Ergens was het verstandig dat ik me nooit echt gewijd heb aan een serieuze duursport. Zo had ik altijd wat achter de hand als ik bekritiseerd werd: ‘Ja, dat was misschien wel een beslissende fout van mij toen ik die bal verloor op het middenveld, maar als ik ooit was gaan trainen voor de marathon, nou dan had ik op de Olympische Spelen vast ……’ of ‘Tja, het is nooit wat geworden met mijn maatschappelijke carrière, maar weet je, als ik serieus was gaan hardlopen ….’ Soms deed ik nog wel eens mee met een halve marathon. Die van Haarlem zelfs twee keer. Zonder prestatiedrang. Maar eigenlijk speelde ik veel liever voetbal, al was het in de laagste klasse (en na ons kampioenschap in de één na laatste klasse), met fijne teamgenoten om na afloop van de wedstrijd onder het genot van wat biertjes het wedstrijdverloop te analyseren. Over hardlopen, laten we wel zijn, ben je zo uitgepraat.
Toen ik naar El Bierzo emigreerde, was het juist het voetbal bij TABA dat ik misschien wel het meest miste. Maar hier lonkten de bergen. Dat was andere hobby van me; tijdens mijn vakanties was ik immers een enthousiast organisator van bergwandelingen in de Pyreneeën. Die waren soms best pittig. ‘Boek en Vloek,’ verzon één van mijn vrienden als slogan voor mijn imaginaire reisbureau Corazón Viajes. Hier in Ponferrada kwam ik mijn Engelse collega Simon tegen, die ook verzot was op bergsport. Het trailrunnen, vooral. Toen ik met hem voor het eerst El Pajariel oprende, noemde hij me ‘a natural born climber’. Daar was ik niet weinig trots op. Ik begon zelfs te overwegen om mijn Spaanstalige blog, opiniones de un guiri (meningen van een typische toerist), om te dopen in opiniones de un escalador nato. Ik zag daarvan af toen Simon tijdens het dalen van een steile helling opmerkte dat ik daarbij een beetje op Bambi leek, waarschijnlijk denkend aan de scene waarin het hertje op trillende pootjes zijn eerste stapjes zet. Even spookte als naam voor mijn blog Opiniones de un Bambi door mijn hoofd.
Simon haalde me over me in te schrijven voor diverse omlopen die hier in de dorpen worden gehouden. Een nieuwe wereld ging voor me open. ’s Morgens vroeg aan de start met baardige mannen en stevige vrouwen; na afloop sopa de ajo (knoflooksoep) of een grote pan dorpspaella. Het bleek trouwens best wel mee te vallen met dat talent van mij. Bij de race El Pajariel Vertical werd ik één na laatste (met gelukkig Simon zelf als laatste). Bij de wedloop van Villafranca naar Dragonte van 2014 werd ik 146e geloof ik, terwijl het continue stijgende parcours mij op het lijf geschreven zou moeten zijn. Net zo’n soort classificatie behaalde ik op de Tebaida in de Montes Aquilianes, ronduit de mooiste en zwaarste omloop die ik ooit heb gedaan. En daarna begon mijn knie pijn te doen. Een lopersknie, las ik op internet dat zoiets heet, een naam die me op een één of andere manier met trots vervulde. Op mijn leeftijd heb je niet veel nodig.
Na het herstel van de blessure merkte ik dat ik maar moeizaam op gang kwam. Vooral het stijgen ging langzaam en met veel gehijg gepaard. Op aandringen van de WhatsApp-groep Old men running schreef ik me dit najaar in voor de 10km van Ponferrada. Tien kilometer vlak, maar ik moest daar echt serieus voor trainen. En zo won ik voor de eerste keer van mijn leven met hardrennen een medaille. Nee, niet omdat ik zo fit was. Het was twee weken na mijn 60e verjaardag. In de 60+ categorie waren er maar vier deelnemers; geen idee wie die sukkel was die als vierde na mij eindigde.
De volgende test wordt de wedloop van Villafranca naar Dragonte, eind november. De vorige keer werd ik 146e. Maar ik heb me ervan vergewist dat er een 60+categorie is. Misschien win ik wel een chorizoworst, want vaak leveren lokale bedrijven de prijzen. Eindelijk gaat mijn talent wat opleveren.
De start van de wedloop La Tebaida vanuit Pe ñalba de Santiago in 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten