Ik geloof dat ik het voor het eerst merkte in november, toen we een weekend doorbrachten in de provincie Soria om wilde paddenstoelen te eten. Die aten we in alle vormen en maten: gestoofd, gebakken en gekookt, zowel in gespecialiseerde restaurants als in de kroegen waar de paddenstoelen als tapa geserveerd werden. In één van deze kroegen overkwam het me. Het was een zaterdag. Het zal niemand verbazen dat in het café op een televisietoestel een voetbalwedstrijd te zien was. We stonden met onze rode wijntjes in de hand te praten over de diverse gerechten die we al genuttigd hadden en die we nog zouden gaan nuttigen, toen mijn aandacht mijns ondanks naar het scherm werd getrokken. Het was één van die geweldig belangrijke wedstrijden die echt niemand wil missen: Getafe tegen Levante. En op dat moment zei ik tegen Ana: ‘Volgens mij vind ik voetbal niets meer aan.’
Natuurlijk
sloeg deze opmerking in als een bom en werd die even later gevierd met twee
glazen champagne en een tapa van gebakken oranjegroene melkzwammen. Wellicht kwam mijn bekentenis voort
uit een moment van zwakte, veroorzaakt door te veel tijd doorgebracht in
horecagelegenheden. Dat kan gebeuren als je in een hotelletje logeert: de
lunch, het diner, de koffie, de thee, de aperitiefjes, de digestiefjes,
uitrusten na een lange wandeling, voor al deze zaken moet je naar het café of
het restaurant waar bijna het gehele weekeinde op een scherm één of andere
voetbalwedstrijd vertoond wordt. Maar sinds Soria is mijn leven fundamenteel
veranderd. Ik bracht bijna de gehele maand december in Nederland door, maar ook
het Nederlandse clubvoetbal met al die mij onbekende spelers kon mij niet meer
boeien. Eenmaal terug in Ponferrada keek ik nog een paar keer in een bar naar
wedstrijden. Maar het ticky-tacky van Barcelona, de schoten van Cristiano
Ronaldo en het vechtvoetbal van Atlético maakten me alleen maar moe. En bovenal
ergerde ik me aan de rellerige drukdoenerij over arbitrale beslissingen, zowel
op het veld als in de bar zelf, waar de verbale agressie enge vormen
aan kan nemen.
Het is
duidelijk waarom er zoveel voetbal te zien is. De sport is peperduur. De
spelers en trainers verdienen miljoenen. Om zoveel mogelijk reclame-inkomsten te genereren zijn er nooit twee wedstrijden tegelijkertijd. Van vrijdagavond tot en met zondagmiddernacht kunnen we van wedstrijden uit de Primera División genieten. Als we mazzel hebben herhaalt dat zich weer op dinsdag, woensdag en
donderdag met de Champions League, de Copa del Rey of wat dan ook. Maar niet
alleen deze overdosis aan voetbal heeft mijn kijkplezier bedorven. Ook de vele berichten over spelers en hun managers die
belastingen ontduiken wekten mijn weerzin op. Het gemakkelijke geld van het
voetbal heeft een grote aantrekkingskracht op maffiose zakenlui, die het soms zelfs
tot president van een voetbalclub weten te schoppen.
Ik zal het
missen, het edele voetbalspel. In Amsterdam heb ik immers meer dan 25 jaar bij
een vriendenteam gespeeld.
Toen ik in Ponferrada kwam wonen, ben ik nog een tijd op zoek geweest naar een
soortgelijk team, maar dat heb ik nooit gevonden. Eén keer ben ik gaan kijken
bij een team waar een buurman in speelde. Na de eerste pass over de gehele
breedte van het veld was het voor mij duidelijk. Dit niveau is veel te hoog
voor mij. In Spanje wordt gewoon niet slecht gevoetbald.
Hé, maar wacht
eens. Dit kan natuurlijk niet. Als ik mijn interesse voor het voetbal verlies,
hoe moet dat dan zijn bij al die mensen die nog nooit in hun leven een bal met
de voet hebben beroerd? Stel je voor dat iedereen opeens zou vinden dat voetbal
slechts een spelletje is, dat het gaat om het meedoen en niet om het winnen,
dat voetbal niet is om naar te kijken maar om te spelen. Dat zou het einde
betekenen van een economische sector, waar nogal wat geld in omgaat. Er zou
hetzelfde gebeuren als op de huizenmarkt: de luchtbel spat uiteen. Dat kan ik
natuurlijk niet op mijn geweten hebben. Nee, mijn plicht als Europese burger is
om zoveel mogelijk wedstrijden te gaan zien. Ik zal ‘Hijo de puta’ roepen bij
arbitrale beslissingen. Ik zal ‘Die vent die heeft gelijk’ mompelen als één of
andere miljoenen verdienende speler of trainer de gebruikelijke onzin verkondigt
tijdens een interview. Ik zal in plaats van El País net als elke gezonde kerel El Marca
(de Spaanse Voetbal International) lezen bij de koffie in het café. Het zal zwaar zijn, maar het voorkomen van
een mondiale economische crisis is zoveel opofferingsgezindheid waard.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten