dinsdag 22 december 2009

Brieven uit El Bierzo 6

Baiona

Het regent. Zoals zo vaak in Galicië. Toch stappen we uit de auto. Het is in elk geval niet koud. Wel staat er een stevige wind. Wat wil je? Het is december en we zijn aan de kust van de Atlantische Oceaan. We lopen naar het toegangshek. Tot onze verbazing is de camping gewoon open. ´¿Mogen we de camping op?´, vragen we aan de man in het receptiehuisje. Ook hij is verbaasd. ´¿Wat komen jullie doen, dan?´ ´Nou, gewoon even rondkijken.´ Hij knikt ongeïnteresseerd en leest verder in zijn krant.

We herkennen de kantine van de camping. Die is niet veranderd. Het zwembad wel. Daarin staat nu een hele ingewikkelde glijbaan in lelijke kleuren. Zonde eigenlijk. Maar voor kinderen misschien wel leuk. We lopen verder de camping op. ´¿Weet jij nog waar jullie tent stond?´ vraag ik. ´Ik weet het niet precies; ik ben hier verschillende keren geweest. Ook nog na die tijd. ¿En jullie?´ ´Ik herinner me dat we op een veld stonden. Dat moet daar zijn geweest, aan het begin van de camping. Wij zorgden er altijd wel voor dat we dicht bij de voorzieningen stonden.´ Langzaam lopen we verder. De camping is schitterend gelegen. Dat is niet veranderd. Aan drie kanten omgeven door water. Links het strand. Rechts een soort waddengebied. De monding van een rivier. We lopen terug. Nu met wind tegen. De regen wordt daardoor onaangenamer. ´Laten nog even naar het strand kijken´, stel ik voor. We lopen tussen twee bungalows door en zien het langgerekte strand, dat met een wijde bocht eindigt bij de haven van Baiona. Hier ergens moet het geweest zijn. Het kampvuur. Zo lang geleden. De zomer van 1983.

Zo jong nog. Zo onbevangen. We waren op reis met onze Interrailkaarten, mijn vriend Wybe en ik. Een maand lang onbeperkt met de trein door Europa. We waren in Barcelona geweest. Daarna dat ruige feest in Pamplona. Om uiteindelijk hier aan te komen aan de Westkust van Galicië. Een fijne camping. Lekker bijkomen op het strand. Maar na een paar dagen sloop er al onrust in onze jonge lijven. Zo´n interrailkaart moet je natuurlijk wel gebruiken. In het station kochten we twee reserveringen voor de trein naar één of ander vergelegen oord. ´s Avonds aten we nog eenmaal pulpo en gingen vroeg onze slaapzakken in. De trein zou in de vroege morgen vertrekken. Om een uur of twaalf werden we gewekt. Het waren de meiden van de tent verderop. ´We hebben een feestje op het strand. ¿Komen jullie ook?¡ En neem vooral ook je gitaar mee!´ Binnen de kortste keren waren we weer in de kleren. Op het strand was een kampvuur. We raakten in gesprek met wat meisjes. Uit El Bierzo kwamen ze. Nooit van gehoord.

Later die nacht gebeurde het. Ik haalde de twee reserveringen uit mijn portemonnee en zei: ´Wyb, ik gooi de reserveringen nu in het kampvuur, hoor.´ Wybe onderbrak even zijn gitaarspel en antwoordde: ´Een uitstekend idee.´ Het was een nonchalant gebaar vanuit de pols die de twee papiertjes fladderend in de vlammen deed verdwijnen. Een simpele handeling die uiteindelijk meer dan 20 jaar later een onverwachte wending aan mijn leven zou geven. Natuurlijk waren er ook andere bepalende momenten geweest. De beslissing om een gitaar mee te nemen, bijvoorbeeld. Een heel gesleep. Maar zonder gitaar waren we nooit voor het feestje op het strand uitgenodigd. De beslissing om naar Spanje te gaan. Om te gaan kamperen, hier op deze camping, langs deze voor ons zo onbekende kust. De beslissing om … Ana schudt aan mijn mouw. ´¿Blijf je eeuwig zo staren? Laten we gaan; het wordt koud.´ Gearmd onder de paraplu lopen we terug naar de auto.

2 opmerkingen:

  1. Prachtig weer, Rolando. Regenachtig, maar prachtig.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dag oom, Wat een mooi verhaal! De interrailkriebels komen alweer boven!

    Gr merel

    BeantwoordenVerwijderen