar een feit is dat Bárcenas besloten
heeft te praten. Veel van zijn partijgenoten zullen onderhand wel spijt hebben
dat ze hem niet gesteund hebben toe hij werd gesnapt, maar hem integendeel alle
schuld probeerden toe te schuiven.
De onderlinge
verhouding tussen de twee belangrijkste partijen lijkt ook op die van de
criminelen van het prisoner’s dilemma. Nu de ene na de andere corruptiezaak aan
het licht komt, verwijten ze elkaar steeds vaker de corruptste partij te zijn,.
Veel politici van de PP en de PSOE vermoeden dat ‘die van de andere partij’
achter de aantijgingen in de pers en de justitiële vervolgingen van hun
partijgenoten zitten. En het zou me niets verbazen als ze daarin deels gelijk
hadden. In Spanje is de scheiding tussen de politieke en de justitiële macht
niet erg groot. Veel rechters zijn verbonden aan één van de twee partijen.
We hadden al
el caso Gürtel (PP-politici in Valencia en andere deelstaten ontvingen geld en
cadeautjes van een vaag conglomeraat van ondernemingen), el caso de los ERE (in
Andalusië roofden PSOE-politici en vakbondsbestuurders uit een fonds voor
tijdelijk werklozen), el caso Puyol (Puyol is een Catalaanse ex-politicus met verdacht
veel geld op buitenlandse rekeningen) en nog vele zaken meer, maar de afgelopen
week kwam hier el caso Púnica bij. Met name in Madrid maar ook bijvoorbeeld
hier in de provincie León, kregen lokale politici van vooral de PP, maar net zo
gemakkelijk een aantal van de PSOE, geld toegeschoven in ruil voor het toewijzen van
openbare projecten aan een groot bouwbedrijf. Niets nieuws onder zon, wellicht,
maar dit keer lijkt er iets fundamenteels veranderd te zijn. Bij de laatste
algemene verkiezingen verkreeg de PP nog 44,6% van de stemmen (en door een
vreemde kronkel in het kiessysteem daardoor de absolute meerderheid in het
parlement), ondanks dat de caso Gürtel allang bekend was. Dit keer lijken de
Spaanse stemmers de corruptie zat te zijn. Bij een verkiezingsenquête kwam de
nieuwe groepering Podemos (we kunnen) als grootste partij uit de bus.
Natuurlijk is het maar de vraag of er bij echte verkiezingen ook zoveel stemmen
zouden gaan naar deze nieuwe partij die nogal wat radicale veranderingen
voorstaat. Nieuwe partijen stijgen en dalen nu eenmaal snel op de golven van de
proteststemmen. Maar duidelijk is dat er ruimte is voor nieuwe partijen, zowel
aan de rechterkant als de linkerkant van het politieke spectrum. Het zou wel
eens afgelopen kunnen zijn met de automatische wisseling van macht tussen de PP
en de PSOE. De speltheorie geeft het aan: als de twee partijen alles of niets
spelen, is de meest waarschijnlijke uitkomst dat beide partijen verliezen.
Luis Bárcenas
Geen opmerkingen:
Een reactie posten