dinsdag 30 oktober 2012

Naar de Chinees


Een wok, een notenkraker, een skibroek, twee rollen plakband, kaarsen, schoenveters. Dat zijn volgens mij de artikelen die ik, sinds ik in Ponferrada woon, heb gekocht bij een Chinese winkel. Chinese winkels zijn er veel in Spanje. In Ponferrada en omstreken zeker tientallen. Ze verkopen werkelijk van alles. Meestal zeer goedkoop. En eerlijk gezegd ook van slechte kwaliteit. De notenkraker, bijvoorbeeld, begaf het al bij de eerste amandel waarop ik hem uitprobeerde. In de wok, daarentegen, maak ik nog regelmatig gerechten met een Aziatisch tintje. De skibroek heb ik nog niet veel gebruikt, maar bij het afdalen van de blauwe en rode pistes van het skigebied Leitariegos werd ik er niet door geremd. Ik had overigens nog wel meer zeer goedkope kleding kunnen kopen bij de Chinese winkels, ware het niet dat mijn vaste kledingadviseuse zich, zoals ze het zelf noemde, genoodzaakt zag mij tegen mezelf in bescherming te nemen en me de aanschaf verbood op straffe van uitzetting uit het huis.

In Nederland kennen we het verschijnsel Chinese winkel nauwelijks. Naar een Chinees gaan betekent daar uit eten gaan in een Chinees restaurant. De Chinese winkels rond de Zeedijk in Amsterdam zijn van een geheel ander kaliber dan de Chinese winkels hier. In Amsterdam kun je er Chinees porselein krijgen, en mooi beschilderde eetstokjes. De Chinezen komen er zelf. Hier in Spanje bedienen de Chinese winkels de Spanjaarden en een enkele Nederlandse immigrant die uit zijn op een koopje.

Zoals zo veel mensen in El Bierzo heb ik me vaak afgevraagd hoe al die Chinese bedrijfjes zich de grote winkelpanden, vaak gesitueerd in de beste winkelstraten van de stad, kunnen veroorloven. Natuurlijk, de arbeidskosten zijn laag. De meestal Chinese winkelbediendes werken er zo te zien de hele dag zonder pauze. De vraag is of ze wel het wettelijke minimumloon krijgen (dat overigens in Spanje slechts €641,40 euro bedraagt; het bewijs dat een laag minimumloon niet vanzelfsprekend leidt tot een hoge werkgelegenheid). Ook weten de Chinese winkels de beschikbare winkelruimte zeer efficiënt te gebruiken. De winkels puilen letterlijk uit van de spullen. Maar toch, waar halen ze de winst vandaan? Geruchten deden de ronde dat het om het witwassen van geld ging. En dat ze geen belastingen betaalden. En natuurlijk dat de arbeidswetgeving ontdoken werd.

En in elk geval dat van dat witwassen blijkt gewoon waar. Onlangs werd er een inval gedaan bij een bedrijf van de zeer rijke Chinese zakenman Gao Ping, bijgenaamd El Emperador. Hij verzorgde de aanvoer van de artikelen van een groot deel van de Chinese winkels. Er werden dozen vol bankbiljetten gevonden ter waarde van miljoenen euro’s. Er werd onthuld dat op nietsontziende wijze de schulden, waarschijnlijk van de Chinese winkeleigenaren, met bedreiging en geweld werden geïnd. De goedkope rotzooi werd illegaal ingevoerd. Het ene vuile zaakje na het andere. Natuurlijk waren er ook Spaanse bedrijven bij betrokken. Die konden tegen een flinke commissie hun zwarte geld witwassen bij het bedrijf.

Er blijven veel vragen over. Waarom kon deze bende zo lang ongestraft zijn gang gaan? En wat gebeurt er nu met al die goedkope winkels? Waren de winkels hier in Ponferrada ook verbonden met deze meedogenloze maffia? En wat gebeurt er met al die Chinese mensen die in de winkels werken? Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het meisje dat ik bij het afrekenen van de twee rollen plakband in mijn beste Mandarijn bedankte voor het wisselgeld: ‘xie xie’ (althans, ik deed mijn best). Haar vermoeide gezicht begon te stralen. Ze zei iets in het Mandarijn terug. Ik verstond het niet en zei de enige andere woorden die me van een reis naar China van jaren geleden zijn bijgebleven: ‘Zai Jian’. Tot ziens. ‘Zai Jian’, riep ze enthousiast terug, gevolgd door een welgemeend: ‘Y gracias’. Hoe zal het haar vergaan?



zaterdag 20 oktober 2012

Elkaar de schuld geven


Sinds oktober ben ik weer terug in El Bierzo. Het is er hier niet vrolijker op geworden. Als je iemand begroet met ¿Qué tal?’ (Hoe gaat het?) krijg je bijna nooit als antwoord: ‘¡Bien! ¿Y tú?’, maar steeds vaker iets als: ‘Aquí estamos’ of ‘Vamos tirando’, Spaanse varianten van ‘Ach, we leven nog.’ Daarna mondt het gesprek bijna onvermijdelijk uit in bespiegelingen over De Crisis. Een thema waarmee je al wordt doodgegooid in de media, maar dat nu ook bezit heeft genomen van conversaties op de straat en in het café. Zelfs hoorde ik bij een straatfeest in het centrum van Ponferrada een hoogwaardigheidsbekleder de band aankondigen met de weinig opbeurende woorden: ‘Het zijn moeilijke tijden, maar hopelijk zal deze muziek ons de crisis doen vergeten.’ De stemming kwam er daarna niet echt meer in.

Het pessimisme dat het land in de greep heeft, heeft ook zijn uitwerkingen op het koopgedrag. Ja, ook bij mij. Ik merk dat ik zuiniger aan wil doen. Geen korte vakantie naar de Canarische Eilanden, al zou dat best kunnen. Maar je kunt niet weten; misschien gaat het allemaal wel helemaal mis en hebben we binnenkort het geld hard nodig. En zo zijn er veel mensen. Dat zie je terug in het straatbeeld. Steeds meer winkels sluiten. De enige bedrijven die het goed lijken te doen zijn de winkels waar je iets kunt verkopen. ‘Compro Oro’, staat in de hele stad te lezen. ‘ Ik koop goud.’ Zulke winkels zijn er in Ponferrada bij tientallen en het worden er steeds meer. Met geblindeerde ramen, zodat mensen anoniem in de winkel hun gouden sieraden kunnen verkopen.

Het multipliereffect, zo leg ik mijn studenten vaak uit, maakt dat bezuinigingen maar moeizaam het begrotingstekort terug kunnen dringen. Ga ik niet op vakantie, dan gaat dat hotelletje op de Canarische eilanden minder. Koopt dat hotelletje weer minder linnengoed. Vallen er bij de linnengoedfabriek ontslagen. Zo bezuinig je een economie kapot. Pomp je geld in de economie, dan gaat het multipliereffect positief werken. Op vakantie! Hotelletje draait op volle toeren. Linnengoedfabriek doet goede zaken.

Maar waar haal je dat geld vandaan om de economie te stimuleren? Lenen bij de Duitsers, bijvoorbeeld. Die kunnen zelf immers goedkoop lenen. Maar die vertrouwen het zaakje niet. Merkel past op de centen. Zelfs krijgt zij van sommige Zuid-Europenanen de schuld van de hele crisis. Maar Merkel weet dat een flink deel van haar kiezers nu juist de Zuid-Europese regeringen de schuld geven. En volgend jaar komen er weer verkiezingen aan in Duitsland.

Ook anderen krijgen de schuld toegeschoven. De bankiers hebben het gedaan. Die hebben onverantwoord veel kredieten verstekt en ook toen het allemaal mis ging zichzelf rijkelijk beloond. Ze hadden veel beter gecontroleerd moeten worden. Door de politici, natuurlijk. Die krijgen ook de schuld. Maar ook zij willen de schuld doorschuiven. De PP geeft de schuld aan de PSOE en de PSOE aan de PP. De Catalaanse politici geven de schuld aan de Castilliaanse politici en willen zich afscheiden. Waarop de Spaanse regering de schuld geeft aan de Catalanen van de oplopende staatsrente omdat zij met hun onafhankelijkheidsstreven het vertrouwen in Spaanse staat ondermijnen. Ook tijdens deze crisis gedijt het nationalisme.

Dat de schuld aan anderen geven neemt soms enge trekjes aan. Ik ben wel eens bang dat iemand op straat naar me zal roepen: ‘¡Kijk! Een Duitser¡ ¡Die zijn de schuld van alles!’ (Gelukkig zie ik er niet uit als een bankier of een politicus) En wat moet ik dan zeggen? Scheveningen? Volgens de legende het voor de Duitsers onuitspreekbare wachtwoord van het Nederlandse verzet. De Spanjaarden zullen er geen boodschap aan hebben. Ook niet als ze snappen dat ik geen Duitser maar een Nederlander ben. Dit keer staat Nederland volledig aan de Duitse zijde. Ik zal zeggen: ‘Sorry. Ik snap er ook niets van. Ik ben een guiri (typische toerist). Ik ben onschuldig.’