Wat het leven
van de Nederlandse guiri (scheldnaam
voor de typische toerist) in El Bierzo veraangenaamt is dat bijna alle verse
levensmiddelen hier van betere kwaliteit zijn. Goed, sommige lekkernijen zijn
niet te krijgen, zoals haring, zuurkool en boerenkool, en daar eet ik me
tijdens mijn bezoeken aan Nederland dan ook volkomen ongans aan. Maar neem
bijvoorbeeld vis en andere zeedieren. Elke supermarkt hier in Ponferrada heeft
een visafdeling met een variëteit die je in Amsterdam alleen bij de speciaalzaken
of hoogstens op de Albert Cuyp markt aantreft. Hetzelfde geldt voor het vlees
en de vleeswaren. Menig Nederlandse slager zou jaloers zijn op het assortiment
van een simpele buurtsuper als El Árbol. Ook de groenten en het fruit zijn van
betere kwaliteit, althans, over het algemeen. Dat kwaliteitsverschil komt
misschien door het betere klimaat, of doordat er in Spanje voldoende ruimte is
om op een extensieve manier veeteelt te bedrijven. Maar volgens mij komt het
vooral doordat veel Spaanse consumenten enorm kwaliteitbewust zijn. Van zoiets
simpels als bijvoorbeeld kikkererwten of witte bonen willen zij weten uit welke
streek ze komen en welke variëteit het betreft. Van vlees en vis willen zij
weten waar en hoe het gekweekt of gevangen is of zelfs, zoals bij de beroemde jamón iberico, wat het beest gegeten
heeft.
Is er dan echt
niets dat beter is in Nederland? Veel Spanjaarden zullen denken dat ik dan kaas
zal noemen. Maar nee. Ik vind de Spaanse kazen lekkerder en gevarieerder dan de
ietwat saaie Nederlandse Gouda- en Edammerkazen. Vroeger kon ik tijdens mijn
vakanties in Spanje nog wel eens hartstochtelijk verlangen naar een lekkere
bruine volkorenboterham. In Spanje was over het algemeen alleen wit stokbrood
voorhanden, dat op zich wel verser en van betere kwaliteit was dan het
Nederlandse wittebrood. Maar tegenwoordig kan ik desgewenst bij de bakker
volkorenspitz of brood met krenten en noten krijgen. ‘Maar onze melk is toch
zeker wel beter?’ zullen sommige Nederlandse lezers zich nu vertwijfeld
afvragen. De meeste Spanjaarden drinken alleen gekookte melk, het liefst met
koekjes erin gedoopt. Zij gebruiken daarvoor gesteriliseerde melk. Die is zo
gesteriliseerd dat je de melk niet eens in de koelkast hoeft te zetten. Maar je
drinkt niet voor je plezier een glas eeuwig houdbare melk. Ook dat verandert.
Tegenwoordig kun je in de koeling van de supermarkten nu ook de
gepasteuriseerde melk kopen, net nu ik het drinken van melk bijna ontwend ben.
Er is
eigenlijk maar één levensmiddel dat in Nederland echt beter is dan in Spanje.
Het is het kraanwater. Aan het kraanwater zit een smaakje. Een chloorsmaakje.
Als het net uit de kraan komt, is het water troebel. Als mensen kraanwater bij
het eten serveren, dan zorgen ze ervoor dat het water al ver van tevoren in een
kan is ingeschonken, zodat de troebelheid kan bezinken. Sterk gekoeld is de
vieze smaak minder merkbaar. Soms gooien we stukjes citroen in het water, om de
smaak maar te verhullen. Sommigen rijden naar de bronnen die hier vlakbij in de
bergen voorhanden zijn en sjouwen grote plastic flessen vol bronwater naar de
auto. De meeste mensen kopen flessen bronwater in de supermarkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten