Het is vrijdagavond. Met mijn tas vol boodschappen voor het avondeten daal ik de trappen af van het hoge gedeelte van de stad naar de buurt waar wij wonen. Dan hoor ik verderop geschreeuw en iemand blaast heel irritant op een fluitje. Even ben ik in de war, maar al snel dringt het tot me door wat het is. Het zijn de demonstranten. Ze staan daar voor het kantoor van de arbeiderspartij PSOE om te protesteren tegen de amnestiewet voor de organisatoren van het illegale referendum voor onafhankelijkheid van Catalonië. Deze wet was voor Pedro Sánchez nodig om parlementaire steun te verkrijgen van de Catalaanse en Baskische partijen voor het tweede termijn van de coalitieregering van de twee linkse partijen PSOE en Sumar.
Uit nieuwsgierigheid wijk ik van de kortste route naar huis af om langs de demonstratie te lopen. In Madrid zorgen relschoppende jongeren bij soortgelijke demonstraties voor de nodige problemen, waarbij nazisymbolen niet worden geschuwd. Hier gaat het vrij tam toe; een klein groepje mensen staat in Spaanse vlaggen gehuld tegenover het gebouw van de PSOE lawaai te maken. Toch denk ik bij mezelf: Waar maken ze zich toch zo druk over? Maar goed, dat dacht ik ook in 2017 van de Catalaanse actievoerders. Als guiri sta je bij deze kwestie toch een beetje vanaf de zijkant verbaasd toe te kijken. Waarom zou je trots zijn op je nationaliteit? Waar je geboren wordt is toch zeker geen eigen verdienste? Hooguit kun je het mazzel noemen als geboren bent in het welvarende Europa in plaats van in een van de landen die geteisterd worden door oorlogen, armoede en de ergste gevolgen van de klimaatverandering.
Terwijl ik weer richting huis loop, gaan mijn gedachten automatisch naar de verkiezingen die deze week in Nederland gaan plaatsvinden. Daar doen ook wat zeer nationalistische partijen aan mee, maar van afscheidingsbewegingen is vooralsnog geen sprake.
Eén van de mogelijke winnaars van de verkiezingen, de partij van Pieter Omzigt, wil het kiesstelsel hervormen tot een districtenstelsel. Dat zou de kiezer dichter bij de politicus brengen en misschien een einde maken aan die enorme hoeveelheid politieke partijen in Nederland. Maar als iemand die in een land woont waar zo’n stelsel bestaat, zeg ik: ‘Doe het niet, Pieter!’ Een deel van de politieke problemen in Spanje zijn het gevolg van het districtenstelsel, dat ertoe heeft geleid dat er twee onverzoenlijke politieke blokken zijn ontstaan met daaromheen de regionale partijen waarvan een regering altijd afhankelijk is. (Zie hieronder voor nadere uitleg hierover).
Als ik bijna thuis ben, vergeet ik alle politieke kopzorgen. Hoe zal Ana straks de zeeduivel met venusschelpjes klaarmaken die ik gekocht heb? Met een goede fles wijn erbij en een lekker muziekje op de achtergrond wordt dat vast het begin van een heerlijk weekend. Het is best fijn een Europeaan te zijn.
Het districtenstelsel
Een districtenstelsel is enerzijds in het voordeel van grote nationale partijen en anderzijds in het voordeel van regionale partijen die de zetels van hun district in de wacht weten te slepen.
Bijvoorbeeld, het kiesdistrict waar Ponferrada deel van uitmaakt was goed voor 4 zetels in het parlement. Een stem op een partij die in jouw district geen zetel bemachtigt gaat verloren. Dus stemmen veel mensen strategisch op een grote landelijke partij of op een regionale partij als men vermoedt dat die voldoende stemmen voor een zetel kan krijgen.
Het resultaat is dat er in het parlement een soort tweepartijensysteem ontstaat. In Spanje ontbreekt een middenpartij die een coalitie kan aangaan met de PP of de PSOE. Bijna altijd zijn de regeringen van Spanje voor het behalen van een meerderheid afhankelijk van de stemmen van de regionale partijen, die bereid zijn steun te verlenen in ruil voor meer overheidsinvesteringen voor hun regio of, zoals nu het geval is, in ruil voor de amnestiewet.
Het districtenstelsel lijkt mij in het kleine Nederland niet noodzakelijk en eigenlijk zou ik er voorstander van zijn dat het in Spanje wordt afgeschaft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten