maandag 26 november 2018

Een dagje naar de mijnen

Het is zondag 18 november. De herfst heeft de bomen op de hellingen rood, geel en bruin gekleurd. In de verte ligt er een lichte mistwaas om de toppen van Los Ancares, de bergrug aan de noordwestkant van El Bierzo. Het dorp Fabero strekt zich beneden ons uit. Veel eendere daken van de mijnwerkerswoningen. Dan worden we geroepen. De rondleiding gaat beginnen.

Onze gids Paula heet ons welkom. Ze is afkomstig van één van de mijnwerkersfamilies hier in Fabero. Zoals zo veel andere jongeren is ze naar de stad getrokken om te studeren. Nu is ze tijdelijk terug om te werken als gids in El Pozo Julia, de diepe mijnschacht die zo lang werk en inkomen aan het dorp heeft verschaft, maar die al jaren dicht is. Nu wordt de plek, gelegen aan de rand van het dorp, gebruikt als museum.

Ze vertelt ons wat we al hadden gelezen in de lokale media. Afgelopen vrijdag was een speciale dag voor El Bierzo, toen voor de allerlaatste keer mijnwerkers afdaalden in een mijnschacht. Daarmee is er een definitief einde gekomen aan deze activiteit, die de afgelopen honderd jaar zo belangrijk is geweest voor de regio. Nog in de jaren vijftig werd Ponferrada La Ciudad del Dólar, dollarstad, genoemd. Het geld stroomde rijkelijk, blijkbaar, en werd onder andere gebruikt voor de modernisering van de stad. In veel dorpen waren zo goed als alle families afhankelijk van de steenkool. Maar niets is voor eeuwig. De klad kwam er in. Steenkool, zelfs het rijke antraciet, zit er nog volop in de grond, maar het is te duur om dit zonder subsidies te winnen. Langzamerhand is de mijnbouw uit de regio verdwenen.

Paula laat ons zien waar de mijnwerkers hun kleren ophingen, waar ze hun lampen ophaalden en waar ze zich schoonspoelden. De klassenverschillen treden aan het licht: primitieve douches voor de mijnwerkers en de ligbaden voor het management . Uiteindelijk gaan we een model van een mijn in. De echte mijn is te gevaarlijk om in af te dalen. We krijgen een indruk over hoe het moet zijn geweest om daar te werken, ook door de video’s die vertoond worden. Mensen die bijna zonder bescherming in het donker in steen staan te hakken. In de zeer lage nissen naast de hoofdschacht deden ze dat liggend op de grond. Bijzonder onaantrekkelijk werk. Zelfs als de mijnen nog rendabel waren, zou het werk door robots gedaan moeten worden. Ik besef dat dat voor een aantal van mijn adolescente leerlingen de ideale baan zijn: de gehele dag voor een beeldscherm met een joystick een superhero aansturen die steenkool uit de muur hakt. Beter dan aliens en monsters neerknallen, wat ze gewoonlijk doen.

Na afloop van de rondleiding gaan we naar het restaurant Casa Dolores in het naast Fabero gelegen dorp Lillo. Tijdens het eten hebben Ana en ik het over hoe de werkgelegenheid van El Bierzo weer gestimuleerd zou kunnen worden. Ana vertelt over een project dat wellicht binnenkort gepresenteerd wordt: de reconstructie van de treinverbinding tussen Ponferrada en Villablino door de Sil-vallei, waar veel mijnwerkersdorpen liggen. Dat zou een interessant toeristisch pakket kunnen opleveren, met een combinatie van industrieel erfgoed en natuurschoon. Juist hier aan de noordkant van El Bierzo waren in de bergen beren en wolven rond.

Maar er moet meer gebeuren. Veel van de subsidies die aan de regio zijn verstrekt om alternatieve werkgelegenheid te creëren zijn niet altijd goed besteed. Zo beschikken veel dorpen nu over uitgebreide sportfaciliteiten, zonder dat er veel kinderen zijn die daar gebruik van maken. Bedrijven zijn gekomen en gegaan. Ik hang de leraar economie uit en beweer: ‘Je kunt bedrijven niet alleen op basis van subsidies naar een regio lokken; dat schept financiële afhankelijkheid van gemakkelijke geldstromen en het trekt bedrijven aan die net zo gemakkelijk weer naar elders verhuizen.’

Ik vertel over Zuid-Limburg waar al in de jaren zeventig de mijnen dicht gingen, hetgeen de nodige sociale problemen opleverde. Maar met de overplaatsing van onder andere een deel van de belastingdienst naar Limburg werd er in elk geval iets van werkgelegenheid gecreëerd. We zijn het erover eens dat het geen gek idee zou zijn. Het hoofdkantoor van de Spaanse belastingdienst in El Bierzo, stel je voor wat een stimulans voor de lokale economie dat zou zijn. Dan kunnen al die ambtenaren hier huizen kopen, hun kinderen naar naschoolse activiteiten sturen, de toeristische attracties bezoeken en eten in de lokale restaurants zoals hier in Casa Dolores. We onderbreken ons gesprek omdat de serveerster aankomt met onze eerste gang: alubias con almejas oftewel witte bonen met schelpjes. Lekker!

(foto's: Ana Fernández Marqués)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten