Onvermijdelijk kwamen elke dag dezelfde gedachten bij me op. Hoe is het toch mogelijk dat een in potentie zo mooi straatje zo verwaarloosd wordt? Het begint al beneden bij het ooit redelijk bekende pulpo restaurant Casa Cubelos. Sinds enkele jaren staat het leeg en maakt het verval zich langzaam van het gebouw meester. Verder omhoog komen we slechts een paar neringen tegen die de tand des tijds hebben weten te doorstaan: het alleszins redelijk restaurant El Rañadero, een winkel met horloges en ander zilverwerk, een soort home grow shop, het café El Punto waarvan iedereen behalve de politie weet dat er in drugs gehandeld wordt en, nota bene, een academie voor toeristische opleidingen. De rest van de huizen verkeert in een deplorabele staat. Sommige zijn geheel verdwenen of half afgebrand. Veel deuren zijn opengebroken door daklozen op zoek naar een droge plek.
En zo liep ik vaak tegen een uur of negen ’s morgens het vervallen straatje omhoog , soms in een druilerige regen, soms in de frisse bergkou als de lucht helder en vol beloften voor een heerlijke dag was. Naarmate de lente naderde kwam ik steeds vaker pelgrims op weg naar Santiago de Compostela tegen; ze groetten me in de overtuiging dat ik één van hen was, al ging ik tegen de richting in. En ik dacht: de Camino de Santiago is toch een uitgelezen kans om Ponferrada bij een groot internationaal publiek bekend te maken? Hoeveel geld is er wel niet uitgegeven aan de Wereldkampioenschappen Wielrennen met hetzelfde doel! Had dat niet beter besteed kunnen worden aan het opknappen van bijvoorbeeld de Calle Rañadero?
Ik moest denken aan mijn economielessen waarin ik de theorie van Keynes behandelde. Tijdens een crisis is het de aan de overheid om met nuttige overheidsinvesteringen de economie weer vlot te trekken. De hoge werkloosheid maakt het gebruik van arbeidskrachten relatief goedkoop; het verschil tussen een uitkering en een loon is nu eenmaal niet zo groot. Grond- en huizenprijzen zijn relatief laag. De rente is normaal gesproken laag. Hét moment om de vervallen huizen aan de Calle Rañadero op te kopen en te restaureren om zo twee vliegen in één klap te vangen: werkgelegenheid creëren en Ponferrada een flinke opknapbeurt geven. Het vroegere pulpo restaurant zou uitstekend een pelgrimsherberg kunnen zijn. Het straatje zou plaats kunnen bieden aan kleine winkeltjes, restaurantjes en barretjes. ’s Zomers zou er een vrijmarkt kunnen worden gehouden.
Maar wacht even. Eerst de nadelen overwegen natuurlijk. Dat leer ik mijn studenten immers ook. Altijd de voors en tegens tegenover elkaar zetten. Anders heb je geen mening maar een overtuiging. Vanzelfsprekend zitten er behoorlijk wat haken en ogen aan een dergelijk project. Waar haal je het geld vandaan? De schuldenlast in Spanje is al zo groot. En waar zeker voor gewaakt moet worden is dat het geld goed terecht komt. Van gemakkelijk verkregen geld kan een corrumperende werking uitgaan. Voorkomen moet worden dat de aannemers en werknemers toevallig allemaal vriendjes of familie van de verantwoordelijke politici zijn. Of dat een deel van het geld verdwijnt naar de privérekeningen van corrupte politici, ondernemers of vakbondsbestuurders, zoals bijvoorbeeld met subsidies voor de steenkoolmijnen en fondsen voor omscholingscursussen is gebeurd. Maar er gaat in Spanje een andere wind waaien. Nieuwe politieke partijen, zoals Podemos en Ciudadanos, kloppen aan de deur en zullen ook de traditionele partijen dwingen hun corruptie aan te pakken. Er moet toch ergens in Europa een fonds te vinden zijn voor het herstel van historische binnensteden, zeker nu sommige noordelijke landen kunnen lenen met een negatieve rente?
En even zag ik voor me hoe links en rechts in het straatje de luiken geopend werden door vrolijk fluitende winkeliers die me allemaal vriendelijk groetten. De vroegste pelgrims zaten al aan de churros en versgezette koffie. Achter me hoorde ik mensen fluisteren: ‘Kijk, daar gaat el guiri. Dankzij zijn blog is het hier zo mooi opgeknapt.’ Met een glimlach vervolgde ik mijn weg omhoog langs de verpauperde huizen.