dinsdag 13 december 2016

Werk

Eén keer per week geef ik Engelse les aan een buurjongen. Huiswerk geef ik hem niet, dat heeft hij al genoeg nu hij in de voorlaatste klas van de middelbare school zit. We doen alle oefeningen gewoon tijdens de les; zelfs de luisteroefeningen. Dan leg ik mijn mobiele telefoon op tafel en speel ik een youtubevideo af waarop zo'n test te horen is. Meestal heeft hij aan één keer luisteren genoeg om de vragen te beantwoorden. Hij is snel en soepel van geest.

Engelse luistertesten gaan, vanzelfsprekend, vaak over aspecten van de Britse samenleving. Nou verschilt die over het algemeen niet veel van de Spaanse, maar een enkele keer zie ik me genoodzaakt een kleine toelichting te geven. Dat gebeurde laatst toen ik hem een klein testje gaf, waarbij de eerste vraag te maken had met werk. (Voor mensen die hun Engels willen oefenen: klik hier) We horen een Engelse moeder haar zoon vertellen dat het leuk en aardig is dat hij met zijn vrienden op vakantie gaat, maar dat hij dan wel beter een baantje voor de weekeinden kan zoeken zodat hij een zakcentje verdient. Mijn buurjongen had geen probleem met het geven van het juiste antwoord, maar ik zette de video stil om een markant verschil tussen Engeland en Spanje aan te stippen. In Spanje,of althans in El Bierzo, zou alleen een bijzonder cynische moeder haar kind aanraden een baantje te zoeken. Die zijn er haast niet.

‘Het is namelijk zo,’ begon ik, ‘dat het in Engeland en ook in Nederland vrij gewoon is dat scholieren ’s middags of in het weekeinde werken.’ Omdat ik zag dat het onderwerp zijn aandacht had zag ik mijn kans schoon om met de normaal wat verlegen jongen een heuse Engelse conversatie te hebben. ‘Het gaat dan om krantenjongens of vakkenvullers in de supermarkt. Heb jij een bijbaantje?’ Hij schudde het hoofd. ‘Zijn er schoolmaatjes van je die bijbaantjes hebben?’ Alweer voldeed het schudden van het hoofd als antwoord; dit onderwerp leende zich blijkbaar niet voor een conversatieles. Ik deed een nog laatste wanhopige poging. ‘Ik heb tientallen verschillende banen gehad; misschien wel honderd,’ vertelde ik hem. Vol ongeloof keek hij me aan.

Maar is het is echt waar, als je de uitzendbanen bij Randstand, Manpower en al die andere uitzendbureaus als verschillende banen ziet. Ik heb in de jaren voor, tijdens en direct na mijn studie gewerkt als winkelbediende, afwasser, papierprikker, inpakker, vrachtwagenlosser, lopendebandmedewerker, directiesecretaresse, hondenbelastingcontroleur,  campingmedewerker, kantoorschoonmaker (één dag, maar toch), typist, receptionist, telefonist, en bij heel veel verschillende bedrijven als administratief medewerker. Zelfs toen mijn carrière in een iets rustiger vaarwater terecht kwam en ik mezelf docent begon te noemen, bleef ik tijdens vakanties bijklussen als administratief medewerker en als meefietsende gids op fiets- en vaarvakanties. Niet iedereen had zoveel baantjes, natuurlijk maar bijna al mijn vrienden en later alle kinderen van mijn vrienden hebben ook regelmatig gewerkt tijdens de studie. Op de HBO’s waar ik werkte was het soms zelfs problematisch dat de studenten meer tijd besteedden aan werk dan aan hun studie.

Hoe anders is dat hier. In Spanje is de werkloosheid zo hoog dat veel jongeren zich voorbereiden op een toekomst in het buitenland. Er is natuurlijk volop discussie over hoe dit probleem aan te pakken. De verlaging van de lonen heeft nauwelijks bedrijvigheid aangetrokken, terwijl het wel de binnenlandse vraag heeft geremd. Veel economen zoeken de oplossing in een verhoging van de arbeidsproductiviteit door middel van innovatie of herstructurering van de economie. Ook zijn er die de problemen aan de inefficiënte overheid wijten, zowel bij de overheidsinvesteringen als bij het innen van de belastingen. Het is moeilijk de vinger op de zere plek te leggen, maar het onderwerp leent zich wel voor interessante conversatielessen. Niet met mijn buurjongen hoor, die bleek daar nog wat te jong voor te zijn. Die middag ging ik al gauw over op voetbal; zijn favoriete club Real Madrid had die avond daarvoor immers in de Champions League gespeeld en daar had hij een uitgesproken mening over. 
Aan het werk als gids

maandag 21 november 2016

Echte eigenheimers

Eén van mijn privéstudenten gaat volgend jaar in Nederland wonen. Omdat hij voor een internationaal bedrijf gaat werken geef ik hem Engels. Van Nederlands leert hij de basiswoorden wel via een app, zo vertelde hij me. En met succes. Gggoedendaggg, zo begroet hij me bij het binnenkomen. Vervolgens gaat de conversatie in het Engels verder, maar wel vaak over Nederlandse topics. Zo hebben we het al uitgebreid gehad over de polders, de deltawerken, de Waddenzee, jordaanliederen, fietsen, schaatsen, het Nederlandse openbaar vervoer, de Hollandse eetgewoonten, de dagindeling, het schoolsysteem, enzovoort. Hij staat helemaal open voor het nieuwe avontuur. Toen hij een paar maanden geleden voor zijn sollicitatiegesprek in Nederland was en werd aangenomen, ontving ik van hem een foto waarop hij dat uitgebreid vierde met het nuttigen van een zoute haring aan de staart.

Meestal ga ik helemaal mee in zijn enthousiasme over zijn toekomstige woon- en werkomgeving, maar soms zie ik me toch ook genoodzaakt enkele keerzijden aan te stippen. De drukte, de files, de hoge prijzen, de dure gezondheidszorg en vooral de groeiende ontevredenheid over Europa en de multiculturele samenleving. Daarbij schudden we vaak vol ongeloof het hoofd. Als je in een rijk en goedgeorganiseerd land als Nederland niet tevreden kunt zijn, waar in de wereld in godsnaam dan wel? Maar goed, het allerergste moet ik hem nog uitleggen. En het is noodzakelijk, want hij heeft schoolgaande kinderen. Ik zie er echt tegen op. Maar binnenkort zal ik het toch echt met hem over de zwartepietendiscussie moeten hebben.

Ja, ik ben hier in Spanje helemaal op de hoogte. Er is geen ontkomen aan. Via Facebook ontvang ik van die berichten, die dan de verontrustende titel ‘Nederland moet Nederland blijven’ dragen, waarbij zwarte piet als symbool van Nederlandse trots wordt gepresenteerd. Iets waar ‘ze’ van af moeten blijven. Vroeger was volgens mij de aardappel een nationaal symbool. Net zo vreemd als een zwartgeschminkte blanke, eigenlijk. Een knol uit Zuid-Amerika. Mijn moeder zei vaak: ‘We zijn nu eenmaal echte aardappeleters.’ Eigenheimers, was ook een woord dat ze vaak gebruikte om Nederlanders te typeren. De Hollandse eetgewoonten zijn sindsdien flink veranderd. En eigenlijk is de hele samenleving erg veranderd. Nederland is gemotoriseerd, geautomatiseerd, gedigitaliseerd, veramerikaniseerd, vercommercialiseerd, geprivatiseerd, geherstructureerd, geïnternationaliseerd. Maar bij een paarse piet of een schoorsteenpiet menen velen de hakken in de grond te moeten zetten. Ik ben soms zelfs bang dat het een belangrijk item bij de komende verkiezingen in Nederland zal worden. En dat we dankzij de zwartepietendiscussie in hetzelfde politieke vaarwater als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk terecht komen.

Maar goed, ik ga het binnenkort mijn student proberen uit te leggen, wellicht met een vergelijking tussen de stierengevechtdiscussie in Spanje en de zwartepietdiscussie. Er zijn parallellen, immers. In beide gevallen gaat het om een tegenstelling tussen traditie en ethiek. In beide gevallen gaat het om een symbool van nationale trots waar de ‘anderen’ (in het Spaanse geval de Catalanen) niet aan mogen komen. Zowel het stierenvechten als zwarte piet wordt door tegenstanders als ‘niet van deze tijd’ gezien en beide tradities zijn internationaal gezien nogal controversieel. Zowel in Nederland als in Spanje lopen de demonstraties tegen het fenomeen soms volkomen uit de hand.

Ik hoop dat ik met mijn student over de zwartepietendiscussie net zo’n goed gesprek zal hebben als ik ooit had met één van mijn kameraden op de voetbalclub, toen ik hem vroeg of hij naar het Sinterklaasfeest voor de F-pupillen zou gaan. ‘Wij Surinamers houden niet van Sinterklaas,’ antwoordde hij toen. Ik had hem nog nooit eerder over ‘wij Surinamers’ horen spreken. Ik was verbaasd dat de kwestie blijkbaar zo gevoelig lag, maar nadat hij het me op die trainingsavond had uitgelegd, was ik om. Als leraar Engels hou ik mijn eigen mening natuurlijk voor me. Ik zal voorzichtig openen met: Tell me, what’s your opinion about bullfighting?


vrijdag 14 oktober 2016

Onrust op El Pajariel

De laatste jaren lijkt het alsof de zomer zich uitstrekt tot half oktober. Afgelopen weekeinde was het werkelijk heerlijk weer. Het zonnetje scheen zonder dat dat leidde tot de ondraaglijke hitte die we deze zomer beleefden. Dat vroeg natuurlijk om buitenactiviteiten. De zaterdagochtend is traditiegetrouw voor de markt, een terras en uitgebreid koken. Zaterdagmiddag pakte ik de mountainbike en reed een mooie route waarbij ik deze foto maakte:


We kijken vanaf El Pajariel, de kleine bergrug die van de Montes Aquilianes naar Ponferrada loopt, in de zuidwestelijke richting. Onderaan zien we nog net wat huisjes van het dorp Toral de Merayo. Het is volkomen windstil; er heerst een absolute rust. Het ruikt naar bergkruiden en dennen.

De zondagmorgen schreeuwde om meer buitenactiviteiten. Dit keer ging ik te voet. Mijn plan was om te rennen in de richting van Toral de Merayo tot ik zou aankomen bij een klein paadje naar boven, te steil om te rennen, dat via een puinhelling en een jong eikenbos naar de top van El Pajariel leidt. Op zondagmorgen is het druk bij El Pajariel; vooral als het mooi weer is. Overal waren wandelaars, mensen met kinderen op fietsen, renners. Er heerste bijna een campingsfeer. Althans, totdat ik begon te rennen richting Toral de Morayo. Mijn paadje naar boven bleek te zijn afgesloten met een lint waaraan een tekening van een wild zwijn bungelde. Ook alle andere paden omhoog of omlaag naar de rivier waren afgesloten. Overal op het pad stonden auto’s. Er klonk geblaf, geschreeuw en schoten. Ik hoorde een wild zwijn in doodsangst of pijn krijsen. Op dat moment haatte ik de jacht.

Normaal gesproken ben ik niet zo fanatiek. Als ik in een restaurant wild zwijn of hert op het menu zie staan, neem ik het wel eens, juist omdat het uitgesproken scharrelvlees is, en niet, zoals zo vaak, afkomstig van beesten die hun leven lang gemarteld zijn om maar zo snel mogelijk te groeien. Hier in El Bierzo, en eigenlijk overal in Spanje, hoort de jacht bij het normale dorpsleven. Een paar jaar geleden, toen ik regelmatig in het hospitaal op ziektebezoek was, liet een familielid van één de andere patiënten vol trots een foto rondgaan van hemzelf, wat vrienden en wel 20 dode everzwijnen op een rij op de grond. ‘¿Wat gaan jullie doen met al dat vlees?’ vroeg ik toen, waarop hij me wantrouwig aankeek. ‘Daar heb je weer zo’n stadse natuurliefhebber,’ leek hij te denken, terwijl ik eigenlijk alleen maar nieuwsgierig was.

In Spanje gaat men veel gemakkelijker met de dood om, althans als het om dieren gaat. Niet alleen van het doden van een stier wordt een feest gemaakt (hoewel niet hier in El Bierzo), maar zo ook van het slachten van een varken. La matanza, noemen ze dat. Een student van mij vertelde dat hij als klein jochie bij de slacht aanwezig was en dat zijn gezicht met het bloed van het beest besmeurd werd als een soort inwijdingsrite. Hij klonk nog steeds licht getraumatiseerd.

En al rennende over het enige pad dat niet was afgesloten, ging ik door me te ergeren. Is dit allemaal wel legaal? Mogen ze wel zomaar een hele bergrug zo vlak bij de stad aflsuiten? En waarom moet dat op een zondagmorgen als iedereen van de natuur genieten wil? Wat een tegenstelling, die kinderen op een kindermountainbikeje en die woeste mannen met geweren. Waarom doen ze dit niet op een regenachtige maandagmorgen. Kijk ze nou eens staan wachten tot de honden een zwijn hun kant opjagen om dan op hun gemak aan te leggen. Is dat nou sport?

Toen besloot ik rechtsomkeert te maken. De dag was te mooi voor ergernissen. Het was de hoogste tijd voor een aperitiefje op een terras.

vrijdag 30 september 2016

Peter Pan

Veel mensen van mijn generatie, met name de mannen, lijken te weigeren om volwassen te worden. Ook al hebben we een vaste baan, verantwoordelijkheden, gezin, echtgenote – ja ook ik ben nu een getrouwd man - , huis, grotemensenprobemen, we koesteren de puber of de student in ons. De Engelse term laddism lijkt de lading aardig te dekken. De schrijver Nick Hornby heeft met zijn boeken Fever Pitch (over voetbal) en High Fidelity (over popmuziek) mooi beschreven hoe volwassen mannen op kunnen gaan in een lullig spelletje dat voetbal toch is, of elkaar bezighouden met het maken van top tien lijstjes van de mooiste solo's uit de geschiedenis van de popmuziek.

Hier in Spanje gebruikt men de term Peter Pan om mannelijke oudere jongeren aan te duiden, en ja, ook ik en een groot deel van mijn Nederlandse vrienden worden soms zo genoemd. In ons geval hielden we ons niet zozeer bezig met lijstjes van voetbalmomenten of gitaarsolo's, maar gingen we elke zaterdag lekker voetballen tegen andere ouwe knarren. Ook bleven we maar spelen in bandjes, ook al zou dat nooit wat worden. Dat zijn misschien wel de kenmerkende hobby's van de lad, Peter Pan of oudere jongere: voetbal, popmuziek en bier. Lange tijd heb ik de late zaterdagmiddagen dat ik na een voetbalwedstrijd en een uitgebreide derde helft met de voetbaltas over het stuur langzaam langs de Amstel terug naar huis fietste beschouwd als een onmisbaar element van mijn bestaan.

Natuurlijk miste ik dat sfeertje toen ik in Ponferrada kwam wonen. Je bouwt niet zomaar een vriendenkring op; daar had ik in Amsterdam immers zo'n 50 jaar over gedaan. Zou ik dan eindelijk volwassen worden? Hier in deze bergachtige omgeving met diepe valleien, snelstromende rivieren en watervallen die zo ideaal lijkt voor een ronddwarrelende Peter Pan? Gelukkig niet. Ik ontmoette de guiris (scheldnaam voor de typische toerist, ook als geuzennaam gebruikt), waardoor ik in een Nick Hornby boek terecht lijk te zijn gekomen. Deze collega’s, de meesten afkomstig uit Engelstalige landen, houden van bier en van lijstjes en quizvragen over voetbal. 'Wat is de top drie van buitenlandse spelers die het meest scoorden tegen Manchester United op Old Trafford op regenachtige zondagen?' kan één van hen tijdens onze bijeenkomsten in café Chelsea opeens vragen.

En ook de actieve muziekbeleving is teruggekomen. Bij ons in de buurt is de Little John Bar, waar voor wie het maar wil gitaren, microfoons en een drumstel ter beschikking staan. Een geweldig concept. Ik heb er al met wat lokale Peter Pans ruige rocknummers gespeeld. Eén keer ben ik na een avondje bierdrinken en laddism met de guiris op weg naar huis de bar binnengelopen en was er een mondharmonicaspeler aanwezig die per se met mij Chiquitita van Abba wou spelen. Gelukkig zijn daar geen opnamen van gemaakt.

Tijdens de dagen rondom mijn bruiloft was ik, behalve een oppassende aanstaande echtgenoot, een Spaanse Peter Pan, een Engelse lad en een Nederlandse oudere jongere tegelijkertijd. Met de vrienden van popgroep ´t Weiland en Flanders Fields speelden wij in de Little John Bar op de vrijgezellenavond. Op het huwelijksfeest zelf zongen mijn vrienden en vriendinnen een ode aan ons Amsterdams samenzijn. Ze zongen het lied twee keer; hieronder de video van de laatste versie toen het feest op z'n eind liep en we allemaal op ons Peter Pans waren.


woensdag 31 augustus 2016

De hele papierwinkel

Hier verderop in de straat is een papelería, een papierwinkel, geheten Ofimay. Ik ben een trouwe klant. Omdat we zelf geen printer hebben, zend ik gedurende het schooljaar bijna dagelijks mijn Engelse en Duitse grammaticaoefeningen naar het emailadres van de winkel. Als ik daar aankom staat de eigenares Belén me meestal al op te wachten met een glimlach en het pakketje A4’tjes paraat. Natuurlijk koop ik er ook mijn pennen, schriften, nietjes en andere zaken die meestal in een papelería verkocht worden.

Regelmatig moet ik er ook kopieën van mijn paspoort, van mijn NIE (número de identidad de extranjero), van mijn diploma´s en van andere officiële documenten maken. Want ondanks de Europese Unie gaat emigreren van Nederland naar Spanje gepaard met een hele papierwinkel. Toen Belén weer eens wat officiële papieren aan het kopiëren was probeerde ik een woordgrap te maken; in het Nederlands is het immers best grappig dat je die hele papierwinkel in een papierwinkel moet kopiëren. Zoals zo vaak bij het letterlijk vertalen van humor, oogstte mijn opmerking ‘Qué papelería ¿no?’ slechts verwarring. Papeleo is het woord voor bureacratische rompslomp en een papelería is een winkel waar je schrijfwaren koopt. 

Heel veel papierwinkel komt voort uit het feit dat de belastingen en de sociale zekerheid nationaal geregeld zijn. En iemand zoals ik die in Spanje woont, maar ook nog af en toe in Nederland werkt, loopt dan onvermijdelijk regelmatig tegen een bureaucratische muur aan. Een enkele keer levert de bureaucratie me ook een klusje op, omdat hier veel gepensioneerde remigranten wonen die het Nederlands niet voldoende beheersen om de formele brieven van de Nederlandse instanties te begrijpen, laat staan om een telefoongesprek met een Nederlandse ambtenaar van de belastingdienst te voeren.

Normaal gesproken zijn de maanden augustus en juli rustige maanden voor de kopieermachine van de papierwinkel Ofimay, maar zo niet dit jaar. De reden: Ana en ik besloten te trouwen en wel op 6 augustus. Dat besluit werd reeds in het vroege voorjaar genomen. We gingen gewapend met de volgens ons benodigde papieren naar het stadhuis om het één en ander te regelen. Toen ik na enkele weken een brief kreeg van de gemeente Ponferrada waarin vermeld stond dat er toestemming werd gegeven voor ons huwelijk, trok ik bij de middagmaaltijd een lekkere fles Arayel, de lokale champagne, open. Dat bleek iets te vroeg gejuicht.

Pas ergens in juni werd ons duidelijk dat we ook naar het bevolkingsregister moesten en daar gaven ze ons een lijstje met de benodigde formulieren. Dit leverde de nodige telefoongesprekken op met het Amsterdamse bevolkingsregister en uiteindelijk vroeg ik via internet een aantal documenten op die volgens mij de lading wel dekten. Maar helaas, toen ik met een stapeltje kersverse uitdraaien uit de printer van papierwinkel Ofimay naar het bevolkingsregister in Ponferrada toog, maakten ze me duidelijk dat ik een Fe de Vida, een bewijs van leven, nodig had van de Nederlandse ambassade in Madrid en dat de tijd echt begon te dringen als we echt op 6 augustus wilden trouwen. Toen ik de Nederlandse ambassade belde, zeiden ze me dat ze een inschrijving bij de gemeente Ponferrada nodig hadden van niet meer dan 3 maanden oud. De mijne was 5 jaar oud. Bij het stadhuis vertelden ze me dat ik het formulier over een week zou kunnen ophalen. Pas een paar weken voor het officiële huwelijk, dus eigenlijk veel te laat, hadden we alle papieren op orde en togen we met twee getuigen naar het bevolkingsregister om daar onze aanvraag voor ons huwelijk officieel in te dienen. We waren al druk in de weer met het bedenken van een alternatieve ceremonie voor als het officiële huwelijk, waar we zoveel mensen voor hadden uitgenodigd, niet door zou gaan. Uiteindelijk zijn we, dankzij wat hulp van een welwillende ambtenaar, toch nog op de 6e voor de wet getrouwd en hebben we dat uitbundig gevierd.

Officieel is er binnen de Europese Unie sprake van vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Aan dat vrije verkeer van personen moet nog wat gewerkt worden, heb ik als Europese migrant gemerkt. En het wordt de hoogste tijd dat vrij verkeer van liefde ook geregeld wordt. In het Verdrag van Ponferrada, stel ik voor.


donderdag 30 juni 2016

Balada para mi muerte en Ponferrada

Dit keer geen Brief uit El Bierzo, maar een lied uit El Bierzo.

De muziek heb ik gepikt van Astor Piazzolla. Ik hoorde de tango, geheten Balada para mi Muerte, voor het eerst op Koninginnedag ergens in de jaren 80 op de Nieuwmarkt in Amsterdam, waar de groep Tango Cuarto speelde (om te zien en te luisteren, klik HIER). Het was een onvergetelijke ervaring.

Mijn eigen versie is gebaseerd op het feit dat de woorden Buenos Aires en Ponferrada hetzelfde ritme hebben, zodat Moriré en Buenos Aires (ik zal sterven in Buenos Aires) vervangen kon worden door Moriré en Ponferrada. De tweede zin van de originele tango: Será de la madrugada (het zal in de ochtendschemering zijn) heb ik vervangen door Será en un supermercado (het zal in een supermarkt zijn) en vandaar uit ben ik verder gaan verzinnen.

Door te klikken op de foto hieronder kan men mijn versie (met de Engelse ondertiteling indien gewenst) horen, iets wat ik zowel fanatieke Piazzolla-liefhebbers als toonhoogtefundamentalisten ten stelligste afraad.

https://www.youtube.com/watch?v=UncMydNGOhw

dinsdag 31 mei 2016

Komt naar El Bierzo allemaal ....

In maart kondigden de Europese kanaries het in de parken met hun knerpende zang al aan, maar dat bleek voorbarig. April werd een natte, bewolkte maand. Maar ergens begin mei brak de zon door de wolken en mistflarden heen. Er volgden enkele warme dagen, die de natuur deden ontwaken. Bloemen en bloesems namen bezit van de dalen, terwijl op de bergtoppen nog sneeuw lag. Toen ik tijdens een wandeling langs de rivier El Sil net buiten Ponferrada de eerste wielewaal van het jaar hoorde, wist ik het zeker; de winterjas kan opgeborgen worden; het is lente!

Het mooie weer maakt Ponferrrada gelijk gezelliger. Kom je in de winter tijdens een wandeling door het oude centrum soms nauwelijks iemand tegen, nu lopen veel mensen ’s middags een rondje. Buiten worden voor de deuren van de cafés tafels en stoelen bijgezet nu het niet meer alleen de verstokte rokers zijn die daar hun drankje en hapje nuttigen, maar ook families, scholieren en toeristen op de terrassen neerstrijken.

De meeste toeristen die Ponferrada aandoen zijn pelgrims, te voet onderweg naar Santiago de Compostela. Na de oneindige Castiliaanse hoogvlakte en de tocht over de Montes de León moet El Bierzo voor hen een verademing zijn. Ze komen voornamelijk uit Europa en Amerika, maar ook steeds meer uit Azië. De Aziaten lopen meestal met lichte tred, hetgeen je niet van alle westerlingen kunt zeggen. Je ziet de minder getrainde pelgrims soms moeizaam strompelen door de binnenstad, geplaagd door blaren en spierpijn, op zoek naar een restaurant dat eten serveert ver voor de gebruikelijke tijd van de Spaanse avondmaaltijd.

Als ik ze op straat tegenkom, kijken ze me vaak aan alsof ze me zouden moeten kennen. Een buitenlander, net als zij, dat moet wel een medepelgrim zijn. Om de één of andere reden vind ik dat niet prettig. Ik ben nu immers een geïntegreerde immigrant in de Berciaanse samenleving? En ik heb toch zeker een boodschappentas in mijn hand met daarin verse groenten en vis? Ik ga koken, hoor, want ik woon hier! Onwillekeurig ga ik dan een beetje veerkrachtiger lopen, om maar te laten zien dat ik beslist geen last heb stramme ledematen of blaren. Ik heb zelfs wel eens overwogen om een colbert met overhemd en das te gaan dragen om maar niet voor een pelgrim te worden aangezien, maar heb dat plan weer laten varen toen ik besefte dat ik dan verward zou kunnen worden met één van de Amerikaanse mormonen die hier in pak door de stad dwalen op zoek naar mensen die ze kunnen bekeren.

Ik heb niets tegen pelgrims, hoor. Sterker nog, ik ben er zelf één geweest. El Camino de Santiago is vooral een gezellige tocht, die misschien niet altijd door de mooiste stukken natuur heen gaat, maar wel langs de belangrijkste stadjes en dorpen. Onderweg ga je steeds meer deel uitmaken van een wandelend dorp omdat je in elke overnachtingsplaats wel weer mensen tegenkomt die je eerder hebt ontmoet. Toen mijn vriend Freek en ik in Santiago waren aangekomen en we daar enkele dagen verbleven, hadden we de vreemde gewaarwording dat we in die voor ons onbekende stad veel meer bekenden tegenkwamen dan in Amsterdam.

Ik heb niet het idee dat alle pelgrims zich van hun omgeving zeer bewust zijn. Ze lopen lichtelijk gehaast de meest populaire route, El Camino Francés, met slechts oog voor de gele pijlen die de weg wijzen. Sommigen zijn zelfs in staat delen af te snijden door de drukke straatweg te volgen. Sinds enkele jaren is ook de zogenaamde Camino del Invierno bewegwijzerd, maar deze veel mooiere route wordt tot nu toe door de overgrote meerderheid van de pelgrims genegeerd. En zo missen ze best veel. De natuur is uitbundig, de bergdorpjes zijn soms half vervallen en met onverharde straten maar juist daardoor zo authentiek. Er is veel te zien in El Bierzo, voor wie er de tijd voor neemt. Maar volg niet de gele pijlen, volg de wielewaal.


woensdag 13 april 2016

Vogels in de lucht

We stonden wat te drinken in een kroeg, mijn Engelse collega, een Spaanse advocaat en ik, toen we het op de één of andere manier kregen over de uitdrukking ‘Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.’ De Spanjaarden zeggen: ‘Een vogel in de hand is meer waard dan honderd die vliegen.’ (Más vale un pájaro en la mano que ciento volando). De Engelsen zeggen: ‘Een vogel in de hand is twee vogels in het struikgewas waard.’ (A bird in the hand is worth two in the bush). En wij Nederlanders zitten dus met die tien vogels in de lucht tussen de Spanjaarden en de Engelsen in. ‘Hier moet je over schrijven in je blog,’ zei mijn Engelse collega met een glunderend gezicht. Een verzoeknummer, dus dit keer.

De verschillen in aantallen vogels in dezelfde uitdrukking geeft natuurlijk alle aanleiding tot gespeculeer over de verschillen in volksaard. Maar als er één ding is dat je leert als emigrant is het wel dat zoiets als de Nederlandse of de Spaanse volksaard helemaal niet bestaat. Daarvoor is de diversiteit tussen de inwoners van een land gewoonweg te groot. Gelukkig maar.

Maar vooruit maar met wat zinloze speculaties. Waar de vogels in de lucht en in het struikgewas op lijken te wijzen is een verschil in de manier waarop er met zekerheden en risico’s wordt omgegaan. Een verschil in ondernemerschap, wellicht. De Engelsen lijken dan het meest ondernemend te zijn. Zij hebben maar twee kansen nodig om een zekerheid op te geven. Dan komen de Nederlanders met tien kansen. En het minst ondernemend zouden dan de Spanjaarden moeten zijn die maar liefst meer dan honderd kansen nodig hebben om een zekerheid op te geven. Deze volgorde komt overeen met die van de lijst landen in The Global Entrepreneurship Index (voor de lijst, klik HIER). Daarin staat het Verenigd Koninkrijk op nummer 9, Nederland op nummer 13 en Spanje op de 32e plaats. Ook in het dagelijks leven zie ik hier een Spanje een hang naar zekerheid. Ik ken heel veel mensen die zich voorbereiden voor zogenaamde oposiciones, de staatsexamens die toegang geven tot een felbegeerde baan als ambtenaar. Zelfs voor een paar vacatures voor leraar van een bepaald vak melden zich duizenden kandidaten voor het examen aan om maar de sociale zekerheid van het ambtenaarschap te verkrijgen. Een behoorlijk verschil met Nederland, waar scholen vaak moeite hebben een geschikte kandidaat te vinden.

Toch is er volgens mij niet echt sprake van een mentaliteitsverschil tussen Spanje en Nederland als het gaat om ondernemerschap. Het zijn de omstandigheden die verschillen. De nog steeds voortdurende crisis in Spanje maakt van ondernemen een hachelijke zaak. De wetgeving in Spanje helpt ook niet echt mee om als kleine zelfstandige te beginnen. Er is een overdaad aan regels en de sociale premies die je moet afdragen zijn een vast bedrag, onafhankelijk van je inkomen.

De hoge score van de Scandinavische landen in de eerder genoemde ondernemerschaplijst wijst volgens mij op een positief verband tussen de ontwikkeling van de verzorgingsstaat en ondernemerschap (hoewel de VS nummer één staat en een minder ontwikkelde verzorgingsstaat heeft). Het lijkt logisch. Als je weet dat je altijd terug kunt vallen op een subsidie of uitkering is het gemakkelijker risico’s te nemen. Hier in Spanje bestaan dergelijke voorzieningen nauwelijks. Alleen de werkenden bouwen pensioen op, AOW bestaat niet, bijstand is hooguit € 400 per maand zelfs voor families met kinderen hebt en zoiets als huursubsidie of kinderbijslag bestaat ook al niet.

Zelf ben ik overigens tot nu toe helemaal niet zo’n ondernemer geweest. Ik heb wel plannen gehad, hoor. Warme zuurkool- en boerenkoolmaaltijden verkopen op treinstations (had ik zelf behoefte aan toen ik ver van huis avondlessen gaf), een reisorganisatie voor meerdaagse fietstochten in Nederland (bleek al te bestaan; ben toen maar voor zo’n bedrijf gaan werken als gids); een alternatieve Amsterdamse voetbalbond oprichten voor amateurs omdat we het keer op keer niet eens waren met de KNVB-programmering, en hier in Spanje BAP; El Bierzo a Pie, voor al uw wandeltochten in El Bierzo. Altijd schrok ik terug voor de rompslomp. Maar de Nederlandse sociale zekerheid heeft me wel altijd een gevoel van vrijheid gegeven. Daardoor kon ik Politieke Wetenschappen studeren bij de Universiteit van Amsterdam, terwijl ik wist dat de arbeidsmarkt niet echt zat te wachten op afgestudeerde politicologen. Enkele aanbiedingen voor saaie vaste banen heb ik afgeslagen en ik ben gewoon blijven aanklooien met tijdelijke contracten, afgewisseld met leuke zomerklussen als gids of campingmedewerker. En zelfs ben ik op me ouwe dag nog een ongewis Spaans avontuur aangegaan, in de verwachting dat bij eventuele terugkeer met hangende pootjes de Nederlandse bijstandswet uitkomst zou kunnen bieden. Verzorgingsstaat maakt vrij. En die vrijheid maakt het mogelijk minder waarde te hechten aan dat vogeltje in je hand en achter één van die vogels in de lucht aan te hollen.

zaterdag 19 maart 2016

De schaamte voorbij

Het is het noodlot van elke emigrant: je wordt aangesproken op uitspraken of daden van landgenoten die de internationale pers halen. Ik noem maar wat: de overtredingen van het Nederlandse voetbalteam in de finale van de wereldcup in Zuid-Afrika; uitspraken van Geert Wilders over Marokkanen; demonstraties tegen opvangcentra voor vluchtelingen; het pleiten voor bezuinigingen in Europa door Nederlandse ministers. Natuurlijk heb ik niets te maken met die profvoetballers, extreemrechtse demonstranten of populistische en neoliberale politici. Ik voel me helemaal niet verwant met mensen die wel mijn taal spreken maar ver van mijn denkwereld staan. Toch heb ik soms het gevoel dat ik me moet verantwoorden.

Afgelopen week was het het gedrag van PSV-supporters dat eerst uitgebreid in de Spaanse pers werd belicht en vervolgens nieuwsuitzendingen over de gehele wereld wist te halen. De beelden waren ronduit gênant. Vanaf een terras op het Plaza Mayor in Madrid gooiden de supporters muntstukken op de grond die bedelende zigeunervrouwen met hoofddoekjes graaiend verzamelden. Eén supporter stak omringd door wanhopige vrouwen provocerend een bankbiljet in de fik. Ze lieten de vrouwen push-ups te maken in ruil voor geld. Nou moeten individuele of groepsdaden niet altijd tot wereldnieuws worden gebombardeerd. Er zijn altijd wel gekken die zich misdragen, zeker in de voetbalwereld. Maar het gedrag van deze Nederlanders leek symbool te staan voor iets groters en veel fundamentelers: de groeiende weerzin tegen de minderbedeelde vreemdeling. De beelden toonden de arrogantie van deze jongeren die zich niet leken te schamen voor hun misplaatste superioriteitsgevoelens. Natuurlijk heeft dat te maken met de zoveel veranderde mentaliteit over minderhedenkwesties. Gesteund door uitspraken van populistische politici, internetfora en treitertelevisieprogramma’s fulmineert men zonder enige terughoudendheid tegen andere rassen, godsdiensten en culturen, iets waarop sinds de Tweede Wereldoorlog toch een zeker taboe heeft geheerst. Het verheerlijken van de eigen stam is in deze onzekere tijden weer de trend geworden.

De dag na de wedstrijd liep ik hier door de buurt met een schoudertas vol paperassen en lesboeken. Ik had een beetje haast, want ik zat net tussen twee lessen Engels in. In de verte zag ik een oudere Spanjaard op me af komen die duidelijk van zins was me aan te spreken. ‘Oh oh’, dacht ik. Ik had deze man als eens ontmoet op een zondagmorgen bij de bakker. Daar had hij me uitgebreid verteld over zijn verleden als emigrant in Nederland of Duitsland, daar wil ik vanaf wezen, want eerlijk gezegd had ik van zijn Spaanse gemurmel bitter weinig begrepen. Ik kon hem onmogelijk ontwijken, want hij begon al van enkele meters afstand tegen me te praten met zinnen waarin ik met moeite de woorden ‘voetbalsupporters’, ‘bedelaars’, ‘Eindhoven’, en ‘belachelijk’ herkende. Niet van zins het gedrag van de supporters ook maar enigszins te vergoelijken antwoordde ik in termen van: ‘Inderdaad, een schande, hoe halen ze het in het hoofd.’ Niet luisterend praatte hij door en langzamerhand begon het tot me door te dringen dat hij niet het gedrag van de PSV-supporters veroordeelde, zoals zovele andere Spanjaarden, maar juist vond dat ze volkomen gelijk hadden: die bedelaars hadden hier niets te zoeken; die kwamen maar naar dit land zonder dat ze probeerden werk te vinden. Dit was eigenlijk nog veel erger dan te worden aangesproken op het wangedrag van mijn landgenoten. Ik wees verontschuldigend op mijn schoudertas en zei: ‘ik moet werken’, en maakte me uit de voeten. Terwijl ik de man achter me hoorde doorpraten besloot ik me nooit meer verantwoordelijk te voelen voor het gedrag of uitlatingen van mensen waar ik weinig mee gemeen heb.

zaterdag 27 februari 2016

Polderar

Mijn laatste blog post eindigde vrij positief over de toekomst van Spanje. Volgens mij hadden de laatste verkiezingen uitzicht gegeven op een iets betere toekomst. Ach ja, hoe gaat zoiets? Het liep tegen het nieuwe jaar en dan is men vol goede voornemens en hoopvolle verwachtingen over wat de toekomst gaat brengen. Helaas ben ik in het nieuwe jaar uit Nederland teruggekomen met een behoorlijk zware griep onder de leden, hetgeen zeker niet bijdraagt aan een positieve gemoedsstemming. Extra chagrijnig was ik van deze griep omdat ik, voor het eerst van mijn leven, gevaccineerd ben. Dat was in oktober, toen we met schoonmoeder naar de dokter gingen om voor haar een griepprik te halen, waarop de verpleegster zei: ‘Jullie moeten er ook één, hoor, want dat kan besmetting bij haar voorkomen.’ En nu heb ik de zwaarste griep te verduren gekregen die ik me kan heugen, terwijl mijn schoonmoeder zelf deze winter volkomen griepvrij lijkt door te komen.

Ook het weer zat niet mee. Donkere, trieste dagen met enorm veel regen; daar wordt een mens niet vrolijk van. In Nederland was ik weer mensen tegengekomen die uitriepen: ‘Woon je in Spanje? Wat heerlijk!! Altijd mooi weer!’ Zij zijn kennelijk nooit ‘s winters in Noordwest-Spanje geweest. Regelmatig waaien Atlantische depressies de vallei van El Bierzo binnen om hier te blijven hangen tot de allerlaatste druppel regen is gevallen. Zelfs de gemeente Ponferrada lijkt de overvloedige regenval het liefst te ontkennen; veel straten zijn geplaveid met tegels die spekglad worden als het regent. Mediterrane straattegels in een Atlantisch klimaat: geen goed idee.

En nu geven de landelijke politieke ontwikkelingen ook nog weinig uitzicht op een verbetering. Mijn hoop was gevestigd op de nieuwe partijen die redelijk scoorden bij de laatste verkiezingen: Podemos (soort SP van linkse politicologen) en Ciudadanos (soort D’66). Een opluchting na zovele jaren dominantie van de twee grote partijen. Maar nu het moment is aangebroken om een coalitie te gaan vormen lijkt dat niet te lukken. Dat bijna alle partijen de Partido Popular van Rajoy willen uitsluiten van regeringsdeelname kan ik me voorstellen. De ‘casos de corrupción’ waarin de PP betrokken is stapelen zich maar op. Ik werd bevangen door een gevoel van plaatsvervangende schaamte toen President Rajoy in Brussel toestemming ging vragen om in een lager tempo het Spaanse begrotingstekort terug te dringen. Op zich ben ik voor een stimulerend begrotingsbeleid in tijden van economische crisis, maar misschien komt dit idee niet zo overtuigend over als het afkomstig is van de leider van een partij waarvan zovele politici betrokken zijn bij financiële schandalen. De bijdrage van de corruptie aan het overheidstekort is onbecijferbaar, maar het moet om aanzienlijke bedragen gaan; veel zinloze overheidsprojecten worden tegen extra hoge bedragen uitbesteed aan bevriende bouwbedrijven in ruil voor illegale stortingen in de partijkas of op de rekeningen van individuele politici.

Het gekke is dat ook de nieuwe partijen helemaal niet een coalitie lijken te willen aangaan. Podemos en Ciudadanos sluiten elkaar uit. Waarom in godsnaam? Is het de eeuwige polarisatie tussen links en rechts? Je hoort hier bij het ene kamp of het andere, of het nu om voetbal of om politiek gaat. Officieel heeft het linkse Podemos het ‘Deense model’ omhelst en afscheid genomen van hun meer revolutionaire ideeën, al wil de leider Pablo Iglesias nog wel eens met zijn vuist zwaaien. Als ze maar niet denken dat je in Spanje in één regeringsperiode naar het Deense niveau van verzorgingsstaat kunt tillen. Zoiets kost tijd. En moeite. En daarvoor is veel samenwerking vereist.

Het ontbreekt hier in Spanje aan een overlegcultuur. Zelfs iets eenvoudigs als werkoverleg kent men hier nauwelijks. Er wordt van bovenaf bepaald. In de politiek is men gewend dat één partij de regering vormt. Het wordt tijd dat men hier leert polderen. ¡Vamos a polderar!