maandag 31 maart 2014

Spaans, een wereldtaal



Op de lijstjes van meest gesproken talen ter wereld wordt de eerste plaats onbetwist ingenomen door het Mandarijn. De heftige strijd om het zilver en brons gaat tussen het Spaans en het Engels, waarbij het Spaans met een opmars bezig is, vooral in één van de bastions van het Engels: de VS. Veel Spanjaarden zullen halsreikend uitkijken naar het  moment dat het Spaans het Engels zal vervangen als meest gebruikte taal op het internet en in de diplomatieke wereld. Kunnen ze eindelijk eens ophouden met die lessen bij al die taalacademies en privédocenten. Sterker nog, als het Spaans het Engels van de troon stoot als belangrijkste internationale taal kan dat zeer gunstige gevolgen hebben voor de Spaanse economie. Spanjaarden zouden overal in de wereld aan de slag kunnen gaan als docent, de Spaanse uitgeverijen zouden hun oplages aan leerboeken aanzienlijk zien stijgen en vanuit de hele wereld zouden nog meer mensen naar Spanje komen om de taal perfect te leren spreken.

Maar is het Spaans ook geschikt om te fungeren als internationale taal? Natuurlijk. Zeker vergeleken met het Engels. Het grote nadeel van het Engels is de spelling. Het is een bekend rijtje: to, two en too. Je zegt hetzelfde, maar toch schrijf je het verschillend. En dan deze drie: tough, though, through. Met geen mogelijkheid is te zeggen hoe je de lettercombinatie ough uit moet spreken. De soms bijna absurde spelling vormt een zinloze barrière voor hetgeen waarvoor de geschreven taal bedoeld is: het uitwisselen van ideeën en gevoelens.

En het Spaans dan? De spelling van het Spaans is volkomen logisch, tenminste, als je de regels eenmaal hebt aanvaard. Die regels zelf zijn natuurlijk nergens op gebaseerd. Zoals deze: als het woord eindigt met een ‘s’, een ‘n’ of een klinker, dan valt het accent op de een-na-laatste lettergreep; in de andere gevallen valt het accent op de laatste lettergreep. Maar, beste Engelstaligen, het is in elk geval een regel waar men zich aan houdt. En als er van wordt afgeweken, nou, dan geven ze met een streepje aan waar het accent dan wel dient te vallen: ¿está claro? Zoiets als het nationale dictee zou in Spanje onmogelijk zijn. Veel te veel mensen zouden nul fouten hebben, tenminste, als de voorlezer duidelijk articuleert. Lees ik de tekst voor, dan zouden zich kleine onduidelijkheidjes voor kunnen doen. (¿Qué? ¿Doce? ¿Dos?).

De spelling van het Spaans wordt bewaakt door de Real Academia Española. Bij de laatste taalhervorming werd onder andere de naam van het land Qatar veranderd in Catar. De regel is nu eenmaal dat een k-klank wordt weergegeven met een ‘c’, behalve als de daaropvolgende letter een ‘e’ of een ‘i’ is, dan wordt de k-klank weergegeven met de combinatie ‘qu’, zoals in het woord queso. Logisch toch? De verandering van Qatar in Catar bracht,  zoals zo vaak bij taalhervormingen,  een storm van kritiek teweeg. Zelfs de door mij zo gewaardeerde schrijver Javier Marías sprak er schande van. Maar dit keer was ik het niet met hem eens. Spelling moet volgens de regels zijn. Niet de ene keer zus en dan weer zo, want anders creëer je spellingsmonsters zoals het Engels of het Nederlands.

Heeft het Spaans dan geen nadelen? Natuurlijk wel. Al die tildes maken het snel typen van een Spaanse tekst lastig, zeker op een computer of een mobiele telefoon.  En verder zijn er wat kleine dingetjes. Waar ze bijvoorbeeld eens mee op zouden moeten houden is van wijn zeggen dat die 14 graden is. De eerste keer dat iemand dat zei was ik echt verbaasd. Hoe weten ze zo precies de temperatuur? Maar nu zeg ik net als de Spanjaarden graden als ik het heb over het alcoholpercentage. Dat is gewoon even wennen.

En het Spaans heeft vaak meer woorden nodig dan het Engels. De taal lijkt bombastischer. Daarom heb ik een voorstel voor de komende taalhervorming. Normaalgesproken worden handelingen die dagelijks worden uitgevoerd weergegeven met korte werkwoorden: eten, drinken en slapen. Dus, beste dames en heren van de Real Academia Española, waarom verzinnen jullie niet een mooi kort werkwoord voor zoiets eenvoudigs als jaknikken? Nu heet dat: mover con la cabeza afirmativamente (het hoofd bevestigend bewegen). Omdat deze handeling zo vaak wordt uitgevoerd, pakken Spaanse teksten langer uit dan Engelse of Nederlandse teksten met een gelijke strekking. Ik ben ervan overtuigd dat alle mensen die geregeld vanuit of naar het Spaans vertalen bij het lezen van deze Brief uit El Bierzo instemmend hun hoofd op een bevestigende manier heen-en-weer bewegen.

zaterdag 22 maart 2014

Lekker lurken

Wat het leven van de Nederlandse guiri (scheldnaam voor de typische toerist) in El Bierzo veraangenaamt is dat bijna alle verse levensmiddelen hier van betere kwaliteit zijn. Goed, sommige lekkernijen zijn niet te krijgen, zoals haring, zuurkool en boerenkool, en daar eet ik me tijdens mijn bezoeken aan Nederland dan ook volkomen ongans aan. Maar neem bijvoorbeeld vis en andere zeedieren. Elke supermarkt hier in Ponferrada heeft een visafdeling met een variëteit die je in Amsterdam alleen bij de speciaalzaken of hoogstens op de Albert Cuyp markt aantreft. Hetzelfde geldt voor het vlees en de vleeswaren. Menig Nederlandse slager zou jaloers zijn op het assortiment van een simpele buurtsuper als El Árbol. Ook de groenten en het fruit zijn van betere kwaliteit, althans, over het algemeen. Dat kwaliteitsverschil komt misschien door het betere klimaat, of doordat er in Spanje voldoende ruimte is om op een extensieve manier veeteelt te bedrijven. Maar volgens mij komt het vooral doordat veel Spaanse consumenten enorm kwaliteitbewust zijn. Van zoiets simpels als bijvoorbeeld kikkererwten of witte bonen willen zij weten uit welke streek ze komen en welke variëteit het betreft. Van vlees en vis willen zij weten waar en hoe het gekweekt of gevangen is of zelfs, zoals bij de beroemde jamón iberico, wat het beest gegeten heeft.

Is er dan echt niets dat beter is in Nederland? Veel Spanjaarden zullen denken dat ik dan kaas zal noemen. Maar nee. Ik vind de Spaanse kazen lekkerder en gevarieerder dan de ietwat saaie Nederlandse Gouda- en Edammerkazen. Vroeger kon ik tijdens mijn vakanties in Spanje nog wel eens hartstochtelijk verlangen naar een lekkere bruine volkorenboterham. In Spanje was over het algemeen alleen wit stokbrood voorhanden, dat op zich wel verser en van betere kwaliteit was dan het Nederlandse wittebrood. Maar tegenwoordig kan ik desgewenst bij de bakker volkorenspitz of brood met krenten en noten krijgen. ‘Maar onze melk is toch zeker wel beter?’ zullen sommige Nederlandse lezers zich nu vertwijfeld afvragen. De meeste Spanjaarden drinken alleen gekookte melk, het liefst met koekjes erin gedoopt. Zij gebruiken daarvoor gesteriliseerde melk. Die is zo gesteriliseerd dat je de melk niet eens in de koelkast hoeft te zetten. Maar je drinkt niet voor je plezier een glas eeuwig houdbare melk. Ook dat verandert. Tegenwoordig kun je in de koeling van de supermarkten nu ook de gepasteuriseerde melk kopen, net nu ik het drinken van melk bijna ontwend ben.

Er is eigenlijk maar één levensmiddel dat in Nederland echt beter is dan in Spanje. Het is het kraanwater. Aan het kraanwater zit een smaakje. Een chloorsmaakje. Als het net uit de kraan komt, is het water troebel. Als mensen kraanwater bij het eten serveren, dan zorgen ze ervoor dat het water al ver van tevoren in een kan is ingeschonken, zodat de troebelheid kan bezinken. Sterk gekoeld is de vieze smaak minder merkbaar. Soms gooien we stukjes citroen in het water, om de smaak maar te verhullen. Sommigen rijden naar de bronnen die hier vlakbij in de bergen voorhanden zijn en sjouwen grote plastic flessen vol bronwater naar de auto. De meeste mensen kopen flessen bronwater in de supermarkt.

Eigenlijk is er geen reden voor de slechte kwaliteit van het drinkwater in Ponferrada. Het water uit de rivier de Sil wordt hier opgevangen in een enorm stuwmeer en dat wordt gebruikt voor het kraanwater. Het oppervlaktewater kan hier niet van slechtere kwaliteit zijn dan het Rijnwater in Nederland, dat zo’n lange weg heeft afgelegd langs één van de dichtstbevolkte en meest geïndustrialiseerde gebieden van Europa. Met een kleine investering moet het mogelijk zijn kraanwater van prima kwaliteit te leveren. De voordelen zijn groot. Als alle inwoners van Ponferrada de door de specialisten aangeraden twee liter water per dag uit plastic flessen drinken, dan levert dat een afvalberg op van: 68.000 inwoners x 2 flessen x 365 dagen = 49.640.000 flessen per jaar. Best veel. Beter kraanwater kan dus een flinke berg afval voorkomen, hoewel gezegd moet worden dat ook in Nederland sommige mensen de plastic flesjes prefereren boven het kraanwater. Maar ik niet hoor. Ik kijk nu al uit naar mijn volgende reis naar Nederland. Lekker lurken uit de kraan.


dinsdag 4 maart 2014

Verborgen gezichten


Ja, ook ik doe mee aan de tendens om in sociale media overal maar mijn gezicht te tonen. Ik zit (met foto) op Google+, mijn curriculum staat op Linkedin, ik heb een Twitter-account (hoewel nauwelijks actief), op Facebook deel ik foto’s, filmpjes en slechte grappen, en natuurlijk zijn mijn spannende avonturen als Nederlandse immigrant in El Bierzo in dit blog te lezen. Kortom, ik heb me hier in El Bierzo niet bepaald verstopt. Een deel van mijn persoonlijke leven is publiek.

Op de Spaanse tv zijn steeds vaker de persoonlijke details van jan en alleman te zien. Ook hier kennen ze een overdaad aan reality shows, sommige met dank aan de creatieve sector van de Nederlandse commerciële televisie. Big Brother (Gran Hermano) was hier een grote hit. Sinds een jaar hebben ze op de TVE 1 van de publieke omroep mijn favoriete soap serie, Amor en tiempos revueltos, vervangen door een onwelriekend programma geheten Entre Todos, zoiets als Met z’n Allen. In dit programma vragen mensen met grote economische, fysieke of psychische problemen financiële steun aan de kijkers, die op die manier aan heel Spanje hun belangeloze generositeit kunnen tonen. Ik voorspel voor dit programma een minstens even mooie toekomst als exportartikel als Big Brother.

Ook de nieuwsbulletins van de publieke en commerciële Spaanse zenders tonen vaak een opvallend gebrek aan respect voor privacy. Zonder enige terughoudendheid worden de namen van verdachten van misdaden bekendgemaakt en hun gezichten getoond. Niks geen Mohammed B. of Volkert van der G. Een triest dieptepunt was dat een man die verdacht werd van het vermoorden van zijn twee kinderen, met de politie en een rechter ter plekke een reconstructie moest maken van de laatste middag die hij naar eigen zeggen met zijn twee kinderen had doorgebracht in een speeltuin. Het werd allemaal gretig in beeld gebracht, zonder enig gevoel voor de treurigheid van de gehele situatie.

Aan de andere kant zijn er gezichten die nooit vertoond worden op de Spaanse televisie. Allereerst zijn dat de gezichten van de politieagenten of andere personen die betrokken zijn bij het handhaven van de orde. Dit zal een gevolg zijn van de jarenlange angst voor de ETA. Maar ook de gezichten van kinderen worden op het Spaanse journaal vrijwel nooit herkenbaaar in beeld gebracht. Net als die van de leden van de veiligheidsdiensten worden hun gezichten opzettelijk vaag gemaakt. Het zal uit angst zijn voor manipulatie van de beelden door pedofielen dat de kinderen op de nieuwsbulletins deze digitale boerka’s dragen.

Degenen die het minst hun gezichten tonen op de televisie zijn toch wel de heren en dames politici. Letterlijk gesproken zien we ze veel, natuurlijk: hun lachende gezichten bij conferenties, hun quasiboze gezichten als ze proberen de andere partij de schuld van alle problemen te geven en, steeds vaker, hun gezichten achter een zonnebril als ze als verdachte van corruptie een gerechtsgebouw betreden of verlaten. Maar hun ware gezicht tonen ze niet. De publieke omroep in Spanje is strak in handen van de regerende partij. Dat is waarschijnlijk de reden dat mijn favoriete soapserie van de publieke zender verwijderd is (maar wel te zien bij een commerciële zender); te links bevonden door de regerende Partido Popular. Sowieso is er in Spanje veel minder sprake van een televisiecultuur waarbij aan de politici directe, onverwachte vragen worden gesteld. Je ziet de politici nooit peentjes zweten, zoals je dat in sommige Nederlandse actualiteiten- en praatprogramma’s soms het geval is. Als er een persoonlijk interview wordt uitgezonden, met Rajoy bijvoorbeeld, is duidelijk te merken dat de vragen van tevoren zijn ingezien en dat er overleg is geweest over de thema’s. .

Eén van de allerschandelijkste voorbeelden van kritiekloze journalistiek zag ik eind februari in het programma Informe Semanal van de publieke omroep. Het ging over een partijcongres van de Partido Popular als voorbereiding voor de komende Europese verkiezingen. De leiders van de Partido Popular konden ongebreideld hun zegje doen, wat op zich natuurlijk niet erg is. Maar het ontbrak volkomen aan kritische vragen. Vele (nationale) thema’s kwamen aan de orde, maar het woord ‘corruptie’ werd zelfs niet genoemd. Op zich een knappe prestatie. Het zag er allemaal uit als een propagandafilmpje van een politieke partij, maar dan gefinancierd met belastingcenten. Een grove vorm van corruptie, mijns inziens, waarvoor de verantwoordelijke politici door een kritische journalist aan de kaak zouden moeten worden gesteld. Maar de Spaanse politici zouden in een dergelijk programma nooit hun gezicht laten zien.

Kijk HIER voor het item van Informe Semanal (helaas niet ondertiteld)


Cristóbal Montoro, de Spaanse Minister van Financiën