Toen ik nog bij mijn ouders thuis in de Jacob van Arteveldestraat in Amsterdam-West woonde, hadden we op een gegeven moment een schaakcomputer in huis. Mijn vader zette zich met de witte stukken voor het apparaat en opende met een zet die hij ons altijd ontraden had. Verbaasd keek ik hem aan. ‘Met zo’n onverwachte zet maak je de computer in de war,´ verklaarde hij. Ik kon daar niet over uit. ‘Computers raken niet in de war; mensen raken in de war,’ betoogde ik. Met een trotse glimlach won mijn vader vervolgens op overtuigende wijze de partij, wat ik weet aan het lage niveau van het programma dat slechts twee zetten diep dacht.
Maar nu ik ouder word, ga ik toch steeds meer op mijn vader lijken. Ook ik probeer de rekenkracht van een machine te verslaan met onverwachte zetten. Het gaat om de algoritmes van Facebook, waarvan ik vorige week het heuglijke bericht ontving dat ik al tien jaar bij de club was. Om dat te vieren hadden ze een ongelooflijk lelijk filmpje gemaakt met kinderlijke kleuren en een soort lego-figuurtjes die zich tussen enkele van de door mij in de loop van die tien jaar geplaatste foto’s voortbewogen. Nee, ik heb het filmpje niet gedeeld, maar wel nagedacht over het medium en mijn lidmaatschap heroverwogen. Want Facebook ligt onder vuur. Via de hogere wiskunde worden je voorkeuren geanalyseerd en aan de hand daarvan selecteert Facebook de berichten die je te zien krijgt, zodat je altijd bevestigd wordt in je opinies en vooroordelen. Radicalisering ligt op de loer.
Aanvankelijk deed ik daaraan mee. Mensen die mij al te onwelgevallige berichten deelden, ontvriendde ik terstond. Daarna heb ik een tijdje geprobeerd al te onjuiste berichten en nepnieuws te corrigeren. Een Spaanse Facebookvriend die het bericht deelde dat Moslims de viering van de Paasweek (la Semana Santa) op Nederlandse scholen onmogelijk maakten, legde ik uit dat in Nederland de Paasweek sowieso nauwelijks gevierd wordt en al helemaal niet op openbare scholen. Een andere vriend, die een vreemde scheldkanonnade deelde die geschreven zou zijn door Arturo Perez-Reverte, wees ik er fijntjes op dat het stukje niet bepaald in de stijl van deze bekende schrijver was. Dit laatste was overigens pas nadat ik voor de zekerheid even had geverifieerd of het inderdaad niet van hem afkomstig was; je kan maar nooit weten. Maar waarom doet niet iedereen dat? Gewoon even de bron checken voordat je iets plaatst!
Maar ik ben er ook mee opgehouden dit soort commentaren te plaatsen; je maakt er beslist geen Facebookvrienden mee en bovendien lezen de algoritmes mee. Tegenwoordig laat ik de meest vreemde berichten en slogans rustig tot me komen en lees ik ze zelfs, ter lering en vermaak. Het geeft een mooi inkijkje in de denkwereld van de extremistische medemens en de algoritmes raken van slag. Het succes van deze strategie werd me duidelijk toen YouTube een samenvatting van een wedstrijd van Ajax onderbrak voor een reclamefilmpje, waarin een Duitssprekende personal trainer me uitlegde hoe ik moest afvallen. Ze hebben er dus geen idee van wie ik ben! De mens verslaat de machine!
Ondertussen geloof ik nog steeds in zaken als democratie, consensus, overleg, stapje voor stapje de wereld verbeteren en rustig aan, dan breekt het lijntje niet. Ja beste mensen, tien jaar Facebook en nog steeds niet geradicaliseerd. Dat is toch wel een applausje waard! 👏👏👏
donderdag 5 december 2019
donderdag 14 november 2019
Keuzes
Afgelopen zondag, de dag van de nationale Spaanse verkiezingen, heb ik een verkeerde keuze gemaakt. Ik vergiste me.
Het was toen ik met mijn vrouw Ana op weg was naar het stemlokaal in de school om de hoek van onze straat. El Campo de los Judíos heet die school. Dat is een nogal verwarrende naam voor een guiri (typische buitenlandse toerist, liefst met knokige knieën boven sandalen). Je zou, met een beetje kwade wil, de naam van de school met ‘jodenkamp’ kunnen vertalen, maar in het Spaanse betekent campo behalve kamp ook platteland of landbouwgrond. Onze wijk was ooit, in de Middeleeuwen, de Joodse buurt, el barrio judío, en waar nu de school staat waren de akkers.
Tegenover deze school staan enkele containers voor het scheiden van afval. Een papierbak, een flessenbak en ook één voor olie. Ik droeg een tas met wat lege flessen en een plastic flesje vol gebruikte olie. En toen maakte ik de verkeerde keuze. Afgeleid door ons gesprek over de polletiek, gooide ik mijn flesje olie in de glascontainer. Het duurde even tot de volle omvang van deze milieuramp tot me door begon te dringen. Het had best lang geduurd voor dit flesje, ondanks de beperkte afmetingen, vol gebruikte olie zat. We frituren nu eenmaal niet zo veel en vaak gebruiken we de resterende olie van de blikjes sardientjes of tonijn voor het aanmaken van de salade. Maar met het oog op de milieucrisis zag ik het als mijn plicht de koekenpannen eventueel af te schrapen boven de in het flesje gestoken trechter om maar niets van de bakolie verloren te laten gaan. Maandenlang zorgvuldig afval scheiden was hier met één onbedachtzame handeling teniet gedaan!
Bij de verkiezingen zelf kon ik onmogelijk een verkeerde keuze maken. Ik mag hier alleen stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Misschien was dat wel beter zo. Wie weet welk hokje ik in een tweede moment van onbedachtzaamheid zou hebben ingekleurd. En er waren behoorlijk foute keuzes te maken. De Spaanse politiek wordt op het ogenblik overheerst door nationalistische sentimenten. Als reactie op het Catalaanse nationalisme heeft de rechts-populistische partij Vox hoge ogen gegooid. Behalve de Spaanse nationale eenheid en een meedogenloze anti-immigratiepolitiek wil Vox opkomen voor de Spaanse identiteit: het katholicisme, het stierenvechten, de jacht, het traditionele gezin, het ¡Viva España! Dit deel van hun programma lijkt geschreven te zijn door een bejaarde guiri vol vooroordelen over Spanje. Alleen de tapas en de siësta ontbreken nog. Ik ben hier in El Bierzo eigenlijk over het algemeen moderne mensen tegengekomen die met beide benen in de 21e eeuw staan. Van stierenvechten moeten zij veelal niets hebben. En net zoals in Nederland zijn gebroken gezinnen en niet-huwelijkse relaties eerder norm dan uitzondering.
In het stemlokaal was het overigens zeer rustig. Omdat dit al de vierde verkiezingen in vier jaar waren, was de opkomst laag. Terwijl mijn vrouw stemde, kreeg ik ter troost voor het niet mogen stemmen een chocolaatje aangeboden. Daarna gingen we naar buiten. Na een hele ochtend vol regen brak een voorzichtig zonnetje door de wolken heen. We besloten een wandelingetje door het centrum van de stad te maken. Dat bleek een uitstekende keuze.
Het was toen ik met mijn vrouw Ana op weg was naar het stemlokaal in de school om de hoek van onze straat. El Campo de los Judíos heet die school. Dat is een nogal verwarrende naam voor een guiri (typische buitenlandse toerist, liefst met knokige knieën boven sandalen). Je zou, met een beetje kwade wil, de naam van de school met ‘jodenkamp’ kunnen vertalen, maar in het Spaanse betekent campo behalve kamp ook platteland of landbouwgrond. Onze wijk was ooit, in de Middeleeuwen, de Joodse buurt, el barrio judío, en waar nu de school staat waren de akkers.
Tegenover deze school staan enkele containers voor het scheiden van afval. Een papierbak, een flessenbak en ook één voor olie. Ik droeg een tas met wat lege flessen en een plastic flesje vol gebruikte olie. En toen maakte ik de verkeerde keuze. Afgeleid door ons gesprek over de polletiek, gooide ik mijn flesje olie in de glascontainer. Het duurde even tot de volle omvang van deze milieuramp tot me door begon te dringen. Het had best lang geduurd voor dit flesje, ondanks de beperkte afmetingen, vol gebruikte olie zat. We frituren nu eenmaal niet zo veel en vaak gebruiken we de resterende olie van de blikjes sardientjes of tonijn voor het aanmaken van de salade. Maar met het oog op de milieucrisis zag ik het als mijn plicht de koekenpannen eventueel af te schrapen boven de in het flesje gestoken trechter om maar niets van de bakolie verloren te laten gaan. Maandenlang zorgvuldig afval scheiden was hier met één onbedachtzame handeling teniet gedaan!
Bij de verkiezingen zelf kon ik onmogelijk een verkeerde keuze maken. Ik mag hier alleen stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Misschien was dat wel beter zo. Wie weet welk hokje ik in een tweede moment van onbedachtzaamheid zou hebben ingekleurd. En er waren behoorlijk foute keuzes te maken. De Spaanse politiek wordt op het ogenblik overheerst door nationalistische sentimenten. Als reactie op het Catalaanse nationalisme heeft de rechts-populistische partij Vox hoge ogen gegooid. Behalve de Spaanse nationale eenheid en een meedogenloze anti-immigratiepolitiek wil Vox opkomen voor de Spaanse identiteit: het katholicisme, het stierenvechten, de jacht, het traditionele gezin, het ¡Viva España! Dit deel van hun programma lijkt geschreven te zijn door een bejaarde guiri vol vooroordelen over Spanje. Alleen de tapas en de siësta ontbreken nog. Ik ben hier in El Bierzo eigenlijk over het algemeen moderne mensen tegengekomen die met beide benen in de 21e eeuw staan. Van stierenvechten moeten zij veelal niets hebben. En net zoals in Nederland zijn gebroken gezinnen en niet-huwelijkse relaties eerder norm dan uitzondering.
In het stemlokaal was het overigens zeer rustig. Omdat dit al de vierde verkiezingen in vier jaar waren, was de opkomst laag. Terwijl mijn vrouw stemde, kreeg ik ter troost voor het niet mogen stemmen een chocolaatje aangeboden. Daarna gingen we naar buiten. Na een hele ochtend vol regen brak een voorzichtig zonnetje door de wolken heen. We besloten een wandelingetje door het centrum van de stad te maken. Dat bleek een uitstekende keuze.
Labels:
10N,
afval scheiden,
El Campo de los Judíos,
guiri,
milieu,
Ponferrada,
Spanje,
stemmen,
Verkiezingen,
Viva España,
Vox
vrijdag 25 oktober 2019
In Nederland wordt er nu eenmaal veel gefokt
Langzamerhand word ik steeds meer een online leraar Nederlands (hoort, zegt het voort) in plaats van een leraar Engels aan huis. Best lekker hoor, je eigen taal onderwijzen, al valt het soms niet mee uit te leggen waarom je iets op een bepaalde manier zegt in je moedertaal. Je zegt het nu eenmaal altijd zo.
Tijdens mijn eerste lessen Nederlands, overigens nog niet online, viel me op dat de Nederlandse spellingsregels wel een stuk duidelijker zijn dan de Engelse. Mijn Spaanstalige studenten Nederlands kon ik ten minste gewoon vertellen: ‘De combinatie van de letters oe is als die van jullie letter u: het is de koeoeoe, en dat is ook het geluid dat de koe maakt: boeoeoe.’ Verbaasd keken ze me aan. ‘De koe zegt muuu,’ zeiden ze, maar gelukkig dus wel met dezelfde oe-klank. Meer problemen hadden ze met de klanken ei, ui, eu en au, die niet in het Spaans bestaan, hoewel de kat hier wel degelijk miau zegt, maar daarbij de a en de u apart lijkt uit te spreken. (zie ook mijn uiterst professionele instructievideo over klinkers: HIER)
Waar het Nederlands lastig wordt, is bij de woordvolgorde. ‘Als je de zin niet begint met het onderwerp, komt er meestal eerst het werkwoord en dan de persoonsvorm, zoals in de zin Morgen gaat het regenen,’ zeg ik dan. ‘Het is in het Nederlands net alsof er altijd een vraag gesteld wordt,’ zei iemand me eens. En wat echt vreselijk voor buitenlanders is zijn al die kleine woordjes die nauwelijks vertaald kunnen worden, zoals in de zin: Het is nu eenmaal zo. Hoezo nu? Hoezo eenmaal? Het is bijna altijd nu eenmaal zo!
Als de lessen iets te langdradig dreigen te worden, begin ik over grappige verschijnselen in onze taal, zoals bijvoorbeeld het gebruik van de Engelse leenwoorden downloaden, computeren en racen, waarbij we de Engelse spelling hebben behouden, maar wel de Nederlandse grammaticaregels hanteren. Aan mijn Spaanstalige studenten leg ik uit hoe een conversatie op kantoor in hun taal zou klinken:
- Voy a downloadir el archivo, ahora que estoy computerando.
- No hace falta, ya lo he downloadido.
(Ik ga het bestand downloaden nu ik toch aan het computeren ben. Hoeft niet, ik heb het al gedownload.)
Dat levert meestal wel een klein lachje op en zoals bekend: met een glimlach op de lippen is het gemakkelijker leren.
En als het geworstel met die moeilijke taal met die onmogelijke uitspraak echt te vermoeiend wordt, kom ik met anekdotes over werkwoord fokken op de proppen, altijd goed voor een vrolijke noot. Ik vertel dan dat er veel achternamen gebaseerd zijn op beroepen, zoals Bakker of Molenaar, en dat dus ook veel mensen Fokkema of Fokker heten, omdat er nu eenmaal veel gefokt wordt in Nederland. Natuurlijk vertel ik over onze vliegmaatschappij Fokker, waarvan de naam bij Engelstaligen toch vreemde associaties zou moeten opwekken. Of ik vertel de bekende anekdote, misschien wel nooit gebeurd, over die niet zo goed Engels sprekende Nederlandse boer die naar een landbouwcongres in de VS ging en daar luidkeels verkondigde: ‘Hello everybody, I’m a cow fokker.’
Enfin, straks heb ik weer een online les. Ik wil de verleden tijd van de regelmatige werkwoorden behandelen. Ik denk dat ik toch het fokschaap maar weer van stal haal.
Tijdens mijn eerste lessen Nederlands, overigens nog niet online, viel me op dat de Nederlandse spellingsregels wel een stuk duidelijker zijn dan de Engelse. Mijn Spaanstalige studenten Nederlands kon ik ten minste gewoon vertellen: ‘De combinatie van de letters oe is als die van jullie letter u: het is de koeoeoe, en dat is ook het geluid dat de koe maakt: boeoeoe.’ Verbaasd keken ze me aan. ‘De koe zegt muuu,’ zeiden ze, maar gelukkig dus wel met dezelfde oe-klank. Meer problemen hadden ze met de klanken ei, ui, eu en au, die niet in het Spaans bestaan, hoewel de kat hier wel degelijk miau zegt, maar daarbij de a en de u apart lijkt uit te spreken. (zie ook mijn uiterst professionele instructievideo over klinkers: HIER)
Waar het Nederlands lastig wordt, is bij de woordvolgorde. ‘Als je de zin niet begint met het onderwerp, komt er meestal eerst het werkwoord en dan de persoonsvorm, zoals in de zin Morgen gaat het regenen,’ zeg ik dan. ‘Het is in het Nederlands net alsof er altijd een vraag gesteld wordt,’ zei iemand me eens. En wat echt vreselijk voor buitenlanders is zijn al die kleine woordjes die nauwelijks vertaald kunnen worden, zoals in de zin: Het is nu eenmaal zo. Hoezo nu? Hoezo eenmaal? Het is bijna altijd nu eenmaal zo!
Als de lessen iets te langdradig dreigen te worden, begin ik over grappige verschijnselen in onze taal, zoals bijvoorbeeld het gebruik van de Engelse leenwoorden downloaden, computeren en racen, waarbij we de Engelse spelling hebben behouden, maar wel de Nederlandse grammaticaregels hanteren. Aan mijn Spaanstalige studenten leg ik uit hoe een conversatie op kantoor in hun taal zou klinken:
- Voy a downloadir el archivo, ahora que estoy computerando.
- No hace falta, ya lo he downloadido.
(Ik ga het bestand downloaden nu ik toch aan het computeren ben. Hoeft niet, ik heb het al gedownload.)
Dat levert meestal wel een klein lachje op en zoals bekend: met een glimlach op de lippen is het gemakkelijker leren.
En als het geworstel met die moeilijke taal met die onmogelijke uitspraak echt te vermoeiend wordt, kom ik met anekdotes over werkwoord fokken op de proppen, altijd goed voor een vrolijke noot. Ik vertel dan dat er veel achternamen gebaseerd zijn op beroepen, zoals Bakker of Molenaar, en dat dus ook veel mensen Fokkema of Fokker heten, omdat er nu eenmaal veel gefokt wordt in Nederland. Natuurlijk vertel ik over onze vliegmaatschappij Fokker, waarvan de naam bij Engelstaligen toch vreemde associaties zou moeten opwekken. Of ik vertel de bekende anekdote, misschien wel nooit gebeurd, over die niet zo goed Engels sprekende Nederlandse boer die naar een landbouwcongres in de VS ging en daar luidkeels verkondigde: ‘Hello everybody, I’m a cow fokker.’
Enfin, straks heb ik weer een online les. Ik wil de verleden tijd van de regelmatige werkwoorden behandelen. Ik denk dat ik toch het fokschaap maar weer van stal haal.
Labels:
El Bierzo,
fokken,
grammatica,
Inburgeringsexamen,
klinkers,
Nederland,
online lesgeven,
Ponferrada,
Spaans,
Spanje,
uitspraak
donderdag 19 september 2019
Honderd
Onze vader vond zijn geboortedatum best grappig. Negentien september negentiennegentien, oftewel 19-09-1919.Maar welbeschouwd was het een geboortedatum die niets dan rampspoed voorspelde. Ik heb, toen hij allang gepensioneerd was, bij het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie proberen te achterhalen hoe lang hij in feite in krijgsdienst was geweest. Als dat meer dan vijf jaar was, zou hij voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking kunnen komen voor al het ondergane leed en de verloren jeugdjaren. Hij haalde die vijf jaren net niet, omdat de Arbeitseinsatz niet werd meegeteld.
Hij werd soldaat in 1937, meen ik me te herinneren, en werd na zijn normale dienstplicht onmiddellijk gemobiliseerd vanwege de oorlogsdreiging. Bij het uitbreken van de oorlog was hij gelegerd aan de IJssellinie, waar de Duitsers zonder veel strijd aan voorbij gingen en mijn vader geraakte in krijgsgevangenschap. Toen hij daar uit kwam, werd hij al spoedig opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, verbleef ergens in de buurt van Düsseldorf tot hij een infectie opliep en naar huis werd gestuurd om te helen, waarna hij tot het eind van de oorlog ondergedoken zat in Den Haag.
Hij praatte niet graag over die tijd. Maar soms, na een glaasje sherry, kwamen er toch verhalen. Over hoe hij zag dat de Duitse vliegtuigen de IJssel overvlogen hetgeen het begin van de oorlog inluidde. Hoe hij een brug over de IJssel opgeblazen zag worden. Hoe hij daarna, bij gebrek aan orders, naar de stad Zutphen liep, waar de Duitsers al het verkeer stonden te regelen. Over hoe sommige tewerkgestelden in Duitsland, waaronder hijzelf, van de bombardementen gebruik maakten om sabotage te plegen. Hoe hij in de oorlogswinter hout ging sprokkelen in het Haagse Bos, waar hij zag hoe de Duitsers V2’s afschoten richting Engeland.
Als kind heb ik hem, na het zien van een gewelddadige oorlogsfilm, wel eens enthousiast gevraagd of hij ook een vijand had neergeschoten. ‘Gelukkig niet,’ antwoordde hij. Toch waren het voor mij wilde avonturen waar hij over vertelde. Heel anders dan het gezapige leven dat we daar leidden daar in het Amsterdam Nieuw West van de jaren zestig. Maar hij vertelde er over zonder enige sensatiezucht, met veel tegenzin zelfs, zoals zoveel van zijn generatiegenoten.
Gelukkig had hij na de oorlog al snel een baan bij De Gruyter, een vrouw, een gezin, een huis en alles waar hij waarschijnlijk tijdens de oorlogsjaren alleen maar van had kunnen dromen: groeiende welvaart en bestaanszekerheid, al moest hij daar hard voor werken. Soms veranderde hij, onder invloed van zijn zonen, in een kleine jongen. Dat was met name als er een bal rolde op een veld, als we wandelden met de hond of als we op vakantie waren in de bossen op De Veluwe. Na zijn dood ben ik naar het bos rondom de camping bij het dorp Garderen gegaan om hem te herdenken. Ik probeerde de plek te vinden waar we elke ochtend hazelwormen zagen, het kreupelhout waar we met de hond doorheen liepen in de hoop op zwijnen of reeën te stuiten en de bosweide waar we eens op een zeer vroege morgen een edelherthinde met een jong zagen lopen. Dat was toen zo schitterend.
Wat een zorgzame man hij was, werd me eens te meer duidelijk tijdens zijn laatste dagen. Ondanks zijn lijden, kon hij niet anders dan zich zorgen maken over onze moeder, die zonder hem verder zou moeten. Hij was ronduit goed, onze vader. Hij zou vandaag 100 zijn geworden.
Hij werd soldaat in 1937, meen ik me te herinneren, en werd na zijn normale dienstplicht onmiddellijk gemobiliseerd vanwege de oorlogsdreiging. Bij het uitbreken van de oorlog was hij gelegerd aan de IJssellinie, waar de Duitsers zonder veel strijd aan voorbij gingen en mijn vader geraakte in krijgsgevangenschap. Toen hij daar uit kwam, werd hij al spoedig opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, verbleef ergens in de buurt van Düsseldorf tot hij een infectie opliep en naar huis werd gestuurd om te helen, waarna hij tot het eind van de oorlog ondergedoken zat in Den Haag.
Hij praatte niet graag over die tijd. Maar soms, na een glaasje sherry, kwamen er toch verhalen. Over hoe hij zag dat de Duitse vliegtuigen de IJssel overvlogen hetgeen het begin van de oorlog inluidde. Hoe hij een brug over de IJssel opgeblazen zag worden. Hoe hij daarna, bij gebrek aan orders, naar de stad Zutphen liep, waar de Duitsers al het verkeer stonden te regelen. Over hoe sommige tewerkgestelden in Duitsland, waaronder hijzelf, van de bombardementen gebruik maakten om sabotage te plegen. Hoe hij in de oorlogswinter hout ging sprokkelen in het Haagse Bos, waar hij zag hoe de Duitsers V2’s afschoten richting Engeland.
Als kind heb ik hem, na het zien van een gewelddadige oorlogsfilm, wel eens enthousiast gevraagd of hij ook een vijand had neergeschoten. ‘Gelukkig niet,’ antwoordde hij. Toch waren het voor mij wilde avonturen waar hij over vertelde. Heel anders dan het gezapige leven dat we daar leidden daar in het Amsterdam Nieuw West van de jaren zestig. Maar hij vertelde er over zonder enige sensatiezucht, met veel tegenzin zelfs, zoals zoveel van zijn generatiegenoten.
Gelukkig had hij na de oorlog al snel een baan bij De Gruyter, een vrouw, een gezin, een huis en alles waar hij waarschijnlijk tijdens de oorlogsjaren alleen maar van had kunnen dromen: groeiende welvaart en bestaanszekerheid, al moest hij daar hard voor werken. Soms veranderde hij, onder invloed van zijn zonen, in een kleine jongen. Dat was met name als er een bal rolde op een veld, als we wandelden met de hond of als we op vakantie waren in de bossen op De Veluwe. Na zijn dood ben ik naar het bos rondom de camping bij het dorp Garderen gegaan om hem te herdenken. Ik probeerde de plek te vinden waar we elke ochtend hazelwormen zagen, het kreupelhout waar we met de hond doorheen liepen in de hoop op zwijnen of reeën te stuiten en de bosweide waar we eens op een zeer vroege morgen een edelherthinde met een jong zagen lopen. Dat was toen zo schitterend.
Wat een zorgzame man hij was, werd me eens te meer duidelijk tijdens zijn laatste dagen. Ondanks zijn lijden, kon hij niet anders dan zich zorgen maken over onze moeder, die zonder hem verder zou moeten. Hij was ronduit goed, onze vader. Hij zou vandaag 100 zijn geworden.
De familie Knoppe in 1959
maandag 12 augustus 2019
De reis van Ponferrada naar Amsterdam
Fragmenten uit een reisdagboek (6 en 7 juni)
14:20 de trein van Ponferrada naar Vitoria
Ik zit in de trein van Ponferrada naar Vitoria. Net op het perron afscheid genomen van mijn vrouw Ana. Altijd een emotioneel moment, al is het anders dan vroeger toen ik nog in Amsterdam woonde. Het is nu slechts voor twee weken. Het reizen gaat tot nu toe goed. Lekker lezen, een beetje schrijven en af en toe uit het raam kijken. De Spaanse hoogvlakte ligt er al droog bij. Er scheert een roofvogel over de stoppelvelden. Een grauwe kiekendief, waarschijnlijk.
15:30 de trein van Ponferrada naar Vitoria
Eens kijken of dit gaat bevallen. Het is al zo lang geleden dat ik met bus en trein naar Nederland heb gereisd. Maar ik heb er genoeg van zoveel gevlieg. Vliegschaamte, wellicht. We kunnen er niet meer onderuit. Het menselijk handelen, en dan vooral van de Westerlingen, heeft het wereldwijde klimaat veranderd. En zelf heb ik daar, zeker sinds ik in Spanje woon en minimaal twee keer per jaar naar Nederland reis, flink aan bijgedragen. En ik houd ook helemaal niet van vliegen. Vliegvelden zijn akelige plekken. En het is altijd een beetje eng, met name het opstijgen en de landing.
19:00 Vitoria
Vitoria is een fijne stad. Veel fietspaden, groene parken en veel ruimte voor voetgangers. Dat laatste kwam van goed pas, want het treinstation is best ver van het busstation verwijderd. Maar na de wandeling zit ik nu rustig op een terrasje met een pilsje te wachten tot het moment is aangebroken om de bus naar San Sebastian te nemen. Prettig om zo’n ruime overstaptijd te hebben. In Vitoria kom ik zeker nog eens terug.
22:00 San Sebastian
Ook in San Sebastian is het goed toeven. Alweer een terrasje en nu met de plaatselijke, licht sprankelende wijn, Txakoli, en natuurlijk één van de zo vermaarde pintxos (een lekker hapje). Een goed begin van de langste etappe van deze reis. De bus van San Sebastian naar Brussel. Wat is het toch jammer dat de langere trajecten over de rails zo belachelijk duur zijn. De trein is veel comfortabeler dan de bus. Het schommelt minder, je kunt gemakkelijker lezen, af en toe wat lopen. Maar de bus is veel goedkoper.
01:30 de bus van San Sebastian naar Brussel
Dat was een onrustig begin van de busreis. Eén van de medewerkers van Alsa, de Spaanse busmaatschappij, maakte een enorme drukte. Iedereen die de bus binnenkwam, sprak hij op fanatieke wijze aan op de te grote afmeting van de handbagage, ook als het, zoals in mijn geval, om een klein rugzakje ging met daarin een boek en een tandenborstel. Sommige passagiers werden kwaad, maar ik onderging het gelaten. De man was duidelijk in de war. Eigenlijk best goed dat Alsa zo iemand eenvoudig werk aanbiedt als stewart in een busstation. Groot was mijn schrik echter toen dezelfde man even later achter het stuur plaatsnam. Gelukkig verliet hij ergens in Frankrijk, nog voor Bordeaux, de bus. De collega die het stuur heeft overgenomen komt een stuk stabieler over, al pleit tegen hem dat hij zojuist op zijn mobiel even wat berichten begon te lezen.
7:35 de bus van San Sebastian naar Brussel
De vorige stop was pure reisromantiek. Een lelijk wegrestaurant ergens in de buurt van Poitiers. Buspassagiers die wat verdwaasd door dat lege en al gesloten restaurant dwalen en uiteindelijk uit de automaat een fles water en wat nootjes kopen. Het is warm ook al is het midden in de nacht. Buiten ontstaan spontaan gesprekken. Een meisje vertelt me dat ze gaat werken als vrijwilligster in het vluchtelingenkamp bij Calais. Een heldin. Ah, we gaan stoppen voor een Frans ontbijt.
11:30 de bus van San Sebastian naar Brussel
Parijs! Het is een uur of elf ‘s morgens. Ik wil een mooie foto te maken van een kenmerkend gebouw, de Eiffeltoren als het even kan, maar we komen bij lange na niet dichtbij genoeg. Het had best lekker geweest als ik hier had uitgestapt en de Thalys had genomen naar Amsterdam. Maar deze is vrijwel onbetaalbaar als je niet heel ver van tevoren boekt. Er wacht me nog een lange busreis naar Brussel. Dat wordt weer veel lezen en dutten.
17:30 de trein van Brussel naar Amsterdam
Gelukkig stopte de bus vlakbij het treinstation Bruxelles du Midi. Ik kocht mijn kaartje gewoon aan het loket. Dat voelde al vertrouwd aan. Ik sprak mijn eerste Nederlandse woorden tijdens deze reis. Even zocht ik in dat immense station een geschikte eetgelegenheid. Uiteindelijk werden het wat belegde broodjes om die lekker buiten op het perron te nuttigen. De laatste etappe tot Amsterdam.
19:30 de trein van Brussel naar Amsterdam
Ben er nu bijna. Buiten het mij zo bekende polderlandschap. Op het Amstelstation neem ik straks de bus naar het huis van mijn broer. De reis was lang en vermoeiend maar toch ook wel mooi. Dit ga ik vaker doen!
De technische details van de reis:
14:20 de trein van Ponferrada naar Vitoria
Ik zit in de trein van Ponferrada naar Vitoria. Net op het perron afscheid genomen van mijn vrouw Ana. Altijd een emotioneel moment, al is het anders dan vroeger toen ik nog in Amsterdam woonde. Het is nu slechts voor twee weken. Het reizen gaat tot nu toe goed. Lekker lezen, een beetje schrijven en af en toe uit het raam kijken. De Spaanse hoogvlakte ligt er al droog bij. Er scheert een roofvogel over de stoppelvelden. Een grauwe kiekendief, waarschijnlijk.
15:30 de trein van Ponferrada naar Vitoria
Eens kijken of dit gaat bevallen. Het is al zo lang geleden dat ik met bus en trein naar Nederland heb gereisd. Maar ik heb er genoeg van zoveel gevlieg. Vliegschaamte, wellicht. We kunnen er niet meer onderuit. Het menselijk handelen, en dan vooral van de Westerlingen, heeft het wereldwijde klimaat veranderd. En zelf heb ik daar, zeker sinds ik in Spanje woon en minimaal twee keer per jaar naar Nederland reis, flink aan bijgedragen. En ik houd ook helemaal niet van vliegen. Vliegvelden zijn akelige plekken. En het is altijd een beetje eng, met name het opstijgen en de landing.
19:00 Vitoria
Vitoria is een fijne stad. Veel fietspaden, groene parken en veel ruimte voor voetgangers. Dat laatste kwam van goed pas, want het treinstation is best ver van het busstation verwijderd. Maar na de wandeling zit ik nu rustig op een terrasje met een pilsje te wachten tot het moment is aangebroken om de bus naar San Sebastian te nemen. Prettig om zo’n ruime overstaptijd te hebben. In Vitoria kom ik zeker nog eens terug.
22:00 San Sebastian
Ook in San Sebastian is het goed toeven. Alweer een terrasje en nu met de plaatselijke, licht sprankelende wijn, Txakoli, en natuurlijk één van de zo vermaarde pintxos (een lekker hapje). Een goed begin van de langste etappe van deze reis. De bus van San Sebastian naar Brussel. Wat is het toch jammer dat de langere trajecten over de rails zo belachelijk duur zijn. De trein is veel comfortabeler dan de bus. Het schommelt minder, je kunt gemakkelijker lezen, af en toe wat lopen. Maar de bus is veel goedkoper.
01:30 de bus van San Sebastian naar Brussel
Dat was een onrustig begin van de busreis. Eén van de medewerkers van Alsa, de Spaanse busmaatschappij, maakte een enorme drukte. Iedereen die de bus binnenkwam, sprak hij op fanatieke wijze aan op de te grote afmeting van de handbagage, ook als het, zoals in mijn geval, om een klein rugzakje ging met daarin een boek en een tandenborstel. Sommige passagiers werden kwaad, maar ik onderging het gelaten. De man was duidelijk in de war. Eigenlijk best goed dat Alsa zo iemand eenvoudig werk aanbiedt als stewart in een busstation. Groot was mijn schrik echter toen dezelfde man even later achter het stuur plaatsnam. Gelukkig verliet hij ergens in Frankrijk, nog voor Bordeaux, de bus. De collega die het stuur heeft overgenomen komt een stuk stabieler over, al pleit tegen hem dat hij zojuist op zijn mobiel even wat berichten begon te lezen.
7:35 de bus van San Sebastian naar Brussel
De vorige stop was pure reisromantiek. Een lelijk wegrestaurant ergens in de buurt van Poitiers. Buspassagiers die wat verdwaasd door dat lege en al gesloten restaurant dwalen en uiteindelijk uit de automaat een fles water en wat nootjes kopen. Het is warm ook al is het midden in de nacht. Buiten ontstaan spontaan gesprekken. Een meisje vertelt me dat ze gaat werken als vrijwilligster in het vluchtelingenkamp bij Calais. Een heldin. Ah, we gaan stoppen voor een Frans ontbijt.
11:30 de bus van San Sebastian naar Brussel
Parijs! Het is een uur of elf ‘s morgens. Ik wil een mooie foto te maken van een kenmerkend gebouw, de Eiffeltoren als het even kan, maar we komen bij lange na niet dichtbij genoeg. Het had best lekker geweest als ik hier had uitgestapt en de Thalys had genomen naar Amsterdam. Maar deze is vrijwel onbetaalbaar als je niet heel ver van tevoren boekt. Er wacht me nog een lange busreis naar Brussel. Dat wordt weer veel lezen en dutten.
17:30 de trein van Brussel naar Amsterdam
Gelukkig stopte de bus vlakbij het treinstation Bruxelles du Midi. Ik kocht mijn kaartje gewoon aan het loket. Dat voelde al vertrouwd aan. Ik sprak mijn eerste Nederlandse woorden tijdens deze reis. Even zocht ik in dat immense station een geschikte eetgelegenheid. Uiteindelijk werden het wat belegde broodjes om die lekker buiten op het perron te nuttigen. De laatste etappe tot Amsterdam.
19:30 de trein van Brussel naar Amsterdam
Ben er nu bijna. Buiten het mij zo bekende polderlandschap. Op het Amstelstation neem ik straks de bus naar het huis van mijn broer. De reis was lang en vermoeiend maar toch ook wel mooi. Dit ga ik vaker doen!
De technische details van de reis:
Reismaatschappij
|
van
|
naar
|
Prijs
|
Renfe
|
11: 28
Ponferrada
|
16:25
Vitoria
|
€ 12,20
|
Alsa Bus
|
20:10
Vitoria
|
21:25 San
Sebastián
|
€ 7,00
|
Alsa Bus
internacional
|
22:30 San
Sebastián
|
14:40
Brussel (door vertraging 16:00)
|
€ 75,00
|
NS
|
16:50
Brussel
|
19:38
Amsterdam
|
€ 36,60
|
Totaal
|
€ 130,80
|
||
Nadelen:
|
Duurt lang
|
Slapen in
stoel
|
Stijve nek
en rug
|
Voordelen:
|
Tijd voor lezen (internationale pers en een mooi boek)
|
Hapjes en drankjes in verschillende landen
|
Dit is pas reizen!
|
Labels:
Alsa,
Amsterdam,
Bordeau,
Brussel,
busreis,
NS,
Parijs,
Poitiers,
Ponferrada,
reizen,
Renfe,
San Sebastian,
treinreis,
Vitoria,
vliegschaamte
maandag 22 juli 2019
De kale kok
De waardering van mijn vrouw Ana voor de Nederlandse keuken bereikte een absoluut dieptepunt toen ik haar afgelopen vrijdag uitlegde wat Tong Picasso was. De aanleiding was onze avondmaaltijd, la cena, waarvan we, ondanks dat het middageten het belangrijkste eetmoment is, toch vaak een klein feestje maken, zeker op de vrijdagavond. Het was nadat we heerlijk diverse schelpdieren hadden gegeten, dat Ana een ananas tevoorschijn toverde om daaruit een toetje te snijden, toen ik op het onzalige idee kwam een beschrijving te geven van Tong Picasso: een gebakken tong, het liefst filet, met een plak ananas en wat ander fruit erop gedrapeerd. ‘¡Qué asco!’ was haar reactie, wat vrij vertaald betekent: Gatverdamme!
Nu moet ik zeggen dat er maar weinig Nederlanders zijn die thuis Tong Picasso klaarmaken. Het is typisch goedkoop restauranteten, net zoals de patat met mayonaise, een salade en naar keus een stukje gebakken vlees of vis. Ik denk eerlijk gezegd dat er maar weinig toeristen voor een culinaire vakantie naar Nederland gaan. Als iemand hier in El Bierzo me vraagt waar je in Nederland lekker kunt eten, beveel ik ze meestal een Indonesisch restaurant aan of, als het visliefhebbers zijn, een haring bij de stal, want dat is best wel speciaal. Maar verder eten Nederlanders alleen thuis typische Nederlandse gerechten, terwijl de eetgelegenheden vooral bestaan uit eetcafés en buitenlandse restaurants.
Mijn eigen kookgewoontes zijn ondertussen best veranderd. Zo heb ik hier geleerd om altijd een pannetje met kokend water op het vuur te hebben staan, waarin de visgraten, botjes, garnalenkoppen en iets te harde stukken van een ui of prei gaan, altijd samen met een laurierblaadje. In die bouillon wordt dan later de rijst en de pasta in gekookt of het sausje van gemaakt. Als ik zo sta te rommelen in de keuken, heb ik soms moeite de macabere dwanggedachte te onderdrukken dat ik, als ik mijn vinger per ongeluk zou afsnijden, deze puur uit gewoonte tussen de vissengraten in de bouillon zou stoppen.
Soms mis ik ze natuurlijk wel, de typisch Nederlandse gerechten. Gelukkig begon ik gedurende de tien jaar dat ik hier woon steeds vaker typisch Nederlandse producten in te vinden. Zo verscheen bij de buurtsuper lof in de schappen. Gretig kocht ik een paar struiken voor de lof-met-ham-en-kaasschotel naar mijn moeders recept. Op de markt en in sommige supermarkten waren in het voorjaar opeens verse witte asperges te krijgen. Een lekkernij, vind ik. Ook de knolselderij en spliterwten, de belangrijkste ingrediënten voor snert, zijn nu verkrijgbaar en zelfs, bij de biologische winkel, zuurkool. Soms had ik het vreemde vermoeden dat deze zo typisch Nederlandse groenten speciaal voor mij in het assortiment werden opgenomen. Immers, ik heb werkelijk nog nooit een Spanjaard lof, verse witte asperges of iets met knolselderij en spliterwten zien klaarmaken. En zuurkool is al helemaal uit den boze.
Afgelopen zaterdag gingen Ana en ik naar de markt. Wie schetst mijn verbazing toen ik daar bij diverse kramen verse boerenkool zag liggen. Bij sommige kisten boerenkool stond een bordje met daarop Kale geschreven. Ik besloot op quasi-grappige wijze mijn vermoeden uit te spreken dat dit dankzij mijn aanwezigheid in Ponferrada was. ‘¡Kijk dan Ana, nu hebben ze zelfs speciaal voor mij boerenkool in de aanbieding!’ zei ik. ‘¡Doe toch niet zo raar!’ antwoordde ze. ‘Maar die naam dan, Kale, dat kan toch alleen maar voor mij bedoeld zijn? Je weet toch dat ze me regelmatig kale noemden?’ Dat laatste was waar. Vooral tegenstanders op het voetbalveld riepen nogal eens naar elkaar: ‘Dek die kale!’ Geduldig legde Ana me uit dat kale gewoon de Galicische naam was van deze koolsoort , die nu opeens heel populair was geworden omdat er in diverse gezondheidsmagazines lovend over was geschreven. Boerenkool is de nieuwe supergroente! Vandaar het ruime aanbod.
We besloten een flinke hoeveelheid struiken te kopen en daar, ondanks het warme weer, een lekkere stamppot van te maken. En inderdaad, het smaakte supergoed!
Nu moet ik zeggen dat er maar weinig Nederlanders zijn die thuis Tong Picasso klaarmaken. Het is typisch goedkoop restauranteten, net zoals de patat met mayonaise, een salade en naar keus een stukje gebakken vlees of vis. Ik denk eerlijk gezegd dat er maar weinig toeristen voor een culinaire vakantie naar Nederland gaan. Als iemand hier in El Bierzo me vraagt waar je in Nederland lekker kunt eten, beveel ik ze meestal een Indonesisch restaurant aan of, als het visliefhebbers zijn, een haring bij de stal, want dat is best wel speciaal. Maar verder eten Nederlanders alleen thuis typische Nederlandse gerechten, terwijl de eetgelegenheden vooral bestaan uit eetcafés en buitenlandse restaurants.
Mijn eigen kookgewoontes zijn ondertussen best veranderd. Zo heb ik hier geleerd om altijd een pannetje met kokend water op het vuur te hebben staan, waarin de visgraten, botjes, garnalenkoppen en iets te harde stukken van een ui of prei gaan, altijd samen met een laurierblaadje. In die bouillon wordt dan later de rijst en de pasta in gekookt of het sausje van gemaakt. Als ik zo sta te rommelen in de keuken, heb ik soms moeite de macabere dwanggedachte te onderdrukken dat ik, als ik mijn vinger per ongeluk zou afsnijden, deze puur uit gewoonte tussen de vissengraten in de bouillon zou stoppen.
Soms mis ik ze natuurlijk wel, de typisch Nederlandse gerechten. Gelukkig begon ik gedurende de tien jaar dat ik hier woon steeds vaker typisch Nederlandse producten in te vinden. Zo verscheen bij de buurtsuper lof in de schappen. Gretig kocht ik een paar struiken voor de lof-met-ham-en-kaasschotel naar mijn moeders recept. Op de markt en in sommige supermarkten waren in het voorjaar opeens verse witte asperges te krijgen. Een lekkernij, vind ik. Ook de knolselderij en spliterwten, de belangrijkste ingrediënten voor snert, zijn nu verkrijgbaar en zelfs, bij de biologische winkel, zuurkool. Soms had ik het vreemde vermoeden dat deze zo typisch Nederlandse groenten speciaal voor mij in het assortiment werden opgenomen. Immers, ik heb werkelijk nog nooit een Spanjaard lof, verse witte asperges of iets met knolselderij en spliterwten zien klaarmaken. En zuurkool is al helemaal uit den boze.
Afgelopen zaterdag gingen Ana en ik naar de markt. Wie schetst mijn verbazing toen ik daar bij diverse kramen verse boerenkool zag liggen. Bij sommige kisten boerenkool stond een bordje met daarop Kale geschreven. Ik besloot op quasi-grappige wijze mijn vermoeden uit te spreken dat dit dankzij mijn aanwezigheid in Ponferrada was. ‘¡Kijk dan Ana, nu hebben ze zelfs speciaal voor mij boerenkool in de aanbieding!’ zei ik. ‘¡Doe toch niet zo raar!’ antwoordde ze. ‘Maar die naam dan, Kale, dat kan toch alleen maar voor mij bedoeld zijn? Je weet toch dat ze me regelmatig kale noemden?’ Dat laatste was waar. Vooral tegenstanders op het voetbalveld riepen nogal eens naar elkaar: ‘Dek die kale!’ Geduldig legde Ana me uit dat kale gewoon de Galicische naam was van deze koolsoort , die nu opeens heel populair was geworden omdat er in diverse gezondheidsmagazines lovend over was geschreven. Boerenkool is de nieuwe supergroente! Vandaar het ruime aanbod.
We besloten een flinke hoeveelheid struiken te kopen en daar, ondanks het warme weer, een lekkere stamppot van te maken. En inderdaad, het smaakte supergoed!
zondag 30 juni 2019
Een nostalgische fietstocht langs al mijn huurwoningen in Amsterdam
Het is pinksterzondag. Ik word vroeg wakker in het huis van mijn broer en zijn vrouw. Er is al zoveel licht ’s morgens en helemaal vandaag, nu het zonnetje uitbundig schijnt. Tot drie uur vanmiddag heb ik eigenlijk geen afspraken staan. Weet je wat? Ik ga een mooie fietstocht maken door de stad. Langs alle plaatsen waar ik ooit heb gewoond. Een nostalgische route. En dan kan ik daar wellicht een mooi stuk over schrijven in zowel mijn Nederlandse als mijn Spaanse blog. Want er is een frappant verschil tussen Nederland en Spanje als je het hebt over hoe de mensen wonen. In Spanje zijn er bijna geen sociale huurwoningen. Veel mensen, ook degenen die zichzelf tot de lagere middenklasse rekenen, kopen een huis. Kinderen blijven meestal bij de ouders wonen totdat zij genoeg inkomen hebben om een hypotheek af te sluiten. En als Spanjaarden huren, is het meestal gemeubileerd. Terwijl we in Nederland bij elke verhuizing, ook als we huren, gaan behangen, verven, potteren en boren. Eigenlijk was zo’n verhuizing altijd wel een sociaal evenement; met vrienden en familie een touw met blok en een busje (of een enkele keer een bakfiets) regelen. Na afloop patat met bier. Ik krijg zin in de fietstocht en loop naar buiten.
De eerste stop. De Jacob van Arteveldestraat 7, drie hoog
Wat is het hier toch veranderd. Mijn ouders kwamen hier wonen ergens in de jaren vijftig. Ze waren enorm blij met de woning, maar klein was het wel. We sliepen met drie zonen op één kamer. Maar de huur was betaalbaar en de parkachtige omgeving ideaal voor kleine kinderen. Het was echter wat ze noemen revolutiebouw: snel uit de grond gestampte woningen die al snel aan vervanging toe waren. Ik neem een foto van het nieuwe gebouw, dat hopelijk wat steviger in elkaar steekt. Maar daarboven ergens heb ik mijn jeugd doorgebracht.
De tweede stop. Planciusstraat 10, drie hoog rechts.
Hier woonde ik begin jaren 80 voor het eerst zelfstandig. Een eenkamerwoning met een heerlijk lage huur. Ik betaalde in het begin 80 gulden per maand, dat is omgerekend zo´n 34 euro. Nu zijn de huren een stuk hoger, maar het gebouw is dan ook volkomen gerenoveerd. Het gebouw is overigens een monument, als één van de eerste sociale woningcomplexen van Amsterdam uit de 19e eeuw.
De derde stop, Houtmanstraat 13, 1 hoog.
Het gaat hier om hetzelfde gebouw als de Planciusstraat, maar hier met de ingang aan het mooie, autovrije straatje. Deze woning was voor mijn familie speciaal. Toen mijn opa van moeders kant in crisis van de jaren 30 als schipper failliet ging, was hij gedwongen zijn schip te verkopen om met zijn gezin naar de stad te komen. Ze kwamen uiteindelijk op deze woning terecht. Ongelooflijk dat ze met z’n allen (familie met vier kinderen) hier in deze tweekamerwoning woonden. Mijn Ome Jaap bleef er na de dood van zijn ouders wonen. Toen hij ging verhuizen, regelden we met de woningbouwvereniging dat ik er in kon trekken, hetgeen voor mij een verdubbeling van mijn woonruimte betekende. Ik dacht dat ik er nooit meer zou vertrekken, tot een renovatie mij dwong om elders mijn heil te zoeken. Maar als je huis gerenoveerd wordt, krijg je voorrang op de lange wachtlijsten voor sociale woningen. Ik had zodoende al snel wat gevonden.
De vierde stop, Tuinstraat 142, 2 hoog.
De enige tegenvaller bij de verhuizing was dat het hier ging om misschien wel het enige portaal zonder haak in de nok, zodat touw en blok niet konden worden gebruikt. Alles moest over de trap. Ik heb hier de laatste jaren in Amsterdam, van 2005 tot juni 2009 heerlijk gewoond in De Jordaan, het laatste jaar samen met mijn huidige vrouw. Daarna vertrok ik naar Spanje, eerst voor een jaar om te proberen. Het huis had ik via de woningbouwvereniging onderverhuurd. Ik kreeg vervolgens nog een jaar uitstel voor onderverhuur. Maar daarna moest de knoop worden doorgehakt. De Jordaan of Ponferrada. Het werd, zonder veel twijfel, Ponferrada. Hoewel De Jordaan sindsdien nog veel toeristischer is geworden, blijft het een fijne buurt. Helaas zal het aantal sociale woningen zijn afgenomen. Naar verluid is het steeds moeilijker om in Amsterdam een betaalbare huurwoning te vinden. Ik ben benieuwd hoe lang het systeem van sociale huurwoningen in Amsterdam nog zal bestaan.
Ik neem de foto van mijn laatste huis en besluit dat het nu wel genoeg is met al dat nostalgische gedoe. Tijd voor een pilsje op een zonovergoten terras. Dat wordt mijn oude stamkroeg Café Scharrebier.
De eerste stop. De Jacob van Arteveldestraat 7, drie hoog
Wat is het hier toch veranderd. Mijn ouders kwamen hier wonen ergens in de jaren vijftig. Ze waren enorm blij met de woning, maar klein was het wel. We sliepen met drie zonen op één kamer. Maar de huur was betaalbaar en de parkachtige omgeving ideaal voor kleine kinderen. Het was echter wat ze noemen revolutiebouw: snel uit de grond gestampte woningen die al snel aan vervanging toe waren. Ik neem een foto van het nieuwe gebouw, dat hopelijk wat steviger in elkaar steekt. Maar daarboven ergens heb ik mijn jeugd doorgebracht.
De tweede stop. Planciusstraat 10, drie hoog rechts.
Hier woonde ik begin jaren 80 voor het eerst zelfstandig. Een eenkamerwoning met een heerlijk lage huur. Ik betaalde in het begin 80 gulden per maand, dat is omgerekend zo´n 34 euro. Nu zijn de huren een stuk hoger, maar het gebouw is dan ook volkomen gerenoveerd. Het gebouw is overigens een monument, als één van de eerste sociale woningcomplexen van Amsterdam uit de 19e eeuw.
De derde stop, Houtmanstraat 13, 1 hoog.
Het gaat hier om hetzelfde gebouw als de Planciusstraat, maar hier met de ingang aan het mooie, autovrije straatje. Deze woning was voor mijn familie speciaal. Toen mijn opa van moeders kant in crisis van de jaren 30 als schipper failliet ging, was hij gedwongen zijn schip te verkopen om met zijn gezin naar de stad te komen. Ze kwamen uiteindelijk op deze woning terecht. Ongelooflijk dat ze met z’n allen (familie met vier kinderen) hier in deze tweekamerwoning woonden. Mijn Ome Jaap bleef er na de dood van zijn ouders wonen. Toen hij ging verhuizen, regelden we met de woningbouwvereniging dat ik er in kon trekken, hetgeen voor mij een verdubbeling van mijn woonruimte betekende. Ik dacht dat ik er nooit meer zou vertrekken, tot een renovatie mij dwong om elders mijn heil te zoeken. Maar als je huis gerenoveerd wordt, krijg je voorrang op de lange wachtlijsten voor sociale woningen. Ik had zodoende al snel wat gevonden.
De vierde stop, Tuinstraat 142, 2 hoog.
De enige tegenvaller bij de verhuizing was dat het hier ging om misschien wel het enige portaal zonder haak in de nok, zodat touw en blok niet konden worden gebruikt. Alles moest over de trap. Ik heb hier de laatste jaren in Amsterdam, van 2005 tot juni 2009 heerlijk gewoond in De Jordaan, het laatste jaar samen met mijn huidige vrouw. Daarna vertrok ik naar Spanje, eerst voor een jaar om te proberen. Het huis had ik via de woningbouwvereniging onderverhuurd. Ik kreeg vervolgens nog een jaar uitstel voor onderverhuur. Maar daarna moest de knoop worden doorgehakt. De Jordaan of Ponferrada. Het werd, zonder veel twijfel, Ponferrada. Hoewel De Jordaan sindsdien nog veel toeristischer is geworden, blijft het een fijne buurt. Helaas zal het aantal sociale woningen zijn afgenomen. Naar verluid is het steeds moeilijker om in Amsterdam een betaalbare huurwoning te vinden. Ik ben benieuwd hoe lang het systeem van sociale huurwoningen in Amsterdam nog zal bestaan.
Ik neem de foto van mijn laatste huis en besluit dat het nu wel genoeg is met al dat nostalgische gedoe. Tijd voor een pilsje op een zonovergoten terras. Dat wordt mijn oude stamkroeg Café Scharrebier.
vrijdag 31 mei 2019
Ik zag twee beren
Misschien begon mijn belangstelling voor beren wel op de lagere school, toen ik in de derde klas het boek Bolke de Beer van Hildebrand in mijn handen kreeg. Ik verslond het werkelijk, en moest daarna alle andere boeken uit de reeks lezen (Bolke de Beer in Amerika, de zoon van Bolke de Beer enzovoort). Later in mijn leven zou iets dergelijks gebeuren met de Tom Poes boeken van Marten Toonder waar de beer Ollie B. Bommel zo’n prominente rol in speelde. Maar goed, beren zie je verder in Nederland alleen maar verkommeren in de dierentuin en ze verdwenen langzaamaan uit mijn belevingswereld om plaats te maken voor de dieren die wel in het wild in ons zo platte en zo natte landje voorkomen.
Maar toen ik steeds vaker mijn vakanties begon door te brengen in Spanje, leefde mijn hoop op dat ik ooit een beer in het wild zou waarnemen. Tijdens mijn bergwandelingen heb ik ze nooit gezien, maar zij mij waarschijnlijk wel. Eén keer ben ik in elk geval heel dichtbij geweest. Dat was toen ik met Nederlandse vrienden verbleef in een klein gehuchtje nabij de Picos de Europa. Laat in de avond viel ons op dat de schapen plotseling luidruchtig blatend dicht bij de huizen kwamen. Toen ik de volgende morgen ging wandelen, stond de boer hoofdschuddend naast een jonge kersenboom die op zijn kant lag. ‘¡Dat heeft de beer gedaan!’ legde hij uit. Na dat lange weekend in de Picos de Europa bleek ik een aantal teken te hebben opgelopen, waarbij niet uit te sluiten was dat het om berenteken zou kunnen gaan. Niet zonder trots bedacht ik me dat ik in dat geval een beer als bloedbroeder zou hebben.
Mijn eerste waarneming van een beer vond twee weken geleden plaats. Met mijn vrouw Ana, mijn nichtje Merel en haar man Henk-Jan verbleef ik dat weekend in de geweldige herberg van Salentinos, hier in de bergen ten noorden van Ponferrada (Een absolute aanrader, kijk maar eens HIER). Ook daar zitten beren, soms zelfs nabij het dorp, maar die hadden we op vrijdag, tijdens de zware wandeltocht over de majestueuze berg El Catoute naar het dorp toe, niet gezien. De herbergier nam ons op zaterdag mee op een berentocht met zijn landrover. We stopten op twee plekken in El Bierzo. Geen beer te zien. Daarna staken we over naar Asturias, de regio aan de noordkant van het Cantabrische gebergte. We stopten op een plek waar, vreemd genoeg, al werd gewaarschuwd voor overstekende beren. Mijn vermoeden dat het ging om een grap werd weggenomen toen Ana opeens fluisterde: ‘¡Kijk daar!’ Aan de overkant van de rivier liep een beer langzaam langs de berg omhoog. Een geweldige sensatie. Later die dag, op een andere plek in Asturias, zagen we er nog één. Op de terugweg naar de herberg zetten de Nederlanders spontaan het lied ‘Ik zag twee beren broodjes smeren’ in wat, na het nodige vertaalwerk, de Spanjaarden deed concluderen dat het in het lied wel om Nederlandse beren moest gaan. Spaanse beren smeren geen broodjes. Die eten het menu van de dag!
Voor een impressie van het weekend met het bekende lied over de twee beren, klik HIER
Maar toen ik steeds vaker mijn vakanties begon door te brengen in Spanje, leefde mijn hoop op dat ik ooit een beer in het wild zou waarnemen. Tijdens mijn bergwandelingen heb ik ze nooit gezien, maar zij mij waarschijnlijk wel. Eén keer ben ik in elk geval heel dichtbij geweest. Dat was toen ik met Nederlandse vrienden verbleef in een klein gehuchtje nabij de Picos de Europa. Laat in de avond viel ons op dat de schapen plotseling luidruchtig blatend dicht bij de huizen kwamen. Toen ik de volgende morgen ging wandelen, stond de boer hoofdschuddend naast een jonge kersenboom die op zijn kant lag. ‘¡Dat heeft de beer gedaan!’ legde hij uit. Na dat lange weekend in de Picos de Europa bleek ik een aantal teken te hebben opgelopen, waarbij niet uit te sluiten was dat het om berenteken zou kunnen gaan. Niet zonder trots bedacht ik me dat ik in dat geval een beer als bloedbroeder zou hebben.
Mijn eerste waarneming van een beer vond twee weken geleden plaats. Met mijn vrouw Ana, mijn nichtje Merel en haar man Henk-Jan verbleef ik dat weekend in de geweldige herberg van Salentinos, hier in de bergen ten noorden van Ponferrada (Een absolute aanrader, kijk maar eens HIER). Ook daar zitten beren, soms zelfs nabij het dorp, maar die hadden we op vrijdag, tijdens de zware wandeltocht over de majestueuze berg El Catoute naar het dorp toe, niet gezien. De herbergier nam ons op zaterdag mee op een berentocht met zijn landrover. We stopten op twee plekken in El Bierzo. Geen beer te zien. Daarna staken we over naar Asturias, de regio aan de noordkant van het Cantabrische gebergte. We stopten op een plek waar, vreemd genoeg, al werd gewaarschuwd voor overstekende beren. Mijn vermoeden dat het ging om een grap werd weggenomen toen Ana opeens fluisterde: ‘¡Kijk daar!’ Aan de overkant van de rivier liep een beer langzaam langs de berg omhoog. Een geweldige sensatie. Later die dag, op een andere plek in Asturias, zagen we er nog één. Op de terugweg naar de herberg zetten de Nederlanders spontaan het lied ‘Ik zag twee beren broodjes smeren’ in wat, na het nodige vertaalwerk, de Spanjaarden deed concluderen dat het in het lied wel om Nederlandse beren moest gaan. Spaanse beren smeren geen broodjes. Die eten het menu van de dag!
Voor een impressie van het weekend met het bekende lied over de twee beren, klik HIER
Labels:
beren,
El Bierzo,
El Catoute,
Nederland,
Ponferrada,
Salentinos
vrijdag 12 april 2019
De wandeling van Ponferrada naar El Embalse de Bárcena en weer terug
Toen ik vanmorgen vanuit mijn raam zag hoe de ochtendzon de sneeuw op de bergtoppen van de Montes Aquilianos lichtoranje verfde, was het me duidelijk: vandaag zou het een schitterende dag worden. Ik trok mijn wandelschoenen aan, daalde de trap af en liep automatisch richting El Pajariel. Maar toen bedacht ik me. Gistermiddag had mijn 18-jarige studente me verteld dat ze met haar klas vandaag naar El Pajariel zou gaan voor het vak aardrijkskunde. Iets met stenen en grondsoorten, had ze daar met licht afgrijzen aan toegevoegd. De kans was natuurlijk klein dat we elkaar zouden treffen, El Pajariel heeft vele paden, maar ze zou het misschien een beetje vreemd vinden als ik daar opeens gewapend met verrekijker en wandelkleren zou verschijnen. Voor je het weet word je versleten voor vieze oude man die bewust aanstuurt op een ontmoeting buiten lestijd. Ik maakte rechtsomkeert en besloot de wandeling te maken naar het stuwmeer, el embalse de Bárcena.
Vlakbij het Nationale Energiemuseum aan de oever van El Sil stond een bord met twee routes aangegeven: La Senda de los Romeros aan de linkerkant van de rivier, La Senda de Bas aan de andere kant. Ik nam als heenweg de mij al bekende route aan de linkerkant. Het was nog vroeg en wat frisjes. Er was helemaal niemand. In de struiken hoorde ik verscheidene keren geritsel. Wat voor dieren zouden dat zijn? Toen het pad dieper afdaalde in de kloof van El Sil, zag ik langzaam door de wind voortbewogen mistslierten boven het stilstaande water. Vlaamse gaaien krijsten er op los, af en toe onderbroken door de spottende lach van een groene specht.
Bij de dam van het grote stuwmeer aangekomen, liep ik naar de overkant van El Sil en vond ik het begin van La Senda de Bas. Deze route was duidelijk net aangelegd. Er waren her en der zelfs bruggetjes gemaakt van mooie planken en waar het pad al te dicht langs een steile helling ging stond een keurig hekje, vaak met het embleem van de wandeling er op. Ik besloot dit eens nader te bekijken.
Bas van der Goor foundation, stond er te lezen. Nou begreep ik het. Ik had er helemaal niet bij stilgestaan, maar de drie kleuren waarmee de route soms stond aangegeven waren de kleuren van de Nederlandse vlag: rood, wit en blauw. Nou hou ik op zich helemaal niet van vlaggenvertoon; daar worden we in Spanje, vanwege de Catalaanse kwestie, de laatste tijd al voldoende mee lastig gevallen en ook in Nederland heeft tot mijn afgrijzen een ultranationalistische partij bij de laatste verkiezingen de meeste stemmen gehaald.
Maar goed, hier ging het op zich om een mooi doel; het bevorderen dat diabetici niet bij de pakken neerzitten maar gaan sporten en bewegen, met als lichtend voorbeeld onze beste volleyballer ooit: Bas van de Goor. Ik had een paar jaar geleden al eens een gesprek gehad met Petra, één van de oprichters van de stichting, waarbij ze me de doelstellingen van de stichting uiteenzette. Zij gaan onder andere hier in Noord-Spanje wandeltochten organiseren voor diabetici en hebben in samenwerking met enkele Berciaanse artsen en vrijwilligers dus deze wandelroute vrijgemaakt en gemarkeerd. Een aanrader voor iedere bezoeker aan El Bierzo. Eén ding, Bassie en Petra. Het zou pas een volledig Nederlands feestje zijn als daar bij het stuwmeer een echt oudhollands pannenkoekenhuis zou worden geopend! Maar verder alles perfect, hoor! Bedankt voor de mooie route!
Vlakbij het Nationale Energiemuseum aan de oever van El Sil stond een bord met twee routes aangegeven: La Senda de los Romeros aan de linkerkant van de rivier, La Senda de Bas aan de andere kant. Ik nam als heenweg de mij al bekende route aan de linkerkant. Het was nog vroeg en wat frisjes. Er was helemaal niemand. In de struiken hoorde ik verscheidene keren geritsel. Wat voor dieren zouden dat zijn? Toen het pad dieper afdaalde in de kloof van El Sil, zag ik langzaam door de wind voortbewogen mistslierten boven het stilstaande water. Vlaamse gaaien krijsten er op los, af en toe onderbroken door de spottende lach van een groene specht.
Bij de dam van het grote stuwmeer aangekomen, liep ik naar de overkant van El Sil en vond ik het begin van La Senda de Bas. Deze route was duidelijk net aangelegd. Er waren her en der zelfs bruggetjes gemaakt van mooie planken en waar het pad al te dicht langs een steile helling ging stond een keurig hekje, vaak met het embleem van de wandeling er op. Ik besloot dit eens nader te bekijken.
Bas van der Goor foundation, stond er te lezen. Nou begreep ik het. Ik had er helemaal niet bij stilgestaan, maar de drie kleuren waarmee de route soms stond aangegeven waren de kleuren van de Nederlandse vlag: rood, wit en blauw. Nou hou ik op zich helemaal niet van vlaggenvertoon; daar worden we in Spanje, vanwege de Catalaanse kwestie, de laatste tijd al voldoende mee lastig gevallen en ook in Nederland heeft tot mijn afgrijzen een ultranationalistische partij bij de laatste verkiezingen de meeste stemmen gehaald.
Maar goed, hier ging het op zich om een mooi doel; het bevorderen dat diabetici niet bij de pakken neerzitten maar gaan sporten en bewegen, met als lichtend voorbeeld onze beste volleyballer ooit: Bas van de Goor. Ik had een paar jaar geleden al eens een gesprek gehad met Petra, één van de oprichters van de stichting, waarbij ze me de doelstellingen van de stichting uiteenzette. Zij gaan onder andere hier in Noord-Spanje wandeltochten organiseren voor diabetici en hebben in samenwerking met enkele Berciaanse artsen en vrijwilligers dus deze wandelroute vrijgemaakt en gemarkeerd. Een aanrader voor iedere bezoeker aan El Bierzo. Eén ding, Bassie en Petra. Het zou pas een volledig Nederlands feestje zijn als daar bij het stuwmeer een echt oudhollands pannenkoekenhuis zou worden geopend! Maar verder alles perfect, hoor! Bedankt voor de mooie route!
woensdag 3 april 2019
De blaffende ree
Toen ik vanmorgen El Pajariel omhoog liep, vroeg ik het me opnieuw af: zouden de drie reeën nog leven? Voor de winter zag ik ze tijdens mijn ochtendwandelingen bijna altijd op dezelfde plek, daar waar mijn favoriete steile paadje omhoog even wat vlakker wordt. Ze leken nauwelijks schuw. Maar als ze er na lang aarzelen vandoor gingen, was het schitterend te zien met welk gemak zij langs de steile helling renden.
De kou kan ze dit jaar niet fataal zijn geworden. De winter was kort en zeker niet hevig. Het begon eigenlijk al begin februari lente te worden. Een beetje ree zal het hebben doorstaan. Maar El Pajariel ligt dicht bij de stad. Het is gebruiksnatuur. Er wordt gewandeld, gefietst, gejaagd, gemotorcrosst, met auto’s naar boven gereden om op de top met uitzicht over de stad bier te drinken en de liefde te bedrijven en, helaas, af en toe ziet iemand zich genoodzaakt de berg in de fik te steken.
Misschien was de laatste keer dat ik één van mijn reeën zag die mooie donderdagmiddag in november, vlak voor het vallen van de avond. Mijn avondstudent had de les afgezegd en dus maakte ik van de gelegenheid gebruik om nog even snel omhoog te lopen, vanwege het late uur via de gemakkelijk begaanbare onverharde weg. Ik werd ingehaald door landrovers vol baardige, nors kijkende mannen. Jagers, waarschijnlijk. Toen ik boven in het dennenbos was aangekomen, zag ik dat er al meerdere wagen rond het bos geparkeerd stonden. Even zag ik een ree tussen de bomen beneden op de helling. Ik maakte wat meer lawaai dan noodzakelijk zodat het op de vlucht sloeg. ‘Het ga je goed, Bambi,’ dacht ik bij mezelf.
Wat een verschil toch tussen de manier waarop er in Spanje of in Nederland met natuurbeheer wordt omgegaan. Ja, ik heb alles gehoord over de Oostvaardersplassencontroverse en zal daar in de versie van dit verhaal op mijn Spaanstalige blog gretig over vertellen. Hier is de jacht integraal onderdeel van het dorpsleven. En toch zitten de bergen nog vol everzwijnen en reeën. Er lijken altijd weer voldoende beesten te ontkomen om het bestand op peil te houden. Laatst werd naar aanleiding van een juridische procedure van een lokale dierenpartij de jacht stopgezet. Het land was werkelijk te klein. De jacht werd als onderdeel van de Spaanse identiteit gezien. Een middel om de ontvolking van het platteland tegen te gaan. Ondertussen is het jachtseizoen per 1 april gewoon weer van start gegaan.
Na een korte winterstop heb ik mijn wandelingen op El Pajariel weer hervat. Er is altijd veel te zien; de natuur verveelt nooit. Zo waren daar vandaag opeens allemaal witte, op sneeuwklokjes lijkende bloemetjes langs mijn favoriete steile paadje. In het dennenbos meende ik even een zwarte specht te horen. Toen ik daar tussen de bomen doodstil stond te wachten tot ik het beest zou waarnemen, hoorde ik achter me opeens een blurpend geluid. Ik keek om. Een ree keek mij aan. Het blafte naar me. Even dacht ik dat het een groet was. Maar daarna bedacht ik me dat het vloek kon zijn geweest. Voor al die keren dat ik met mijn ochtendlijke dadendrang de rust verstoord had van zijn gezin, waar hij wellicht de enige overlevende van was. Het beest draaide zich om en verdween langzaam tussen de pijnbomen.
De kou kan ze dit jaar niet fataal zijn geworden. De winter was kort en zeker niet hevig. Het begon eigenlijk al begin februari lente te worden. Een beetje ree zal het hebben doorstaan. Maar El Pajariel ligt dicht bij de stad. Het is gebruiksnatuur. Er wordt gewandeld, gefietst, gejaagd, gemotorcrosst, met auto’s naar boven gereden om op de top met uitzicht over de stad bier te drinken en de liefde te bedrijven en, helaas, af en toe ziet iemand zich genoodzaakt de berg in de fik te steken.
Misschien was de laatste keer dat ik één van mijn reeën zag die mooie donderdagmiddag in november, vlak voor het vallen van de avond. Mijn avondstudent had de les afgezegd en dus maakte ik van de gelegenheid gebruik om nog even snel omhoog te lopen, vanwege het late uur via de gemakkelijk begaanbare onverharde weg. Ik werd ingehaald door landrovers vol baardige, nors kijkende mannen. Jagers, waarschijnlijk. Toen ik boven in het dennenbos was aangekomen, zag ik dat er al meerdere wagen rond het bos geparkeerd stonden. Even zag ik een ree tussen de bomen beneden op de helling. Ik maakte wat meer lawaai dan noodzakelijk zodat het op de vlucht sloeg. ‘Het ga je goed, Bambi,’ dacht ik bij mezelf.
Wat een verschil toch tussen de manier waarop er in Spanje of in Nederland met natuurbeheer wordt omgegaan. Ja, ik heb alles gehoord over de Oostvaardersplassencontroverse en zal daar in de versie van dit verhaal op mijn Spaanstalige blog gretig over vertellen. Hier is de jacht integraal onderdeel van het dorpsleven. En toch zitten de bergen nog vol everzwijnen en reeën. Er lijken altijd weer voldoende beesten te ontkomen om het bestand op peil te houden. Laatst werd naar aanleiding van een juridische procedure van een lokale dierenpartij de jacht stopgezet. Het land was werkelijk te klein. De jacht werd als onderdeel van de Spaanse identiteit gezien. Een middel om de ontvolking van het platteland tegen te gaan. Ondertussen is het jachtseizoen per 1 april gewoon weer van start gegaan.
Na een korte winterstop heb ik mijn wandelingen op El Pajariel weer hervat. Er is altijd veel te zien; de natuur verveelt nooit. Zo waren daar vandaag opeens allemaal witte, op sneeuwklokjes lijkende bloemetjes langs mijn favoriete steile paadje. In het dennenbos meende ik even een zwarte specht te horen. Toen ik daar tussen de bomen doodstil stond te wachten tot ik het beest zou waarnemen, hoorde ik achter me opeens een blurpend geluid. Ik keek om. Een ree keek mij aan. Het blafte naar me. Even dacht ik dat het een groet was. Maar daarna bedacht ik me dat het vloek kon zijn geweest. Voor al die keren dat ik met mijn ochtendlijke dadendrang de rust verstoord had van zijn gezin, waar hij wellicht de enige overlevende van was. Het beest draaide zich om en verdween langzaam tussen de pijnbomen.
Witte bloemetjes op El Pajariel
Labels:
El Bierzo,
el pajariel,
hert,
jacht,
natuurbeheer,
Nederland,
Oostvaardersplassen,
Ponferrada,
ree,
Spanje
zaterdag 9 maart 2019
Discriminatie!
Het is er op mijn ouwe dag toch nog van gekomen. Ik behoor ik tot een gemarginaliseerde minderheidsgroep.
Vroeger ging ik nog wel eens prat op mijn eenvoudige komaf. Ik groeide immers op in de Kolenkitbuurt in Amsterdam West, die op een gegeven moment werd betiteld als één van de meest problematische buurten van Nederland. Maar goed, dat was na de tijd dat ik er woonde. Ik was één van de laatste vertegenwoordigers van de babyboomgeneratie die in deze wijk opgroeide. We behoorden toen wellicht niet tot de allerarmsten van Nederland, maar wel tot de lagere middenklasse. Nederland was indertijd welvarend en uiteindelijk kon ik met een beurs studeren. Nee, mijn komaf kon ik nooit echt als verklaring aanvoeren voor mijn niet altijd even succesvolle maatschappelijke carrière, zeker niet toen de nazaten van de Turkse en Marokkaanse immigranten, die later in wijken als de Kolenkitbuurt terecht kwamen, tijdens hun loopbaan door taalachterstanden, cultuurverschillen en discriminatie tegen veel meer problemen aanliepen dan mensen van mijn generatie.
Toen ik tien jaar geleden hier in Spanje kwam wonen dacht ik even tot een gemarginaliseerde minderheidsgroep te gaan behoren. Een buitenlander, immers, afkomstig uit het arrogante Noord-Europa. Een immigrant die het Spaans spreekt met een sterk Amsterdams accent en steeds de vrouwelijke en mannelijke verbuigingen door elkaar haalt. Maar nee, ik werd hier over het algemeen uitermate vriendelijk ontvangen. Hooguit werd mijn accent grappig of zelfs schattig gevonden. En veel mensen wezen me er op dat ik met mijn kennis van buitenlandse talen altijd les kon geven in Engels, Duits of zelfs Nederlands. En aldus geschiedde.
Maar nu heb ik het zwart op wit. Ik word gediscrimineerd. Ik ben namelijk 60+. Ondanks dat ik hier privéstudenten ontvang en af en toe via internet lessen geef, heb ik met name in de ochtenden vaak weinig om handen en ben ik nog steeds actief op zoek naar een baan. Een Canadese buurman wees me op de mogelijke aanstelling als klassenassistent bij Engelse of vakken die in het Engels worden onderwezen op middelbare scholen. Het leek me wel wat. Dus schreef ik me via de site van het Spaanse ministerie van onderwijs in.
Een vriendelijke ambtenares bij de Spaanse ambassade in Nederland, die daar blijkbaar over gaat, schreef me een mail dat ik niet in aanmerking zou komen omdat ik de 60 was gepasseerd. Ik antwoordde haar dat dat me bevreemdde omdat ik nog minstens vijf jaar kon werken alvorens met pensioen te gaan en dat dit een typisch geval van leeftijdsdiscriminatie was. Ik vroeg haar de beslissing te herzien. Het is geen persoonlijke beslissing, antwoordde ze, en ze wees me op de voorwaarden in de bijlage. Ik antwoordde op mijn beurt weer dat dat dan officiële discriminatie was en dat ik in een klacht zou indienen bij de arbeidsinspectie of eventueel bij de EU. Niet lang daarna kreeg ik een computergestuurde officiële afwijzing.
Ik belde naar het ministerie in Madrid, maar kreeg daar van een veel minder vriendelijke telefoniste te horen dat ik niet bij hen moest wezen. Da´s vreemd, antwoordde ik, want onder de officiële afwijzing staat toch duidelijk het ministerie genoemd. Ze vond me overduidelijk een eigenwijze 60+er en weigerde me met wie dan ook door te verbinden. Ze is er wel in geslaagd om mijn voornemen om een officiële klacht in te dienen te laten varen. Ik heb er geen zin in om de komende jaren als een Don Quijote tegen de bureaucratische windmolens te strijden.
Dus, beste mensen, mochten jullie me in ´s morgens in Ponferrada aantreffen op een terrasje met een kopje koffie en een krant of wandelend langs de rivier El Sil om naar de vogeltjes te luisteren, denk dan niet dat mijn ledigheid voortkomt uit gebrek aan ambitie of initiatief. Het zit namelijk zo: ik word officieel gediscrimineerd!
Vroeger ging ik nog wel eens prat op mijn eenvoudige komaf. Ik groeide immers op in de Kolenkitbuurt in Amsterdam West, die op een gegeven moment werd betiteld als één van de meest problematische buurten van Nederland. Maar goed, dat was na de tijd dat ik er woonde. Ik was één van de laatste vertegenwoordigers van de babyboomgeneratie die in deze wijk opgroeide. We behoorden toen wellicht niet tot de allerarmsten van Nederland, maar wel tot de lagere middenklasse. Nederland was indertijd welvarend en uiteindelijk kon ik met een beurs studeren. Nee, mijn komaf kon ik nooit echt als verklaring aanvoeren voor mijn niet altijd even succesvolle maatschappelijke carrière, zeker niet toen de nazaten van de Turkse en Marokkaanse immigranten, die later in wijken als de Kolenkitbuurt terecht kwamen, tijdens hun loopbaan door taalachterstanden, cultuurverschillen en discriminatie tegen veel meer problemen aanliepen dan mensen van mijn generatie.
Toen ik tien jaar geleden hier in Spanje kwam wonen dacht ik even tot een gemarginaliseerde minderheidsgroep te gaan behoren. Een buitenlander, immers, afkomstig uit het arrogante Noord-Europa. Een immigrant die het Spaans spreekt met een sterk Amsterdams accent en steeds de vrouwelijke en mannelijke verbuigingen door elkaar haalt. Maar nee, ik werd hier over het algemeen uitermate vriendelijk ontvangen. Hooguit werd mijn accent grappig of zelfs schattig gevonden. En veel mensen wezen me er op dat ik met mijn kennis van buitenlandse talen altijd les kon geven in Engels, Duits of zelfs Nederlands. En aldus geschiedde.
Maar nu heb ik het zwart op wit. Ik word gediscrimineerd. Ik ben namelijk 60+. Ondanks dat ik hier privéstudenten ontvang en af en toe via internet lessen geef, heb ik met name in de ochtenden vaak weinig om handen en ben ik nog steeds actief op zoek naar een baan. Een Canadese buurman wees me op de mogelijke aanstelling als klassenassistent bij Engelse of vakken die in het Engels worden onderwezen op middelbare scholen. Het leek me wel wat. Dus schreef ik me via de site van het Spaanse ministerie van onderwijs in.
Een vriendelijke ambtenares bij de Spaanse ambassade in Nederland, die daar blijkbaar over gaat, schreef me een mail dat ik niet in aanmerking zou komen omdat ik de 60 was gepasseerd. Ik antwoordde haar dat dat me bevreemdde omdat ik nog minstens vijf jaar kon werken alvorens met pensioen te gaan en dat dit een typisch geval van leeftijdsdiscriminatie was. Ik vroeg haar de beslissing te herzien. Het is geen persoonlijke beslissing, antwoordde ze, en ze wees me op de voorwaarden in de bijlage. Ik antwoordde op mijn beurt weer dat dat dan officiële discriminatie was en dat ik in een klacht zou indienen bij de arbeidsinspectie of eventueel bij de EU. Niet lang daarna kreeg ik een computergestuurde officiële afwijzing.
Ik belde naar het ministerie in Madrid, maar kreeg daar van een veel minder vriendelijke telefoniste te horen dat ik niet bij hen moest wezen. Da´s vreemd, antwoordde ik, want onder de officiële afwijzing staat toch duidelijk het ministerie genoemd. Ze vond me overduidelijk een eigenwijze 60+er en weigerde me met wie dan ook door te verbinden. Ze is er wel in geslaagd om mijn voornemen om een officiële klacht in te dienen te laten varen. Ik heb er geen zin in om de komende jaren als een Don Quijote tegen de bureaucratische windmolens te strijden.
Dus, beste mensen, mochten jullie me in ´s morgens in Ponferrada aantreffen op een terrasje met een kopje koffie en een krant of wandelend langs de rivier El Sil om naar de vogeltjes te luisteren, denk dan niet dat mijn ledigheid voortkomt uit gebrek aan ambitie of initiatief. Het zit namelijk zo: ik word officieel gediscrimineerd!
dinsdag 12 februari 2019
Begin niet over de oorlog!
Tijdens een Engelse conversatieles hier bij mij thuis vroeg mijn student me of ik in de krant El Mundo het artikel had gelezen over de tentoonstelling van de tachtigjarige oorlog in het Rijksmuseum. Nadat ik dat ontkende, vervolgde hij met: ‘Het schijnt nogal een controversiële tentoonstelling te zijn vol anti-Spaanse propaganda, maar ja, elk land heeft behoefte aan nationale legendes, nietwaar?’ Ik was uitermate verbaasd. Ik had in december op de regionale radio Bierzo SER, waar ik af en toe mijn ‘opiniones de un guiri’ mag komen uitleggen, over de tentoonstelling verteld. Dat was wat gedurfd, ik geef het toe, want ik was er zelf niet geweest. Maar ik had er wel over gehoord en gelezen, onder andere in El País waarin gesteld werd dat Nederland met de tentoonstelling de Zwarte Legende (de protestantse propaganda tegen de Spanjaarden) wou begraven. Ook had ik op Uitzending Gemist de documentairereeks Tachtig Jaar Oorlog gezien, waarin op uitstekende wijze de gebeurtenissen van beide kanten werden belicht en in een brede historische context werden geplaatst.
Na de les mailde mijn student me de link naar het artikel. Met de tentoonstelling werd inderdaad de vloer aangeveegd. ‘De tachtigjarige oorlog en de ontstaansmythe van Nederland’, luidde de kop. De tentoonstelling zou volkomen passen in de sfeer van de Zwarte Legende waaronder de Spanjaarden nu al eeuwen lijden. De schrijfster van het artikel, María Elvira Roca Barea, kende ik. Zij schrijft soms ook in El País, en eigenlijk altijd over de zelfde onderwerpen: de hele wereld is tegen Spanje vanwege de Zwarte Legende, de inquisitie had helemaal niet zoveel mensen terechtgesteld en het Spaanse kolonialisme was lang niet zo erg als dat van andere landen. Toen Puigdemont, de Catalaanse president, naar België uitweek schreef zij in een artikel dat België het middelpunt van de hispanofobie zou zijn. België? Ja, België.(ik schreef hier al eens over in Fouten en Leugens) Ook had ze een artikel geschreven naar aanleiding van de protesten in VS tegen een standbeeld van Columbus als symbool van het kolonialisme (De indiaan Gerónimo sprak Spaans, luidt de kop). De protesten zouden een voortvloeisel zijn van de anti-Spaanse propaganda (Columbus is min of meer Spaans), waarbij ze zelfs de cowboyfilms als onderdeel van de Zwarte Legende ziet. Het gaat hier, denk ik, om een historica met een missie die af en toe uit de bocht vliegt.
Via de site van het Rijksmuseum schreef ik een email aan de curator van de tentoonstelling om hem te wijzen op het artikel en tot mijn verbazing kreeg ik vrijwel direct antwoord. De man was wat beduusd, zo leek het. Hij had al een Engelse vertaling gevonden en begreep niets van de kritiek. De tentoonstelling was juist bedoeld om het eenzijdige beeld van de oorlog dat in Nederland nog steeds bestond weg te nemen. Ik raadde hem aan een ingezonden artikel te schrijven aan El Mundo om de aantijgingen te weerleggen, maar weet niet of hij dat daadwerkelijk gedaan heeft.
Het is eigenlijk ongelooflijk dat gebeurtenissen van 450 jaar geleden nog steeds tot controverses kunnen leiden. Ik kom al sinds 1981 in Spanje en ben er uiteindelijk gaan wonen. In al die tijd heb ik nooit gedacht of gemerkt dat de tachtigjarige oorlog of welke Zwarte Legende dan ook nog een rol zouden spelen in de relaties tussen Nederlanders en Spanjaarden. Nooit heb ik gedacht: ¡no mencione la guerra! (begin niet over de oorlog) Maar nu nationale identiteiten weer in de mode zijn, is zelfs een oorlog uit zo’n ver verleden een twistpunt geworden.
Volgens mij zou geschiedkunde vooral gebaseerd moeten zijn op nieuwsgierigheid, op het omkijken in verwondering, waarbij met name de fouten en misdaden van het eigen land, volk of de eigen ideologie moeten worden onderzocht en getoond. De Spaanse inquisitie toonde zich bijzonder effectief in het verdrijven van alle niet-katholieke godsdiensten uit Spanje; dat ging echt niet op zachtzinnige wijze. Het Spaanse kolonialisme was weliswaar minder moorddadig dan de brute expansiedrift van de Verenigde Staten, maar heeft vele mensen het leven gekost en bijna een heel continent een vreemde taal, godsdienst en cultuur opgedrongen. En zo moet ook Nederland zich rekenschap geven van de zwarte pagina’s uit het verleden: de slavenhandel, het kolonialisme en, ja, ook van de wandaden die de troepen van Willem van Oranje en vooral de geuzen tijdens de tachtigjarige oorlog hebben begaan. In 2020 komt het Rijksmuseum met een tentoonstelling over de slavenhandel. Ik kan die nu al aanbevelen!
Na de les mailde mijn student me de link naar het artikel. Met de tentoonstelling werd inderdaad de vloer aangeveegd. ‘De tachtigjarige oorlog en de ontstaansmythe van Nederland’, luidde de kop. De tentoonstelling zou volkomen passen in de sfeer van de Zwarte Legende waaronder de Spanjaarden nu al eeuwen lijden. De schrijfster van het artikel, María Elvira Roca Barea, kende ik. Zij schrijft soms ook in El País, en eigenlijk altijd over de zelfde onderwerpen: de hele wereld is tegen Spanje vanwege de Zwarte Legende, de inquisitie had helemaal niet zoveel mensen terechtgesteld en het Spaanse kolonialisme was lang niet zo erg als dat van andere landen. Toen Puigdemont, de Catalaanse president, naar België uitweek schreef zij in een artikel dat België het middelpunt van de hispanofobie zou zijn. België? Ja, België.(ik schreef hier al eens over in Fouten en Leugens) Ook had ze een artikel geschreven naar aanleiding van de protesten in VS tegen een standbeeld van Columbus als symbool van het kolonialisme (De indiaan Gerónimo sprak Spaans, luidt de kop). De protesten zouden een voortvloeisel zijn van de anti-Spaanse propaganda (Columbus is min of meer Spaans), waarbij ze zelfs de cowboyfilms als onderdeel van de Zwarte Legende ziet. Het gaat hier, denk ik, om een historica met een missie die af en toe uit de bocht vliegt.
Via de site van het Rijksmuseum schreef ik een email aan de curator van de tentoonstelling om hem te wijzen op het artikel en tot mijn verbazing kreeg ik vrijwel direct antwoord. De man was wat beduusd, zo leek het. Hij had al een Engelse vertaling gevonden en begreep niets van de kritiek. De tentoonstelling was juist bedoeld om het eenzijdige beeld van de oorlog dat in Nederland nog steeds bestond weg te nemen. Ik raadde hem aan een ingezonden artikel te schrijven aan El Mundo om de aantijgingen te weerleggen, maar weet niet of hij dat daadwerkelijk gedaan heeft.
Het is eigenlijk ongelooflijk dat gebeurtenissen van 450 jaar geleden nog steeds tot controverses kunnen leiden. Ik kom al sinds 1981 in Spanje en ben er uiteindelijk gaan wonen. In al die tijd heb ik nooit gedacht of gemerkt dat de tachtigjarige oorlog of welke Zwarte Legende dan ook nog een rol zouden spelen in de relaties tussen Nederlanders en Spanjaarden. Nooit heb ik gedacht: ¡no mencione la guerra! (begin niet over de oorlog) Maar nu nationale identiteiten weer in de mode zijn, is zelfs een oorlog uit zo’n ver verleden een twistpunt geworden.
Volgens mij zou geschiedkunde vooral gebaseerd moeten zijn op nieuwsgierigheid, op het omkijken in verwondering, waarbij met name de fouten en misdaden van het eigen land, volk of de eigen ideologie moeten worden onderzocht en getoond. De Spaanse inquisitie toonde zich bijzonder effectief in het verdrijven van alle niet-katholieke godsdiensten uit Spanje; dat ging echt niet op zachtzinnige wijze. Het Spaanse kolonialisme was weliswaar minder moorddadig dan de brute expansiedrift van de Verenigde Staten, maar heeft vele mensen het leven gekost en bijna een heel continent een vreemde taal, godsdienst en cultuur opgedrongen. En zo moet ook Nederland zich rekenschap geven van de zwarte pagina’s uit het verleden: de slavenhandel, het kolonialisme en, ja, ook van de wandaden die de troepen van Willem van Oranje en vooral de geuzen tijdens de tachtigjarige oorlog hebben begaan. In 2020 komt het Rijksmuseum met een tentoonstelling over de slavenhandel. Ik kan die nu al aanbevelen!
De martelaren van Gorcum
maandag 14 januari 2019
Oud en Nieuw
Nog voordat het toetje werd geserveerd, ging de televisie aan. Op het scherm zagen wij, net als bijna heel Spanje op dat moment, de Puerta del Sol in Madrid, waar een mensenmenigte zich had verzameld rondom de klokkentoren. Een halfnaakte presentatrice deed gemaakt enthousiast over het naderende moment: de jaarwisseling. We hadden allemaal ons bakje met twaalf druiven in de hand. Stiekem had ik al bijna de helft van de druiven opgegeten. Het is een wat dwaze gewoonte, dat je na elke klokslag van middernacht een druif in je mond moet steken. En niet zonder gevaar; zeker voor kinderen of voor zestigplussers. Maar goed, in vergelijking met het Nederlandse vuurwerk is het een relatief gezonde, vreedzame en goedkope manier om het nieuwe jaar in te luiden. Maar het kan toch nooit een eeuwenlange oude traditie zijn? Druiven zijn hier in Spanje rijp in september, en zeker niet eind december. Dit was niet het moment voor dit soort dissidente meningen. Het slaan van de klok in Madrid was begonnen. Met speels gemak verorberde ik de mij resterende zes druiven om de twee slagen. Opzet geslaagd: dit keer kon ik de eerste nieuwjaarskussen uitwisselen zonder mijn bek vol druivenresten.
Het was een goede keus om de jaarwisseling hier te vieren in het restaurant La Central, vlak naast het Energiemuseum, lekker dicht bij ons huis. Mijn vrouw Ana had er dit jaar al een verrassingsfeestje voor me georganiseerd toen ik 60 werd en ook toen was het eten goed in orde. Nu hadden ze er nog een schepje bovenop gedaan; het oudejaarsmenu bestond uit vele gangen waarbij het werkelijk aan niets ontbrak: vlees, vis en zeefruit. In Nederland wordt er ook heel wat afgevreten rond de feestdagen, maar in Spanje is dat nog een graadje erger, vrees ik. Hier eet men eerst uitgebreid op kerstavond. Daarna moet je op eerste kerstdag twee keer aan de slag: zowel ’s middags als ’s avonds wordt er uitgebreid getafeld. Tweede kerstdag, daar doen ze gelukkig niet aan in Spanje (hoewel dat in andere regio’s zoals Catalonië anders schijnt te zijn). Met oud en nieuw wordt het allemaal nog eens dunnetjes overgedaan. Uitgebreid eten op oudejaarsavond en op nieuwjaarsdag het liefst zowel ’s middags als ’s avonds. En dan, terwijl Nederland al bezig is met het uitbuiken, komt Driekoningen. Dat is het feest van de cadeautjes voor de kinderen, inclusief met een intocht van de drie koningen. De avond vóór Driekoningen wordt er uitgebreid gedineerd, vanzelfsprekend; op de ochtend van 8 januari, terwijl de kinderen de cadeautjes uitpakken, wordt er ontbeten met een roscón, een ronde met gezoete vruchten versierde cake. En daarna wordt er meestal uitgebreid geluncht en gedineerd. Het kan dan ook niemand verbazen dat ‘minder eten’ en ‘meer bewegen’ de meest geuite goede voornemens voor het nieuwe jaar zijn.
Maar aan goede voornemens waren we daar in het restaurant La Central nog helemaal niet aan toe. Het toetje moest immers nog genuttigd worden. Daarna werden er feesthoedjes en papieren toetertjes uitgedeeld. Ballonnen gingen rond. Er werd discomuziek gedraaid. En iedereen in de zaal veranderde even in een feestvierend kind.
Het was een goede keus om de jaarwisseling hier te vieren in het restaurant La Central, vlak naast het Energiemuseum, lekker dicht bij ons huis. Mijn vrouw Ana had er dit jaar al een verrassingsfeestje voor me georganiseerd toen ik 60 werd en ook toen was het eten goed in orde. Nu hadden ze er nog een schepje bovenop gedaan; het oudejaarsmenu bestond uit vele gangen waarbij het werkelijk aan niets ontbrak: vlees, vis en zeefruit. In Nederland wordt er ook heel wat afgevreten rond de feestdagen, maar in Spanje is dat nog een graadje erger, vrees ik. Hier eet men eerst uitgebreid op kerstavond. Daarna moet je op eerste kerstdag twee keer aan de slag: zowel ’s middags als ’s avonds wordt er uitgebreid getafeld. Tweede kerstdag, daar doen ze gelukkig niet aan in Spanje (hoewel dat in andere regio’s zoals Catalonië anders schijnt te zijn). Met oud en nieuw wordt het allemaal nog eens dunnetjes overgedaan. Uitgebreid eten op oudejaarsavond en op nieuwjaarsdag het liefst zowel ’s middags als ’s avonds. En dan, terwijl Nederland al bezig is met het uitbuiken, komt Driekoningen. Dat is het feest van de cadeautjes voor de kinderen, inclusief met een intocht van de drie koningen. De avond vóór Driekoningen wordt er uitgebreid gedineerd, vanzelfsprekend; op de ochtend van 8 januari, terwijl de kinderen de cadeautjes uitpakken, wordt er ontbeten met een roscón, een ronde met gezoete vruchten versierde cake. En daarna wordt er meestal uitgebreid geluncht en gedineerd. Het kan dan ook niemand verbazen dat ‘minder eten’ en ‘meer bewegen’ de meest geuite goede voornemens voor het nieuwe jaar zijn.
Maar aan goede voornemens waren we daar in het restaurant La Central nog helemaal niet aan toe. Het toetje moest immers nog genuttigd worden. Daarna werden er feesthoedjes en papieren toetertjes uitgedeeld. Ballonnen gingen rond. Er werd discomuziek gedraaid. En iedereen in de zaal veranderde even in een feestvierend kind.
Labels:
Driekoningen,
El Bierzo,
El museo de la energía,
feest,
Kerstmis,
Nederland,
Nieuwjaar,
oudjaar,
Ponferrada,
roscón,
Spanje
Abonneren op:
Posts (Atom)