Een aantal
jaren geleden, toen ik nog maar net op het punt stond te overwegen eventueel
ooit naar El Bierzo te verhuizen, kwam ik in een stadje niet ver van Ponferrada
vandaan een Nederlandse vrouw van mijn leeftijd tegen die de stap al veel
eerder gezet had en wel om dezelfde reden: de liefde. Aan haar vroeg ik hoe het
was om in Spanje te wonen. Over het algemeen was ze zeer gelukkig met haar
leven hier, vertelde ze. ‘Maar zijn er ook nadelen?’ drong ik aan. Even dacht
ze na en toen zei ze uit de grond van haar hart: ‘Ja, de manier waarop mijn
schoonouders zich onophoudelijk bemoeien met de opvoeding van onze kinderen!’
Ondanks de grimmige toon waarop ze sprak beschouwde ik haar woorden als een
aanmoediging. Immers, ik had toen al de leeftijd bereikt dat het krijgen van
kinderen niet echt het eerste was waar ik aan dacht. ‘Als dat alles is wat ze
aan nadelen kan noemen, nou, dan is het leven hier vast zo slecht nog niet,’
dacht ik bij mezelf.
En zo is het
ook. En inderdaad heb ik nu ook de indruk dat de Spaanse grootouders zich meer
mengen in de opvoeding van de kleinkinderen dan in Nederland gebruikelijk is.
Voor de rest zie ik bij het opvoeden vooral overeenkomsten, net zoals op zoveel
andere terreinen overigens. Als je het dagelijks leven in oogschouw neemt is de
Europese eenwording al bijna een feit. Om een voorbeeld te noemen: zowel in de
Nederlandse als in de Spaans steden spelen kinderen steeds minder buiten. In
mijn jeugd (nu gaat opa spreken) waren we na schooltijd bijna altijd op straat
met een bal in de weer: voetbal, bodje-tik (het gooien van een tennisbal tegen
het straatnaambord), ja, zelfs hele honkbalcompetities speelden we op straat,
waarbij de waterpaaltjes en rioolputten dienden als honken. Dat is in heel
Europa veranderd. Tegenwoordig gaan kinderen naar naschoolse activiteiten. Ook
hier in Ponferrada zie je ’s middags ouders gehaast hun kinderen heen en weer
rijden tussen de diverse sportclubs, academies, muziekscholen, buurthuizen,
privéleraren en spelotheken, dit alles om te voorkomen dat hun kroost hele
middagen lang alleen maar hangerig zitten te chatten en te gamen.
Ondanks deze
gemeenschappelijke ontwikkeling is er één opvallend verschil tussen Nederland
en Spanje wat betreft de opvoeding van de kinderen. Volgens mij slapen Spaanse
kinderen veel minder dan Nederlandse kinderen. Natuurlijk, de slaaptijden zijn
nauw verbonden met de eettijden en die zijn in Spanje nu eenmaal anders. Men
eet uitgebreid in de middag en de meestal lichtere avondmaaltijd wordt laat op de
avond genuttigd. De meeste Spaanse kinderen liggen niet voor tien of elf uur in
bed. In de zomer kan dat gemakkelijk uitlopen tot na middernacht, een tijdstip
dat Nederlandse kinderen hooguit halen op oudejaarsavond. Als ik bij mijn
vrienden in Amsterdam op visite ben, dan worden de jongste kinderen tegen
achten in bed gestopt, zodat wij ons ongestoord kunnen wijden aan eten, drinken
en goede of vaak ook best banale gesprekken. En dat verschil in nachtrust wordt
mijns inziens nauwelijks ingehaald tijdens de siesta. Als ik gelijk heb (ik heb
hier geen statistisch onderzoek naar gedaan) dan slapen Spaanse kinderen
gemiddeld zo’n twee uur minder. En dan nu de grote vraag. Slapen de kinderen in
Spanje te weinig, slapen de kinderen in Nederland te veel, of maakt het gewoon
niet zoveel uit hoeveel slaap kinderen krijgen? Ik laat het beantwoorden van
deze vraag graag over aan bevoegde wetenschappers, maar over algemeen lijken
zowel de Nederlandse en Spaanse kinderen die ik van nabij meemaak niet al te
veel te lijden onder een tekort of overdaad aan slaap. Ze maken een zeer
gelukkige indruk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten