Zaterdag 4 februari. Het is schitterend winterweer. ’s Nachts vriest het. Overdag schijnt de zon. Ik ga een etappe van El Camino de Santiago lopen. Gewoon van huis uit naar het mooie dorp Villafranca. Thuis voor de spiegel maak ik nog even een zelfie.
Eigenlijk had ik een andere etappe willen lopen. Met de bus naar Villafranca en daarvandaan lopend, door de sneeuw, naar het hooggelegen O Cebreiro. Daar dan slapen in de pelgrimsherberg. Maar het kan niet. Toen ik gister mijn grote rugzak uit de kelder haalde, liet ik een spoor van vieze zwarte korreltjes achter. Mijn goeie ouwe trouwe rugzak, waarmee ik zoveel avonturen had beleefd, was aan de achterkant aan het vergaan. Ik probeerde het nog te herstellen en schoon te maken. Mijn goeie ouwe trouwe rugzak ligt nu te drogen op balkon.
In mijn kleine rugzakje past geen slaapzak, handdoek en extra schoenen. Dus dan maar de iets minder spectaculaire etappe lopen van Ponferrada naar Villafranca. En dan met de bus terug.
Het is niet echt het pelgrimsseizoen. In het begin haal ik een paar zwaarbepakte Amerikanen in. Zij zijn druk aan het praten over financiële markten, zo vang ik op. Maar zodra ik de buitenwijken van Ponferrada verlaat, ben ik volkomen alleen. ‘Buen camino’, zeggen bijna alle Spanjaarden die ik tegenkom.
Wat me opvalt is dat er opeens heel veel koperwieken in El Bierzo zijn. Die heb ik hier nog niet eerder gezien. In Nederland zijn dat wintergasten. Hier dus blijkbaar ook. Voor de mensen die niet weten hoe een koperwiek eruitziet, maak ik een foto van het dier.
In het dorp Cacabelos neem ik een korte pauze op een terras. Ik besluit een tonic met een stuk tortilla te bestellen. Het is een van de beste tortilla’s die ik de laatste tijd heb gegeten. Nog een beetje rauw vanbinnen. Heerlijk. Dat zeg ik ook tegen de vrouw van de bar. ‘Natuurlijk,’ zegt ze met gepaste trots, ‘ik maak ze elke ochtend vers.’
Het is winter maar toch ook lente. De lammetjes staan al in de wei. De temperatuur loopt op. De jas gaat uit.
Ik loop door de wijngaarden. De bodega’s hebben hun naam op borden bij hun velden gezet. Het lijkt soms een beetje alsof de wijnstokken met elkaar dansen, hand in hand in een lange rij.
De route gaat door Valtuille de Arriba. Ondanks dat hier volop wijn wordt geproduceerd, is het dorp half verlaten en vervallen. Maar er zijn toch ook enkele huisjes mooi gerestaureerd.
Als ik het witte huisje met de drie pijnbomen zie, weet ik dat het niet ver meer is. Herinneringen komen boven. Hier waren Ana en ik ooit bij een hipsterfeest met veel dans en wijn. We sliepen toen op een camping vlakbij.
En daar is Villafranca. La Puerta de Perdón van de Iglesia de Santiago. Hier kunnen pelgrims die door ziekte of blessures Santiago de Compostela niet halen toch al vergeving van hun zonden krijgen. Santiago ga ik niet halen. Mijn voeten doen nu al pijn. Maar veel gezondigd heb ik ook niet de laatste tijd.
Mooi op tijd in Villafranca om de bus van vijf uur te halen en nog even wat te nuttigen op het plein. De pils is dik verdiend en daar eet ik een kom Caldo Berciano bij. De plaatselijke soep met aardappelen en kool. Ik voel me loom en voldaan. Het was een prachtige tocht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten