Tijdens mijn eerste lessen Nederlands, overigens nog niet online, viel me op dat de Nederlandse spellingsregels wel een stuk duidelijker zijn dan de Engelse. Mijn Spaanstalige studenten Nederlands kon ik ten minste gewoon vertellen: ‘De combinatie van de letters oe is als die van jullie letter u: het is de koeoeoe, en dat is ook het geluid dat de koe maakt: boeoeoe.’ Verbaasd keken ze me aan. ‘De koe zegt muuu,’ zeiden ze, maar gelukkig dus wel met dezelfde oe-klank. Meer problemen hadden ze met de klanken ei, ui, eu en au, die niet in het Spaans bestaan, hoewel de kat hier wel degelijk miau zegt, maar daarbij de a en de u apart lijkt uit te spreken. (zie ook mijn uiterst professionele instructievideo over klinkers: HIER)
Waar het Nederlands lastig wordt, is bij de woordvolgorde. ‘Als je de zin niet begint met het onderwerp, komt er meestal eerst het werkwoord en dan de persoonsvorm, zoals in de zin Morgen gaat het regenen,’ zeg ik dan. ‘Het is in het Nederlands net alsof er altijd een vraag gesteld wordt,’ zei iemand me eens. En wat echt vreselijk voor buitenlanders is zijn al die kleine woordjes die nauwelijks vertaald kunnen worden, zoals in de zin: Het is nu eenmaal zo. Hoezo nu? Hoezo eenmaal? Het is bijna altijd nu eenmaal zo!
Als de lessen iets te langdradig dreigen te worden, begin ik over grappige verschijnselen in onze taal, zoals bijvoorbeeld het gebruik van de Engelse leenwoorden downloaden, computeren en racen, waarbij we de Engelse spelling hebben behouden, maar wel de Nederlandse grammaticaregels hanteren. Aan mijn Spaanstalige studenten leg ik uit hoe een conversatie op kantoor in hun taal zou klinken:
- Voy a downloadir el archivo, ahora que estoy computerando.
- No hace falta, ya lo he downloadido.
(Ik ga het bestand downloaden nu ik toch aan het computeren ben. Hoeft niet, ik heb het al gedownload.)
Dat levert meestal wel een klein lachje op en zoals bekend: met een glimlach op de lippen is het gemakkelijker leren.
En als het geworstel met die moeilijke taal met die onmogelijke uitspraak echt te vermoeiend wordt, kom ik met anekdotes over werkwoord fokken op de proppen, altijd goed voor een vrolijke noot. Ik vertel dan dat er veel achternamen gebaseerd zijn op beroepen, zoals Bakker of Molenaar, en dat dus ook veel mensen Fokkema of Fokker heten, omdat er nu eenmaal veel gefokt wordt in Nederland. Natuurlijk vertel ik over onze vliegmaatschappij Fokker, waarvan de naam bij Engelstaligen toch vreemde associaties zou moeten opwekken. Of ik vertel de bekende anekdote, misschien wel nooit gebeurd, over die niet zo goed Engels sprekende Nederlandse boer die naar een landbouwcongres in de VS ging en daar luidkeels verkondigde: ‘Hello everybody, I’m a cow fokker.’
Enfin, straks heb ik weer een online les. Ik wil de verleden tijd van de regelmatige werkwoorden behandelen. Ik denk dat ik toch het fokschaap maar weer van stal haal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten