Eén van de
problemen waar je als één van de weinige Nederlandse emigranten in El Bierzo
tegen aanloopt, is dat mensen er soms vanuit gaan dat alles wat ik doe, zeg of
vind typisch Nederlands is. Als ik, bijvoorbeeld, lopend naar een afspraak ga,
pakweg een half uurtje, regenachtig weer, dan zegt men bij mijn aankomst: ‘Wat
zijn jullie toch een sportief en actief volk.’ Alsof er niet vele Nederlanders
zijn die mij absoluut voor gek zouden verklaren. Soortgelijke situaties doen
zich voor bij discussies over politiek, economie of sociaal gedrag. Mijn mening
geldt als typisch Nederlands. Dat geldt zeker als het gesprek gaat over
eetgewoonten. Ik ben niet echt van de dikke. Nou ja, aan de magere kant, vinden
sommigen; ik zelf houd het op slank. Het is me al verscheidene keren overkomen
dat ik tijdens een gesprek probeerde het Nederlandse eetschema uit te leggen:
een stevig ontbijt, een lunch ergens tussen twaalf en één uur, en tegen een uur
of zeven een stevige warme hap. In El Bierzo lokt deze uitleg een meewarig
hoofdschudden op terwijl men met een blik op mijn buik zegt: ´Jullie
Nederlanders eten niet echt veel, èh’, waarna ik me genoodzaakt zie uit te
leggen dat we in Nederland meer dan voldoende eten, dat daar net als hier
overgewicht een groter probleem is dan ondergewicht en dat niet alle
Nederlanders zijn zoals ik.
De laatste
tijd komt het gesprek vaker op dit thema omdat er in Spanje stemmen opgaan om
de eettijden aan te passen aan de rest van Europa. Dat zou het einde kunnen
betekenen van de uitgebreide maaltijd tussen twee en vier, de avondmaaltijd na
tien uur ´s avonds en het ontbijt bestaande uit in de cafe con leche gedoopte koekjes. Als het aankomt op eetgewoonten,
ben ik behoorlijk flexibel. In Nederland, waar ik de gehele maand december was,
at ik met veel plezier een lichte lunch en ’s avonds de stamppot, terwijl ik
eenmaal in Spanje aangekomen zonder noemenswaardige problemen overschakelde op
het Spaanse ritme. De reis van Amsterdam naar Ponferrada van minimaal 13 uur
gaat sowieso gepaard met een zekere ontregeling van de diverse
lichaamsfuncties, hetgeen wellicht de overgang vergemakkelijkt. Maar goed, wat
zou voor Spanje beter zijn? Vasthouden aan het eigen ritme, of zich aanpassen
aan de rest van Europa?
Toen ik twee
jaar geleden een klusje deed voor een Berciaans bedrijfje waarbij ik naar
Duitse bedrijven moest bellen, bemerkte ik dat het verschil in dagschema voor
zakendoen weinig praktisch is. Ik moest ervoor zorgen dat ik ’s morgens mijn
telefoontjes gepleegd had. Tussen twaalf en één gaan de Duitsers lunchen en
tegen half twee gooien de Spanjaarden de boel dicht om pas weer open te gaan
tegen vijven, juist als de Duitsers zich opmaken om naar huis te gaan. En
natuurlijk is er ook de kwestie van de (vermaledijde) arbeidsproductiviteit.
Uitgebreid eten maakt slaperig. Een siësta kan dan nuttig zijn, maar daar komt
het vaak niet van, bijvoorbeeld als de reis tussen huis en werk te lang is.
Degenen die wel naar huis kunnen gaan, genereren weer meer woon-werkverkeer,
wat ook al niet bijdraagt aan de economische efficiency. Ook op de scholen
levert het Spaanse ritme problemen op, aangezien veel leerlingen hun
belangrijkste maaltijd van de dag op school geserveerd krijgen. Een
lunchpakketje is in Spanje taboe.
Ondanks al
deze praktische overwegingen ben ik geen voorstander van het veranderen van het
Spaanse eetsysteem. Ik ben bang voor de teloorgang van een eetcultuur waar ik
erg aan gehecht ben geraakt. Overal in Spanje heb je restaurantjes die ’s
middags een uitgebreid menu van goede kwaliteit aanbieden tegen zeer
schappelijke prijzen. De westerse wereld wordt steeds maar gelijkvormiger. In
heel Europa doen we hetzelfde; we kijken naar dezelfde soort tv-programma’s, we
dansen op dezelfde muziek; we eten pizza’s en hamburgers. Laat Spanje alsjeblieft
wat de eetgewoontes betreft anders blijven!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten