De laatste
tijd ben ik weer meerdere malen in het ziekenhuis van Ponferrada op ziekenbezoek
geweest , een enkele keer als acompañante zoals het hier heet. Het is de
gewoonte dat een familielid (of vriend) als begeleider naast het ziekenbed zit.
Dat kan gerust de gehele dag; vaak blijven de acompañantes ook slapen op één
van de stoelen die kan worden uitgeschoven tot een ongemakkelijke slaapstoel. Daarnaast
is er nog het gewone bezoek, dat op elk uur van de dag kan komen. Vooral in de
middag is het ronduit druk op de kamers. Gelukkig liggen er niet meer dan twee
zieken op een kamer. Eén van onze familieleden lag op de kamer met een vrouw
uit een dorp tegen Galicië aan. ’s Middags kwamen de dorpsgenoten, soms wel met
z’n vijven tegelijk, op bezoek. En dan ging het luidruchtige gesprek over de aardappeloogst
van dit jaar, over hoe het ervoor staat met de berza (de belangrijkste groente
voor de Galicische soep Caldo Gallego), over wanneer de wanneer de kersen rijp
zijn en andere agrarische wetenswaardigheden. De oudere dorpelingen uit El
Bierzo zijn zeer nauw verbonden met de grond, het weer en de natuur. Op een
gegeven moment keek één van de dorpelingen ons bezorgd aan wat mij deed denken dat
hij zijn excuses ging aanbieden voor het luidruchtige gesprek. ‘Sorry dat we
Galicisch spreken; jullie verstaan natuurlijk helemaal niet wat we zeggen.’
‘Wel een beetje, hoor’, zo stelden we hem gerust.
Ik heb me
tijdens deze bezoeken vaak afgevraagd wat het personeel van al deze bezoekers
en acompañantes vindt. Zij hebben het ronduit druk. Dat wordt er door de
bezuinigingen op de gezondheidszorg niet beter op. Aan de ene kant vormen de
acompañantes een uitkomst. Ze helpen de zieken bij het eten, halen water,
helpen de patiënt naar en van het toilet. Maar als ik er werkte zou ik al die
mensen toch beschouwen als een enorme sta-in-de-weg. Elke keer als ze een
patiënt moeten verschonen of behandelen, moeten ze de bezoekers verzoeken alsjeblieft
naar buiten te gaan. Op de gang ontstaan dan informele bijeenkomsten van
familieleden en vrienden van diverse patiënten die elkaar gedetailleerd op de
hoogte houden van het verloop van de meest akelige ziektes en behandelingen.
Het medische personeel moet met de karretjes met eten of medicijnen zigzag om
deze mensen heen. Dat doen ze zonder enig klagen; ze zijn het gewend en, zoals
gezegd, wie weet zien ze de bezoekers als een hulp en niet als een last. Al
verscheidene malen heb ik mijn Ana gezegd: ‘Als ik ooit hier in het ziekenhuis
terecht kom, dan wil ik niet dat er rond mijn bed allemaal familieleden en
bekenden zich de hele dag rot staan te vervelen. Bezoekuur tussen 5 en 7, en
verder niet.’ ‘Si amor’, antwoordde ze, dus dat zal wel goed zitten.
Op een ochtend
kwam er in een wit ziekenhuisuniform geklede heer de kamer in die ongepast
vrolijk de beide patiënten begon op te monteren. ‘¡Goede morgen! ¡Je ziet er al
wat beter uit!’ Dat was helemaal niet waar en bovendien klopte hij ongevraagd
de patiënt op de wang. Daarna ging hij naar het andere bed waar hij op dezelfde
toon verder ging: ‘¡Ha, gisteren heeft Real Madrid de Cup gewonnen!’ ‘Ik ben
voor Atletico’, mopperde de patient. Toen de man de kamer had verlaten vroeg ik:
‘¿Wie was die hyperactieve dokter?’ De aanwezigen begonnen te lachen. ‘De
priester,’ legden ze uit, ‘die werkt hier in het ziekenhuis, sterker nog, er
werken er hier wel een stuk of drie.’ ‘¿Maar dit is toch een openbaar ziekenhuis?’
vroeg ik vol ongeloof.
Eén van de
avonden dat we daar in een gemeenschappelijke ruimte zaten te eten, kwam er een
verpleegster naar ons toe met een petitie om te ondertekenen. Deze zomer wil men
een afdeling sluiten met 36 bedden. Het zou gaan om een tijdelijke maatregel,
maar dat zeiden ze een vorige keer ook, en die afdeling is nooit meer geopend,
zo vertelde ze ons. En bovendien is het helemaal niet zo dat het in de zomer
minder druk is. Zeker niet op de afdeling die ze willen sluiten. We verklaarden
ons solidair en ondertekenden zonder enige bedenking de petitie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten